3.1Deze overeenkomst is aangegaan voor de duur van
één jaaringaande op
1 augustus 2013(…).
4.`1 Met ingang van de ingangsdatum van deze huurovereenkomst bestaat de betalingsverplichting van huurder uit
-
de huurprijs van € 1.050,00 inclusief gaf, water en elektra, te voldoen voor of op de 1e van iedere kalendermaand(…).
- belastingen en heffingen zullen door de verhuurder worden voldaan.
(…)
deze overeenkomst, waarbij het gehuurde kennelijk tot woonruimte is bestemd, is na het verstrijken van de initiële huurperiode verlengd en duurt tot op heden voort; de in de akte genoemde vergoeding ad € 1.050,= bedraag thans € 1.100,= per maand;
2. [naam] en [naam 2] hebben de sub 1 bedoelde overeenkomst bij brief d.d. 10 april 2019 opgezegd tegen 1 augustus 2019; [gedaagde sub 1] en zijn echtgenote, [gedaagde sub 2] , hebben deze opzegging niet geaccepteerd; bij dagvaarding d.d. 10 september 2020 hebben [naam] en [naam 2] gevorderd dat de kantonrechter te Gouda voor recht verklaart dat de huurovereenkomst is ontbonden, dan wel de huurovereenkomst ontbindt, althans om deze te beëindigen; de kantonrechter te Gouda heeft deze vorderingen bij vonnis d.d. 25 maart 2021 afgewezen; tegen dat vonnis is appel ingesteld bij het gerechtshof te Den Haag; de op de appel-procedure betrekking hebbende stukken zijn in deze procedure niet in het geding gebracht;
3. [naam] en [naam 2] hebben de woning aan de [straat] te [woonplaats] verkocht aan Rah, welke vennootschap thans is genaamd Ra Wonen; de levering van het verkochte heeft plaatsgevonden op 1 maart 2021; in de leveringsakte is onder meer vermeld:
De woning (…) bevindt zich (…) in verhuurde staat;
4. [gedaagden] hebben niet voldoende betwist de stelling van Rah, dat zij in het kader van de appel-procedure met haar zijn overeengekomen dat zij de met betrekking tot de maand maart t/m november 2021 verschuldigde vergoedingen aan haar betalen; dit wordt om die reden ook als vaststaand aangenomen;
5. Rah heeft aan [gedaagden] op 2 november 2021 facturen toegezonden waarbij zij hen de vergoedingen over de maanden maart t/m november 2021, met de omschrijving
Factuurbedrag, in rekening hebben gebracht; [gedaagden] hebben deze vergoedingen ondanks aanmaning(en) niet voldaan en hebben voorts onbetaald gelaten de vanaf december 2021 opeisbaar geworden vergoedingen;
6. bij brief d.d. 13 december 2021 heeft Rah bij de zogenaamde veertiendagenbrief aanspraak gemaakt op de gevorderde buitengerechtelijke kosten.