In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Poolse gemeenschapsonderdaan, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de vaststelling dat haar verblijfsrecht als gemeenschapsonderdaan was geëindigd. De staatssecretaris had op 8 maart 2022 het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard, wat leidde tot het indienen van beroep door eiseres. Tijdens de zitting op 2 juni 2022 was eiseres aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde, en ook haar echtgenoot was aanwezig.
Eiseres, die sinds eind 2013 in Nederland verblijft, ontving vanaf 12 maart 2020 een AIO-aanvulling. De staatssecretaris concludeerde dat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden voor economisch niet-actieve gemeenschapsonderdanen, omdat zij niet had aangetoond over voldoende middelen van bestaan te beschikken. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris onvoldoende had gemotiveerd dat eiseres geen duurzaam verblijfsrecht had verworven en dat de hoorplicht was geschonden. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg de staatssecretaris op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen.
De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris niet had aangetoond dat eiseres in de relevante periode niet over voldoende middelen van bestaan beschikte. Bovendien was de schending van de hoorplicht onterecht, aangezien er geen sprake was van een kennelijk ongegrond bezwaar. De rechtbank veroordeelde de staatssecretaris tot vergoeding van de proceskosten van eiseres, die op € 1.518 werden vastgesteld, en het griffierecht van € 184 moest ook worden vergoed.