ECLI:NL:RBDHA:2022:7097

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 juni 2022
Publicatiedatum
15 juli 2022
Zaaknummer
9628487 / CV EXPL 22-150
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van huurachterstand en ontbinding van huurovereenkomst

In deze civiele zaak vordert de eisende partij, Rah Wonen B.V., betaling van een huurachterstand van € 10.775,= van de gedaagden, die als huurders van een woning zijn aangemerkt. De gedaagden hebben verzocht om facturen met een expliciete vermelding dat het te betalen bedrag ten titel van huur dient te worden voldaan. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een huurovereenkomst en dat de gedaagden in verzuim zijn geraakt door de huurpenningen niet te betalen. De kantonrechter heeft de vordering van Rah Wonen toegewezen, inclusief de wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. De gedaagden worden veroordeeld om de woning te ontruimen indien zij niet binnen veertien dagen aan hun betalingsverplichtingen voldoen. De uitspraak is gedaan op 23 juni 2022 door de kantonrechter M. Nijenhuis.

Uitspraak

REchtbank den haag

Zittingsplaats Gouda
Zaaknummer: 9628487 CV EXPL 22-150
Vonnis van de kantonrechter d.d. 23 juni 2022 in de zaak van:
de besloten vennootschap
Rah Wonen B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Maasland,
eisende partij,
hierna te noemen: Rah,
gemachtigde: mr. M.J.S. Spanjersberg,
tegen

1.[gedaagde sub 1]

2.
[gedaagde sub 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagden] ,
gemachtigde: mr. H. Hoepman,

1.Het verloop van de procedure

De kantonrechter heeft kennis genomen van de navolgende stukken, waaruit tevens het verloop van de procedure blijkt:
- de dagvaarding d.d. 5 januari 2022;
- de conclusie van antwoord;
- het e-mailbericht met bijlagen d.d. 12 mei 2022 van mr. Spanjersberg;
- het e-mailbericht met bijlagen d.d. 23 mei 2022 van mr. Spanjersberg;
- het e-mailbericht met bijlagen d.d. 18 mei 2022 van mr. Hoepman;
- de akte na conclusie van antwoord van [gedaagden] ;
- de aantekeningen die de griffier heeft gemaakt tijdens de mondelinge behandeling van deze zaak op 25 mei 2022.

