ECLI:NL:RBDHA:2022:7181
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielprocedure
In de zaak tussen [naam], verzoeker, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 13 juli 2022 uitspraak gedaan. Verzoeker had een aanvraag ingediend voor de verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure, welke door verweerder op 12 mei 2022 was afgewezen als kennelijk ongegrond. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij recht zou hebben op opvang in Nederland gedurende de behandeling van het beroep.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 16 juni 2022 behandeld in Breda, waar verzoeker, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. S. Jalouqa, aanwezig was. Verweerder werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. H.C.Ch. Kneuvels. In de uitspraak van dezelfde dag in de zaak met nummer NL22.8541 heeft de rechtbank het beroep van verzoeker ongegrond verklaard. Gezien deze uitspraak heeft de voorzieningenrechter besloten het verzoek om een voorlopige voorziening af te wijzen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, voorzieningenrechter, en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.