ECLI:NL:RBDHA:2022:7113
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 12 juli 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, een gemeenschapsonderdaan, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin werd vastgesteld dat haar verblijfsrecht was geëindigd. Dit bezwaar werd door de staatssecretaris ongegrond verklaard, waarna verzoekster beroep instelde en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek afgewezen, omdat het kennelijk ongegrond was. Dit oordeel is gebaseerd op een eerdere uitspraak van dezelfde rechtbank in een vergelijkbare zaak, zaaknummer NL22.5409, die op dezelfde dag werd gedaan. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, in aanwezigheid van griffier mr. W. van Loon, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.