Overwegingen
1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en van Gambiaanse nationaliteit te zijn.
2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij homoseksueel is en dat hij daardoor problemen heeft ondervonden in Gambia, onder andere met zijn familie en met de politie. Eiser heeft verklaard dat hij moest vluchten, omdat zijn leven gevaar liep.
3. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw. Verweerder vindt dat de homoseksuele geaardheid van eiser en de daaruit voortgevloeide problemen ongeloofwaardig zijn.
4. Op wat eiser tegen het bestreden besluit heeft aangevoerd, wordt hierna ingegaan.
Werkinstructie IND
5. Voor de beoordeling van asielaanvragen waarbij seksuele geaardheid als asielmotief wordt aangevoerd, hanteert verweerder WI2019/17. In het kader van het onderzoek naar de geloofwaardigheid van de gestelde geaardheid worden onder meer vragen gesteld over een aantal vaste thema’s: het privéleven van de vreemdeling, huidige en voorgaande relaties, contacten in het land van herkomst en contact met of kennis van lhbti-groepen in het land van herkomst, contact met lhbti’s in Nederland en kennis van de Nederlandse situatie en discriminatie, repressie en vervolging in het land van herkomst. In het algemeen ligt het zwaartepunt op de antwoorden op vragen over de eigen ervaringen en persoonlijke beleving van de vreemdeling met betrekking tot zijn seksuele geaardheid, wat dit voor hem en zijn omgeving heeft betekend, wat de situatie is voor personen met die geaardheid in het land van herkomst en hoe diens ervaringen in het algemeen beeld passen. Dit geldt temeer als een vreemdeling afkomstig is uit een land waar een lhbti-geaardheid maatschappelijk onacceptabel of strafbaar gesteld is.
De rechtbank acht deze wijze van beoordeling aanvaardbaar.
6. Een uitgangspunt van WI 2019/17 is ook dat de hoormedewerker zich tijdens het gehoor onbevangen opstelt dat zo veel mogelijk voorkomt dat deze (onbewust) redeneert vanuit een persoonlijk, vaak westers, referentiekader. Er dient te worden doorgevraagd op de persoonlijke belevingen van de vreemdeling en de persoonlijke betekenis die de gebeurtenissen voor de vreemdeling hebben gehad. Bij het stellen van vragen dient ook rekening te worden gehouden met de mate waarin mensen hun gerichtheid in woorden kunnen vatten, omdat dit per persoon zal verschillen. Daarbij is opgemerkt dat niet iedere vreemdeling gewend is om over zijn persoonlijke ervaringen en gevoelens te praten. De opdracht aan de hoormedewerker is dan om zoveel mogelijk aansluiting te zoeken bij het niveau en de wijze van vertellen van de vreemdeling en zijn referentiekader.
7. Eiser heeft aangevoerd dat zijn referentiekader niet op de juiste wijze is meegenomen in de beoordeling. Hij heeft daarbij opgemerkt dat hij weliswaar heeft verklaard dat hij negen jaar onderwijs heeft genoten, maar dat hij pas vanaf 2005 regulier basisonderwijs op een Engelse school heeft gekregen. Hij was toen 17 jaar oud. Daarvoor ging hij naar de Koranschool. Eiser wijst erop dat hij dus in de gehele periode van zijn adolescentie niet op regulier onderwijs heeft gezeten en dat hij ook geen ouderlijk figuur in zijn leven heeft gehad die hem kon helpen in zijn ontwikkeling en hem informatie en uitleg kon geven. Eiser stelt dat zijn ontwikkeling daardoor van een veel lager niveau is dan van de gemiddelde persoon.
