ECLI:NL:RBDHA:2022:7226

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 juni 2022
Publicatiedatum
20 juli 2022
Zaaknummer
C-09-630255-KG ZA 22-478
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor reis naar Marokko met minderjarige in kort geding

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 24 juni 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een moeder en een vader over de toestemming voor een reis naar Marokko met hun minderjarige kind. De moeder, die in Nederland woont, heeft verzocht om vervangende toestemming om met haar kind van 1 juli 2022 tot en met 27 juli 2022 naar Marokko te reizen. De vader heeft deze toestemming geweigerd, wat heeft geleid tot de procedure. De moeder heeft aangevoerd dat het belangrijk is voor het kind om zijn familie in Marokko te bezoeken, vooral omdat zijn oma ernstig ziek is. De voorzieningenrechter heeft de feiten en omstandigheden in overweging genomen, waaronder de band van het kind met zijn Marokkaanse familie en de huidige situatie van de moeder in Nederland. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de moeder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij en het kind in Nederland zijn geworteld en dat de reis naar Marokko in het belang van het kind is. De voorzieningenrechter heeft daarom toestemming verleend voor de reis, met de voorwaarde dat de moeder de vader op de hoogte houdt van hun terugkeer.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/630255 / KG ZA 22/478
Vonnis in kort geding van 24 juni 2022
in de zaak van
[eiseres]wonende op een geheim adres,
eiseres,
advocaat mr. S. Bouddount te Weesp,
tegen:
[gedaagde]te [plaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. E.M. Kooij te Noordwijkerhout.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘de moeder’ en ‘de vader’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met 7 producties;
- de conclusie van antwoord met 2 producties;
- de e-mail van mr. Kooij van 13 juni 2022 met de Nederlandse vertaling van productie 1.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 13 juni 2022. Ter zitting is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
Partijen zijn gehuwd geweest. Zij en zijn samen de ouders van de minderjarige [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , [geboorteland] (blijkens de overgelegde vertaalde geboorteaktes geheten: [de minderjarige] geboren te [geboorte naamplaats 1] of [geboorte naamplaats 2] ) (hierna: [de minderjarige] ). Partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over [de minderjarige] uit. [de minderjarige] heeft zijn hoofdverblijfplaats bij de moeder.
2.2.
De moeder en [de minderjarige] hebben vanaf de geboorte van [de minderjarige] tot 2010 in [geboorteland] gewoond. Vanaf 2010 hebben de moeder en [de minderjarige] in Marokko gewoond. De moeder is in 2018 naar Nederland gekomen om medisch te worden behandeld voor kanker. [de minderjarige] verbleef sindsdien bij familie van de moeder in Marokko. In 2020 is [de minderjarige] naar Nederland gekomen.
2.3.
De vader heeft (in ieder geval) vanaf de geboorte van [de minderjarige] steeds in Nederland gewoond. Tussen de vader en [de minderjarige] is geen zorgregeling vastgesteld en op dit moment hebben zij geen contact.
2.4.
De moeder en [de minderjarige] worden begeleid door verschillende hulpverleningsinstanties.
2.5.
De moeder heeft bij deze rechtbank een verzoekschrift ingediend tot wijziging van het gezag, in die zin dat de moeder verzoekt voortaan alleen met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] te worden belast. In deze procedure is nog geen uitspraak gedaan.

3.Het geschil

3.1.
De moeder vordert in deze procedure – zakelijk weergegeven – dat aan haar vervangende toestemming wordt verleend om met [de minderjarige] van 1 juli 2022 tot en met 27 juli 2022 af te reizen naar Marokko, met veroordeling van de vader in de proces- en nakosten.
3.2.
Daartoe voert de moeder – samengevat – het volgende aan. De moeder wenst met [de minderjarige] in de periode van 1 juli 2022 tot en met 27 juli 2022 haar familie in Marokko te bezoeken. Zij heeft de vader verzocht de benodigde toestemming te verlenen, maar hij weigert dit. [de minderjarige] mist zijn familie, bij wie hij tot voor kort nog verbleef, enorm. Daar komt bij dat de oma (moederszijde) van [de minderjarige] erg ziek is en haar gezondheidstoestand met de dag verslechtert. Het is in het belang van [de minderjarige] dat hij naar Marokko kan om zijn familie weer te zien. Dat het familiebezoek in het belang van [de minderjarige] is, wordt door de betrokken hulpverleningsinstanties bevestigd.
3.3.
De vader voert gemotiveerd verweer dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

