In deze zaak betreft het een echtscheiding tussen een man en een vrouw, waarbij de vrouw een verzoek tot echtscheiding heeft ingediend in India. De rechtbank in Den Haag heeft op 28 juni 2022 een beschikking gegeven, waarin de man, die in Nederland woont, zijn verzoek tot voortzetting van de echtscheidingsprocedure in Nederland heeft ingediend. De vrouw woont in India en heeft een langdurige procedure lopen, maar er is nog geen onherroepelijke beslissing van de Indiase rechter. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man een redelijk belang heeft bij de voortzetting van de procedure in Nederland, gezien de lange duur van de Indiase procedure en het gebrek aan vooruitgang. De rechtbank heeft overwogen dat de vrouw niet kan blijven volhouden dat de Nederlandse procedure moet worden aangehouden totdat er een uitspraak in India is. De rechtbank heeft de echtscheiding uitgesproken en de man niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot afwikkeling van het huwelijksvermogen, omdat dit verzoek niet voldoende onderbouwd was. De proceskosten zijn gecompenseerd, gezien de aard van de procedure.