8. De rechtbank volgt eiser niet in zijn standpunt dat in de gehoren en in de beoordeling onvoldoende rekening is gehouden met zijn referentiekader en ontwikkelingsniveau. Verweerder was op de hoogte van de hiervoor vermelde door eiser gestelde feiten. Uit het bestreden besluit en uit het voornemen blijkt dat het referentiekader van eiser uitdrukkelijk is meegenomen in de beoordeling. De rapporten van de gehoren geven er blijk van dat de hoormedewerkers eiser op zorgvuldige wijze en onbevangen hebben benaderd en dat er is doorgevraagd. De rechtbank ziet in de rapporten van de gehoren ook geen aanwijzingen dat eiser vragen niet goed begreep of dat deze vaak moesten worden geherformuleerd. De in de zienswijze gegeven argumenten zijn door verweerder in het bestreden besluit gemotiveerd weerlegd. Eiser heeft in beroep ook niet concreet gemaakt in hoeverre het referentiekader van invloed is geweest op het afleggen van zijn verklaringen of in hoeverre verweerder nog meer rekening met het referentiekader had moeten houden.
De stelling van eiser over het ontbreken van een ouderfiguur in zijn jeugd heeft verweerder in het verweerschrift gemotiveerd weerlegd. Verweerder heeft daarbij terecht gewezen op de verklaringen van eiser afgelegd tijdens het aanmeldgehoordat hij heeft samengewoond met zijn vader en zijn oma tot hun overlijden, waarbij de oma zou zijn overleden toen eiser 10 jaar oud was en de vader toen eiser ongeveer 24 jaar oud was.
9. Verweerder heeft, gelet op het voorgaande, kunnen aannemen dat van eiser mag worden verwacht dat hij gedetailleerd en inzichtelijk verklaart over zijn persoonlijke ervaringen en gevoelens.
10. Eiser stelt dat verweerder zijn seksuele geaardheid ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat hem ten onrechte het gebruik van verschillende termen voor zijn seksuele geaardheid is tegengeworpen. Hij noemt zichzelf homoseksueel omdat hij op mannen valt, maar dat hij ook op vrouwen kan vallen, maakt hem biseksueel. Dat is volgens eiser niet tegenstrijdig. Verder geeft eiser aan het moeilijk te vinden om over zijn gevoelens te praten, dat hij zijn geaardheid voor zichzelf wel heeft geaccepteerd, maar dat dat iets anders is dan openlijk met een vreemde over zijn geaardheid te praten. Het bevreemdt eiser verder dat hem wordt tegengeworpen dat hij niet inzichtelijk heeft gemaakt waardoor hij zijn geaardheid meteen heeft kunnen accepteren.
11. De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet ten onrechte heeft overwogen dat eiser wisselende en tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd. Het wisselend gebruiken van de termen homoseksueel en biseksueel is daarbij niet het enige dat aan eiser is tegengeworpen. Verweerder heeft in dat verband terecht opgemerkt dat eiser ook wisselend heeft verklaard over wanneer hij voor het eerst heeft gehoord over homoseksualiteit en over de strafbaarheid van homoseksualiteit in Gambia.
12. Verweerder heeft eiser ook kunnen tegenwerpen dat hij geen inzicht heeft gegeven in zijn gevoelens en zijn persoonlijke ervaringen. Bij het nader gehoor is – onder meer – gesproken over de relaties van eiser met [naam2] en Isatou. Uit de verklaringen van eiser kan worden afgeleid dat de affectieve relatie met zijn beste vriend [naam2] is gestart in 2006 en heeft geduurd tot het moment dat eiser is gevlucht. Dat was in mei 2014 en eiser was toen 26 jaar oud. Verweerder heeft niet ten onrechte overwogen dat eiser geen inzicht heeft gegeven in zijn gevoelens voor [naam2], aangezien hij tijdens het gehoor met name verklaarde over de fysieke aspecten van [naam2]. Verweerder heeft in redelijkheid kunnen aannemen dat van eiser mag worden verwacht dat hij meer de diepte in gaat met betrekking tot zijn gevoelens voor hem, gelet ook op de gestelde duur van hun relatie.
13. Verweerder heeft in het bestreden besluit rekening gehouden met de stelling van eiser dat hij het moeilijk vindt om over zijn gevoelens te praten, maar verweerder heeft kunnen overwegen dat van eiser redelijkerwijs mag worden verwacht dat hij meer inzichtelijk en gedetailleerd verklaart over zijn gevoelens, mede gelet op het gegeven dat eiser onderwijs heeft gehad en dat hij reeds op jonge leeftijd achter zijn homoseksualiteit is gekomen.
