Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam], eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
€ 759 en een wegingsfactor 1).
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 juli 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, geboren op 16 november 2002 en van Marokkaanse nationaliteit, heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning op basis van gezinsleven met zijn zus, die in Nederland woont. De aanvraag werd afgewezen omdat eiser niet in het bezit was van een geldige machtiging tot verblijf (mvv) en verweerder oordeelde dat er geen sprake was van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiser en zijn zus. Eiser heeft hiertegen beroep aangetekend, maar is niet verschenen op de zitting. De rechtbank heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat de afwijzing van de aanvraag op basis van het paspoortvereiste een zelfstandige afwijzingsgrond is. De rechtbank oordeelde dat verweerder onvoldoende had gemotiveerd dat er geen hechte persoonlijke banden waren tussen eiser en zijn zus, maar dat dit gebrek niet leidde tot schending van de belangen van eiser, aangezien de aanvraag ook om andere redenen kon worden afgewezen. Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard, en werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 759. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na verzending.