ECLI:NL:RBDHA:2022:745

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 februari 2022
Publicatiedatum
3 februari 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 1385
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongeldigverklaring rijbewijs en niet-ontvankelijkheid bezwaarschriften

Op 9 februari 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak betreffende de eiseres, die haar rijbewijs ongeldig verklaard zag. De rechtbank behandelde de beroepen van eiseres tegen drie besluiten van de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen. De eiseres had bezwaar gemaakt tegen de besluiten waarbij haar rijbewijs was geschorst en ongeldig verklaard, maar deze bezwaarschriften werden door verweerder niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. De rechtbank oordeelde dat de overschrijding van de bezwaartermijn niet verschoonbaar was, omdat eiseres op de hoogte was van de besluiten en de bijbehorende verplichtingen. De rechtbank bevestigde dat eiseres opnieuw rijexamen moet doen om haar rijbewijs te herwinnen, ondanks haar argumenten dat eerdere communicatie van verweerder onduidelijk was. De rechtbank verklaarde de beroepen ongegrond en bevestigde de besluiten van verweerder, waarbij eiseres de kosten van de procedure niet vergoed kreeg.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/1385

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 februari 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. P.C. La Croix Kaiser),
en
de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen,verweerder
(gemachtigde: mr. M. van der Wal).