4.1.
De voorzieningenrechter neemt als uitgangspunt dat een familiebezoek met zijn moeder in beginsel in het belang van [de minderjarige] moet worden geacht, tenzij voldoende blijkt van feiten en omstandigheden die zich tegen deze reis verzetten.
4.2.
De vader heeft in dit verband aangevoerd dat hij bang is dat de moeder en [de minderjarige] in geval van toestemming voor de vakantie naar Marokko niet zullen terugkeren naar Nederland.
4.3.
De voorzieningenrechter gaat voorbij aan het verweer van de vader en overweegt daartoe als volgt. De moeder heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende aannemelijk gemaakt dat zij en [de minderjarige] inmiddels in Nederland zijn geworteld en alleen voor familiebezoek naar Marokko zullen afreizen om daarna weer terug te keren naar Nederland. Daarbij heeft de moeder ter zitting desgevraagd verklaard dat zij een woning heeft in Nederland, dat zij momenteel de Nederlandse taal leert, dat zij vrijwilligerswerk doet en dat zij in september aan een stage gaat beginnen. Verder heeft zij erop gewezen dat haar vriendenkring zich in Nederland bevindt. Ten aanzien van [de minderjarige] heeft zij verklaard dat [de minderjarige] hier naar school gaat, dat hij hier een sport beoefent, dat hij hier hulpverlening krijgt en dat hij hier zijn vrienden heeft. Ten slotte heeft de moeder een reservering voor twee retourtickets van Amsterdam naar Tanger, Marokko overgelegd.
4.4.
Verder acht de voorzieningenrechter het in het belang van [de minderjarige] dat hij zijn Marokkaanse familie kan bezoeken. Vaststaat dat [de minderjarige] een hechte band met Marokko en zijn familie aldaar heeft, nu hij er ruim tien jaar heeft gewoond. Door de hulpverleningsinstanties waar [de minderjarige] onder behandeling staat is verklaard dat uit de met [de minderjarige] gevoerde gesprekken naar voren komt dat hij Marokko en zijn Marokkaanse familie mist en dat zij het in het belang van [de minderjarige] en zijn sociaal-emotionele ontwikkeling achten dat hij in staat wordt gesteld op korte termijn zijn familie in Marokko en met name zijn oma te bezoeken. Ter zitting heeft de moeder een brief van [de minderjarige] doen voorlezen waaruit eveneens zijn wens blijkt om zijn Marokkaanse familie te kunnen bezoeken. Een en ander leidt tot de slotsom dat de voorzieningenrechter toestemming zal verlenen voor de reis van [de minderjarige] naar Marokko.
4.5.
De voorzieningenrechter overweegt tot slot nog het volgende. Ter zitting heeft de moeder zich bereid verklaard de vader te laten weten wanneer [de minderjarige] en zij weer terug in Nederland zijn. De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat de moeder deze toezegging gestand doet. Het is in het belang van partijen dat de moeder deze informatie met de vader deelt, om het onderling vertrouwen tussen de ouders te herstellen, zodat procedures als de onderhavige voor toekomstige reizen kunnen worden voorkomen.
4.6.
Omdat partijen samen de ouders zijn van [de minderjarige] , zal worden bepaald dat iedere partij de eigen proceskosten draagt. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding van dit uitgangspunt af te wijken.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
verleent aan de moeder toestemming, die toestemming van de vader vervangt, om van 1 juli 2022 tot en met 27 juli 2022 met het kind [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , [geboorteland] , naar Marokko te reizen;
5.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.G. de Boer en in het openbaar uitgesproken op 24 juni 2022.
tvds