ECLI:NL:RBDHA:2022:737
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking verblijfsvergunning en inreisverbod wegens schijnhuwelijk
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 2 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiseres, geboren in Kameroen, had een verblijfsvergunning voor het doel 'verblijf als familie- of gezinslid', die door de verweerder was ingetrokken. De rechtbank oordeelde dat de verweerder onvoldoende had gemotiveerd waarom de overgelegde getuigenverklaringen van de eiseres niet de waarde kregen die zij eraan hechtte. Tevens werd vastgesteld dat de hoorplicht was geschonden, omdat de eiseres niet was gehoord in bezwaar. Ondanks deze tekortkomingen besloot de rechtbank om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten, omdat er voldoende aanwijzingen waren voor een schijnhuwelijk. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit, maar handhaafde de rechtsgevolgen. De eiseres kreeg het griffierecht vergoed en de verweerder werd veroordeeld in de proceskosten van de eiseres tot een bedrag van € 1.518,-.