Procesverloop

Bij besluit van 30 april 2018 (het primaire besluit 1) heeft verweerder het rijbewijs van eiseres geschorst en aan haar een onderzoek naar de rijvaardigheid opgelegd.
Bij besluit van 2 februari 2021 (het bestreden besluit 1) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit 1 niet-ontvankelijk verklaard.
Bij besluit van 22 oktober 2018 (het primaire besluit 2) heeft verweerder het rijbewijs van eiseres ongeldig verklaard.
Bij besluit van 11 januari 2021 (het bestreden besluit 2) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit 2 niet-ontvankelijk verklaard.
Bij besluit van 12 oktober 2020 (het primaire besluit 3) heeft verweerder eiseres rijgeschikt verklaard en aan haar medegedeeld dat zij opnieuw rijexamen kan doen.
Bij besluit van 21 januari 2021 (het bestreden besluit 3) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 december 2021 middels een videoverbinding. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Wat heeft verweerder besloten?
1.1
Bij het primaire besluit 1 heeft verweerder het rijbewijs van eiseres geschorst en aan eiseres een onderzoek naar de rijvaardigheid opgelegd. De reden hiervoor is dat eiseres zich onveilig heeft gedragen in het verkeer. Bij het primaire besluit 2 heeft verweerder het rijbewijs van eiseres ongeldig verklaard, omdat eisers de factuur voor het onderzoek naar de rijvaardigheid niet heeft voldaan. Bij het bestreden besluit 1 en het bestreden besluit 2 heeft verweerder de bezwaarschriften tegen het primaire besluit 1 en het primaire besluit 2 niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze bezwaarschriften te laat zouden zijn ingediend.
1.2
Bij het primaire besluit 3 heeft verweerder eiseres rijgeschikt verklaard en aan haar medegedeeld dat zij opnieuw rijexamen moet doen om weer over een geldig rijbewijs te beschikken. Bij het bestreden besluit 3 heeft verweerder het bezwaarschrift van eiseres tegen het primaire besluit 3 ongegrond verklaard.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
2. De rechtbank zal eerst de beroepen tegen het bestreden besluit 1 en het bestreden besluit 2 beoordelen. Vervolgens zal de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit 3 beoordelen. De rechtbank zal dat doen aan de hand van de beroepsgronden die eiseres tegen deze besluiten heeft aangevoerd.
Heeft verweerder de bezwaarschriften tegen het primaire besluit 1 en het primaire besluit 2 terecht niet-ontvankelijk verklaard?
3. Voor de beoordeling zijn de volgende regels van belang.
3.1
Op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken. Deze termijn vangt op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Awb aan op de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
3.2
Op grond van artikel 6:9, eerste lid, van de Awb is een bezwaarschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.
3.3
Op grond van artikel 6:11 van de Awb blijft bij een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
4.1
Eiseres stelt dat verweerder haar bezwaarschriften tegen het primaire besluit 1 en het primaire besluit 2 ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Zij is pas op de hoogte gekomen van het bestaan van deze besluiten nadat zij bezwaar had gemaakt tegen het bestreden besluit 3 en verweerder haar de op de zaak betrekking hebbende stukken had toegestuurd. Vervolgens heeft zij meteen bezwaar gemaakt. De termijnoverschrijding moet daarom volgens eiseres verschoonbaar worden geacht. Tevens voert zij aan dat verweerder geen deugdelijke verzendadministratie heeft en niet heeft aangetoond dat hij de brieven aangetekend heeft verzonden.
4.2
In het verweerschrift heeft verweerder gemotiveerd verweer gevoerd.
5. De rechtbank oordeelt als volgt.
5.1
Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres de bezwaartermijn heeft overschreden. De vraag die voorligt is of verweerder deze termijnoverschrijding terecht niet verschoonbaar heeft geacht. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt daartoe het volgende.
5.2.1
In beroep heeft verweerder telefoonnotities overgelegd van 2 mei 2018, 7 juni 2018, 14 juni 2018 en 9 juli 2018, waaruit onder andere blijkt dat eiseres contact heeft opgenomen met verweerder om een betalingsregeling te treffen met betrekking tot de opleggingskosten en de kosten voor het rijvaardigheidsonderzoek, waarvoor de facturen bij het primaire besluit 1 waren gevoegd. Dit impliceert dat eiseres in ieder geval bekend was met het feit dat zij de opleggingskosten en de kosten voor het rijvaardigheidsonderzoek moest voldoen. Daarnaast heeft zij ook tijdens het telefoongesprek van 14 juni 2018 gesteld dat zij geen kennis had van het primaire besluit 1, waarop de klantcontactmedewerker van verweerder haar op het bestaan van dit besluit heeft geattendeerd. Tot slot heeft verweerder onweersproken gesteld dat eiseres de opleggingskosten op 24 juli 2018 ook heeft voldaan, waarbij zij het kenmerk van de factuur die bij het primaire besluit 1 was gevoegd heeft vermeld, hetgeen eveneens impliceert dat zij van deze factuur kennis heeft genomen. Naar het oordeel van de rechtbank moet het er voor worden gehouden dat eiseres kennis heeft genomen van het primaire besluit 1. De overschrijding van de bezwaartermijn met betrekking tot dit besluit is niet verschoonbaar.
5.2.2
De rechtbank overweegt verder dat in het primaire besluit 1 is aangekondigd dat het rijbewijs van eiseres ongeldig zou worden verklaard, indien zij niet tijdig de opleggingskosten en de kosten voor het rijvaardigheidsonderzoek zou voldoen. Nu eiseres heeft kennis genomen van het primaire besluit 1 en de kosten voor het rijvaardigheidsonderzoek niet heeft voldaan, kon zij in ieder geval het bestaan van het primaire besluit 2 vermoeden. Daarnaast heeft verweerder een proces-verbaal van de Politie-Eenheid Noord-Holland overgelegd, waaruit blijkt dat eiseres op 24 december 2018 als bestuurder is staande gehouden op de autosnelweg en daarbij heeft verklaard dat haar rijbewijs ongeldig was verklaard. Dit impliceert dat eiseres op dat moment kennis had van de inhoud van het primaire besluit 2. Daarom is ook de overschrijding van de bezwaartermijn met betrekking tot het primaire besluit 2 niet verschoonbaar.
5.2.3
Verweerder heeft de bezwaarschriften van eiseres terecht niet-ontvankelijk verklaard. Hetgeen eiseres voor het overige heeft aangevoerd, kan dat niet anders maken en behoeft geen bespreking.
5.3
De beroepen tegen het bestreden besluit 1 en het bestreden besluit 2 zijn ongegrond. Dit betekent dat deze besluiten in stand blijven. Verweerder hoeft de kosten die eiseres heeft gemaakt voor de beroepen tegen deze besluiten niet te vergoeden.
Moet eiseres opnieuw rijexamen doen?
6.1
Eiseres stelt dat verweerder bij het bestreden besluit 3 ten onrechte heeft bepaald dat zij opnieuw rijexamen moet doen. Zij vindt dat zij weer de beschikking moet krijgen over een geldig rijbewijs zonder opnieuw rijexamen te doen. Eiseres heeft op 10 september 2020 een besluit ontvangen van verweerder, waarin is vermeld dat eiseres niets hoeft te doen en dat haar rijbewijs geldig blijft. Op 9 oktober 2020 heeft eiseres van verweerder een besluit gekregen waarin staat dat het besluit van 10 september 2020 onjuist is en dat dit besluit wordt ingetrokken. Tevens heeft eiseres op 9 oktober 2020 een nieuw besluit van verweerder ontvangen, waarin eveneens vermeld is dat zij niets hoeft te doen en dat haar rijbewijs geldig blijft. Vervolgens heeft zij op 12 oktober 2020 bericht gekregen van verweerder dat ook dit nieuwe besluit van 9 oktober 2020 niet juist is en dat ook dit besluit wordt ingetrokken. Tevens heeft eiseres op 12 oktober 2020 het primaire besluit 3 ontvangen. Hiermee staat volgens eiseres vast dat de besluitvorming door verweerder niet zorgvuldig is geweest en dat verweerder onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld.
6.2
In het verweerschrift heeft verweerder gemotiveerd verweer gevoerd.
7. De rechtbank overweegt dat het rijbewijs van eiseres ongeldig is verklaard en dat dit met zich brengt dat eiseres, ook nu zij weer rijgeschikt is verklaard, opnieuw rijexamen zal moeten doen om weer over een geldig rijbewijs te kunnen beschikken. Dat verweerder in de brieven van 10 september 2020 en 9 oktober 2020 per abuis heeft vermeld dat het rijbewijs van eiseres geldig blijft, maakt dat niet anders. Overigens had eiseres redelijkerwijs moeten begrijpen dat deze mededeling niet juist was, aangezien zij – blijkens hetgeen hiervoor is overwogen – wist dat haar rijbewijs ongeldig was verklaard.
8. Ook het beroep tegen het bestreden besluit 3 is ongegrond. Dat betekent dat eiseres opnieuw rijexamen moet doen om over een geldig rijbewijs te kunnen beschikken. Verweerder hoeft de kosten die eiseres heeft gemaakt voor dit beroep niet te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. J.F. Janmaat, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 januari 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.