ECLI:NL:RBDHA:2022:738

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 februari 2022
Publicatiedatum
3 februari 2022
Zaaknummer
AWB 21/5692
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking verblijfsvergunning en afwijzing aanvraag verlenging

Op 2 februari 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen een verzoekster en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De zaak betreft de intrekking van de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd van verzoekster, die geldig was tot 15 december 2019, en de afwijzing van haar aanvraag om verlenging van deze verblijfsvergunning. Het primaire besluit tot intrekking van de verblijfsvergunning werd genomen op 18 februari 2021, waarbij ook een inreisverbod voor de duur van twee jaar werd opgelegd. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het bestreden besluit van 2 september 2021 verklaarde het bezwaar kennelijk ongegrond.

Verzoekster heeft vervolgens beroep ingesteld tegen het bestreden besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 12 januari 2022 in Dordrecht, waar verzoekster aanwezig was met haar gemachtigde en een tolk. De voorzieningenrechter heeft in een andere uitspraak, zaaknummer AWB 21/5691, het beroep van verzoekster gegrond verklaard, maar in deze zaak heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak werd gedaan door mr. A.P. Hameete, in aanwezigheid van griffier mr. B. Tijssen, en is openbaar uitgesproken op 2 februari 2022. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 21/5692

uitspraak van de voorzieningenrechter van 2 februari 2022 in de zaak tussen

[naam verzoekster], te [woonplaats verzoekster], verzoekster

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. D. Schaap),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. Ch.R. Vink).

Procesverloop

Bij het besluit van 18 februari 2021 (primair besluit) heeft verweerder de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor het doel ‘verblijf als familie- of gezinslid bij [naam 1]’, geldig tot 15 december 2019 van verzoekster met terugwerkende kracht ingetrokken. Voorts heeft verweerder de aanvraag om verlenging van voornoemde verblijfsvergunning afgewezen en haar een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd.
In het besluit van 2 september 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoekster tegen het primaire besluit (kennelijk) ongegrond verklaard.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 12 januari 2022 op zitting te Dordrecht behandeld. Verzoekster is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen [naam 2]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Bij uitspraak van vandaag, zaaknummer AWB 21/5691, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep van verzoekster en daarbij het beroep gegrond verklaard met instandlating van de rechtsgevolgen.
2. De voorzieningenrechter wijst daarom het verzoek om voorlopige voorziening af.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.P. Hameete, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. B. Tijssen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 februari 2022.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.