14. De relatie met Isa([naam4]) heeft volgens de verklaringen van eiser zeven maanden geduurd. Op de vraag wat eiser zo leuk vond aan [naam3], heeft eiser verklaard dat zij een vrouw was, dat hij haar niet slecht vond en dat zij hem hielp met heel veel dingen. Daarnaast heeft eiser verklaard dat hij Isatou voornamelijk seksueel aantrekkelijk vond.
Verweerder heeft niet ten onrechte overwogen dat van eiser mag worden verwacht dat hij meer over zijn gevoelens kan verklaren, gelet op de duur van de relatie, en dat hij inzichtelijk maakt wat maakt dat hij nu wel gevoelens heeft gekregen voor een vrouw, gelet op zijn eerdere negatieve ervaringen.
Kennis over situatie lhbti’s in Gambia en Europa
15. Eiser heeft tijdens het nader gehoor verklaard dat hij, naast [naam2], nooit contact heeft gehad met andere lhbti’s. Hij heeft tevens verklaard dat in Gambia geen organisaties bestaan die opkomen voor de belangen van lhbti’s. Op de vraag of eiser hiernaar onderzoek heeft gedaan, heeft hij verklaard:
“Nee, heb ik nooit gedaan. Maar ik weet dat het niet bestaat.”.
16. De rechtbank volgt eiser niet in zijn standpunt dat verweerder hem niet heeft mogen tegenwerpen dat hij dat onderzoek in Gambia niet heeft gedaan. Verweerder heeft in het bestreden besluit vooropgesteld dat gebrek aan kennis over de lhbti-situatie in Gambia op zichzelf niet kan leiden tot ongeloofwaardigheid, maar dat dit wel meeweegt in de algehele beoordeling van het relevante element. Verweerder heeft niet ten onrechte overwogen dat het verlaten van het eigen land en het zoeken van bescherming elders een drastische keuze is, en dat van eiser daarom in redelijkheid mag worden verwacht dat hij enige kennis heeft opgedaan over de strafbaarheid van homoseksualiteit en het bestaan van lhbti-belangenorganisaties in het land van herkomst. In de enkele stelling van eiser, dat hij vanuit de compound waar hij woonde geen toegang had tot internet, heeft verweerder geen aanleiding hoeven zien om anders te besluiten, aangezien er ook andere kanalen bestaan om aan informatie te kunnen komen.
17. Ook voor de kennis over de situatie voor lhbti’s in Europa geldt dat verweerder in het bestreden besluit heeft kunnen meewegen dat eiser daarvan niet op de hoogte is. Verweerder heeft daarbij ook rekening gehouden met de periode waarin eiser al op Europees grondgebied heeft verbleven voordat hij asiel aanvroeg in Nederland.
Eiser betwist niet dat hij geen kennis heeft van de situatie voor lhbti’s in Nederland en andere landen in Europa. Eiser heeft in beroep terecht erop gewezen dat het volgens WI 2019/17 ook geen vereiste is dat een vreemdeling contact heeft met andere lhbti’s in Nederland of kennis moet hebben van de Nederlandse situatie. Nu echter vast staat dat eiser die kennis niet heeft, kan dit ook niet in zijn voordeel worden meegewogen.
18. Het voorgaande leidt tot het oordeel dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd waarom hij de door eiser gestelde seksuele geaardheid ongeloofwaardig heeft bevonden. Dat betekent dat ook de door eiser gestelde daaruit voortgevloeide problemen niet ten onrechte ongeloofwaardig zijn geacht.
19. Verweerder heeft op basis van het voorgaande voldoende gemotiveerd dat eiser niet kan worden aangemerkt als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag, dan wel dat hij bij terugkeer naar Gambia een reëel risico loopt op ernstige schade.
De aanvraag is terecht afgewezen als ongegrond.
20. Het beroep is ongegrond.
21. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.