ECLI:NL:RBDHA:2022:7445

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 juli 2022
Publicatiedatum
21 juli 2022
Zaaknummer
22_1739
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid bestuursrechter bij niet tijdig nemen van besluit inzake handhavingsverzoek

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 juli 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen de Vereniging Transport Ondernemers Nederland en de minister van Infrastructuur en Waterstaat. De eiseres, vertegenwoordigd door mr. M.C. van Meppelen Scheppink, heeft beroep ingesteld omdat de minister niet tijdig heeft beslist op haar handhavingsverzoek van 16 oktober 2021. Dit verzoek betrof het handhaven van illegaal parkeren van vrachtauto's op vluchtstroken, pechhavens en afritten langs snelwegen in Nederland. Eiseres stelde de minister in gebreke bij brief van 22 december 2021 en diende op 15 maart 2022 het beroep in.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het handhavingsverzoek is gebaseerd op artikel 43, derde lid, van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990. De rechtbank oordeelt dat de bestuursrechter niet bevoegd is om te oordelen over een beroep dat zich richt tegen het niet tijdig nemen van een besluit op grond van dit artikel, omdat de opsporing en vervolging van strafbare feiten, zoals overtredingen van verkeersregels, tot de taken van het Openbaar Ministerie (OM) behoren. De rechtbank heeft daarom besloten zich onbevoegd te verklaren en heeft bepaald dat het handhavingsverzoek door de minister moet worden doorgestuurd naar het OM.

De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling en dat het betaalde griffierecht van € 365,- aan eiseres wordt terugbetaald. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Eiseres heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens is met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/1739

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 juli 2022 in de zaak tussen

Vereniging Transport Ondernemers Nederland, te Rotterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. M.C. van Meppelen Scheppink),
en

de minister van Infrastructuur en Waterstaat, verweerder.

Overwegingen

Inleidende opmerkingen over de procedure
1. De griffie van de rechtbank heeft het beroep op 17 maart 2022 ingeschreven met verweerder als partij. Bij brief van 24 mei 2022 is Centrale Verwerking Openbaar Ministerie; Unit Mulder (hierna: OM), als verwerende partij gekwalificeerd en met die partij verder gecorrespondeerd. Deze handeling was niet juist omdat het beroep van eiseres geen betrekking heeft op een verzoek aan het OM. Het OM is door de griffie ten onrechte betrokken bij dit beroep. Met deze uitspraak wordt die handeling gecorrigeerd. De rechtbank zal ter voorlichting bepalen dat een kopie van de uitspraak ook aan het OM wordt verzonden.
Over het beroep
2. Omdat de bestuursrechter onbevoegd is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De rechtbank legt hierna uit waarom de bestuursrechter onbevoegd is.
3. Op grond van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb wordt onder een besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
4. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld (artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb). Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen (artikel 6:12, tweede lid, van de Awb).
5. Eiseres heeft verweerder in gebreke gesteld bij brief van 22 december 2021. Zij heeft op 15 maart 2022 beroep ingesteld omdat verweerder volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar verzoek van 16 oktober 2021 om handhavend op te treden tegen illegaal parkeren van vrachtauto’s op vluchtstroken, pechhavens en afritten langs de snelwegen in Nederland (hierna: het handhavingsverzoek). Bij brief van 29 juni 2022 heeft eiseres verklaard dat zij het handhavingsverzoek baseert op artikel 43, derde lid, van het Regelement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 (hierna: het Reglement).
6. Artikel 92, eerste lid, van het Reglement bepaalt dat overtreding van artikel 43 van het Regelement een strafbaar feit is.
7. Opsporing en vervolging van strafbare feiten behoort tot de taken van het OM en niet tot die van verweerder. Dit betekent dat verweerder niet het bevoegde orgaan is om op het handhavingsverzoek te beslissen. Gelet hierop is de bestuursrechter eveneens niet bevoegd te oordelen over een beroep dat zich richt tegen het niet tijdig nemen van een besluit op grond van 43, derde lid, van het Regelement.
8. De rechtbank verklaart zich onbevoegd kennis te nemen van het beroep.
9. Verweerder dient het handhavingsverzoek op grond van artikel 2:3 van de Awb door te zenden naar het daartoe bevoegde orgaan, in dit geval het OM.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
11.
Op grond van artikel 2.5, zesde lid, van het Procesreglement bestuursrecht rechtbanken 2021, wordt het betaalde griffierecht van € 365,- door de griffier aan eiseres terugbetaald.

Beslissing

De rechtbank
- verklaart zich onbevoegd om van het beroep kennis te nemen;
- bepaalt dat een kopie van deze uitspraak ook aan het Openbaar Ministerie (Centrale Verwerking Openbaar Ministerie; Unit Mulder) wordt verzonden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van
mr. I.N. Powell, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 12 juli 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.