In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 juli 2022 een beschikking gegeven met betrekking tot de hoofdverblijfplaats van een baby van enkele dagen oud. De man, vertegenwoordigd door mr. M.L. Wierstra, heeft een verzoek ingediend om de erkenning van zijn kind, dat door de moeder, thans wonende in Spanje, niet erkend was. De rechtbank heeft eerder op 23 februari 2022 de erkenning van het kind door de moeder vernietigd en de man vervangende toestemming verleend om het kind te erkennen. De moeder, vertegenwoordigd door mr. A.I. Lunshof, heeft echter gesteld dat zij met het kind naar Frankrijk is verhuisd, waardoor de gewone verblijfplaats van het kind niet meer in Nederland zou zijn. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden rondom de verhuizing van de moeder en het kind onderzocht, waarbij het van belang was om te bepalen of de rechtbank bevoegd was om kennis te nemen van de verzoeken van de man inzake ouderlijke verantwoordelijkheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder op 12 januari 2021 naar Frankrijk is verhuisd en dat het kind, gezien zijn jonge leeftijd, de verblijfplaats van de moeder volgt. Hierdoor heeft de rechtbank geconcludeerd dat de gewone verblijfplaats van het kind sinds 12 januari 2021 in Frankrijk is en dat zij zich onbevoegd verklaart om te oordelen over de verzoeken van de man. De rechtbank heeft ook het advies van de Raad voor de Kinderbescherming meegenomen, dat het belangrijk is om contact tussen de man en het kind op te bouwen, ondanks de onbevoegdheid. De rechtbank heeft zich uiteindelijk onbevoegd verklaard ten aanzien van de verzoeken van de man.