ECLI:NL:RBDHA:2022:7173
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak met prejudiciële vragen over bijzonder ernstig misdrijf
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 13 juli 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een Syrische asielzoeker. De verzoeker had eerder een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen als kennelijk ongegrond. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat verzoeker in Spanje was veroordeeld voor het medeplegen van de handel in drugs, wat hem als een gevaar voor de openbare orde of nationale veiligheid werd aangemerkt. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen, wat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag wordt geschorst en verzoeker de behandeling van zijn beroep in Nederland mag afwachten. Dit besluit is genomen in het licht van prejudiciële vragen die zijn gesteld aan het Hof van Justitie van de Europese Unie over de uitleg van het begrip 'bijzonder ernstig misdrijf'. De voorzieningenrechter heeft ook geoordeeld dat de staatssecretaris onvoldoende rekening heeft gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verzoeker. Daarnaast is de staatssecretaris veroordeeld tot het betalen van de proceskosten van de verzoeker, die zijn vastgesteld op € 1.518,00.