2.De overwegingen

2.1
Rah vordert in deze procedure, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de veroordeling van [gedaagden] om aan haar te betalen:
1. een bedrag ad € 10.775,=, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag ad € 9.900,= vanaf 14 dagen na factuurdatum tot aan de dag der algehele voldoening alsmede de wettelijke rente over een bedrag ad € 875,= vanaf 5 januari 2022 tot aan de dag der algehele voldoening
2. een bedrag ad € 1.100,= voor iedere maand, te rekenen vanaf 1 december 2021, die [gedaagden] onbetaald laten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na factuurdatum tot aan de dag der algehele voldoening;
3. de ontbinding van de overeenkomst tot gebruik van de woning aan de [straat] te [woonplaats] (gemeente [gemeente] ), met veroordeling van [gedaagden] om deze woning binnen drie dagen na de betekening van dit vonnis met al het zijnen c.q. haren te ontruimen en de sleutels ter vrije en algehele beschikking van Rah Wonen te stellen;
met veroordeling van [gedaagden] in de kosten van de procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten vanaf 14 dagen na de betekening van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening.
2.2
Rah legt het volgende aan haar vorderingen ten grondslag. Bij onderhandse akte d.d. 24 juli 2013 hebben [naam] en [naam 2] aan [gedaagden] , tegen een door [gedaagden] te betalen vergoeding ad € 1.100,= per maand, in gebruik gegeven de woning aan de [straat] te [woonplaats] . Tussen [naam] en [naam 2] en [gedaagden] is over deze woning bij het gerechtshof te Den Haag een procedure aanhangig. Rah heeft de betreffende woning van [naam] en [naam 2] gekocht en op 2 maart 2021 in eigendom verkregen. Rah heeft haar handelsnaam inmiddels gewijzigd in Ra Wonen. Rah en Ra Wonen zijn derhalve een en dezelfde vennootschap. In de procedure bij het gerechtshof is (onder meer) aan de orde of de door partijen gesloten overeenkomst is te kwalificeren als een bruikleenovereenkomst, of als een huurovereenkomst, zoals [gedaagden] stellen. In het kader van deze procedure is overeengekomen dat [gedaagden] de facturen voor de periode maart 2021 tot en met november 2021 zouden voldoen aan Rah. Rah heeft de betreffende facturen op 2 november 2021 aan [gedaagden] toegezonden. In die facturen is een betaaltermijn vermeld van 14 dagen. [gedaagden] hebben deze facturen ondanks aanmaning(en) onbetaald gelaten. Aangezien [gedaagden] op grond van de door partijen gesloten overeenkomst een vergoeding ad € 1.100,= verschuldigd zijn, dienen zij deze vergoeding ook te betalen voor de maanden vanaf december 2021. Aangezien [gedaagden] de door hen verschuldigde vergoedingen gedurende een lange periode onbetaald hebben gelaten, zijn zij zodanig te kort geschoten in de nakoming van hun contractuele verplichtingen, dat dit de ontbinding van de overeenkomst rechtvaardigt. Hetgeen Rah heeft aangevoerd naar aanleiding van het verweer van [gedaagden] komt voor zover nodig hierna aan de orde.
2.3
[gedaagden] hebben geconcludeerd dat de vorderingen van Rah zijn af te wijzen, met veroordeling van haar in de kosten van de procedure. De in het geding zijnde overeenkomst, die sinds 1 augustus 2013 van kracht is, is aan te merken als een huurovereenkomst, zoals de kantonrechter te Gouda heeft bevestigd in zijn op 25 maart 2021 gewezen vonnis. Rah neemt ten onrechte het standpunt in dat sprake is van een bruikleenovereenkomst. De bij het gerechtshof te Den Haag aanhangige procedure betreft het hoger beroep dat is ingesteld tegen het vonnis dat de kantonrechter te Gouda op 25 maart 2021 heeft gewezen tussen [naam] , [naam 2] enerzijds en [gedaagden] anderzijds. Bij dat vonnis is beslist dat de thans tussen partijen van kracht zijnde overeenkomst een huurovereenkomst is. De procedure bij het gerechtshof is tot op heden lopende. In de facturen die Rah aan [gedaagden] heeft toegezonden is ten onrechte niet vermeld dat het om huurfacturen gaat en dat de daarin genoemde huurprijs inclusief gas, water en licht is. Indien Rah haar facturen met inachtneming daarvan aanpast, zijn [gedaagden] bereid om dadelijk te betalen. Indien zij de facturen van Rah zouden betalen, zoals deze thans zijn opgesteld, zouden zij daarmee erkennen dat tussen partijen sprake is van een bruikleenovereenkomst en daartoe zijn zij niet bereid.
2.4
De kantonrechter overweegt het volgende.
2.5
Op grond van hetgeen partijen hebben aangevoerd en de in het geding gebrachte stukken staat het volgende vast:
1. blijkens een onderhandse akte d.d. 24 juli 2013 hebben [naam] en [naam 2] , die in deze akte als verhuurder zijn aangeduid, met [gedaagde sub 1] , die in deze akte als huurder is aangeduid, een overeenkomst gesloten waarin onder meer het volgende is bepaald:
HUUROVEREENKOMST
(…)
1.1
Verhuurder verhuurt aan huurder en huurder huurt van verhuurder het object gelegen
[straat] te [woonplaats] [postcode](…).
3.1
Deze overeenkomst is aangegaan voor de duur van
één jaaringaande op
1 augustus 2013(…).
4.`1 Met ingang van de ingangsdatum van deze huurovereenkomst bestaat de betalingsverplichting van huurder uit
-
de huurprijs van € 1.050,00 inclusief gaf, water en elektra, te voldoen voor of op de 1e van iedere kalendermaand(…).
- belastingen en heffingen zullen door de verhuurder worden voldaan.
(…)
deze overeenkomst, waarbij het gehuurde kennelijk tot woonruimte is bestemd, is na het verstrijken van de initiële huurperiode verlengd en duurt tot op heden voort; de in de akte genoemde vergoeding ad € 1.050,= bedraag thans € 1.100,= per maand;
2. [naam] en [naam 2] hebben de sub 1 bedoelde overeenkomst bij brief d.d. 10 april 2019 opgezegd tegen 1 augustus 2019; [gedaagde sub 1] en zijn echtgenote, [gedaagde sub 2] , hebben deze opzegging niet geaccepteerd; bij dagvaarding d.d. 10 september 2020 hebben [naam] en [naam 2] gevorderd dat de kantonrechter te Gouda voor recht verklaart dat de huurovereenkomst is ontbonden, dan wel de huurovereenkomst ontbindt, althans om deze te beëindigen; de kantonrechter te Gouda heeft deze vorderingen bij vonnis d.d. 25 maart 2021 afgewezen; tegen dat vonnis is appel ingesteld bij het gerechtshof te Den Haag; de op de appel-procedure betrekking hebbende stukken zijn in deze procedure niet in het geding gebracht;
3. [naam] en [naam 2] hebben de woning aan de [straat] te [woonplaats] verkocht aan Rah, welke vennootschap thans is genaamd Ra Wonen; de levering van het verkochte heeft plaatsgevonden op 1 maart 2021; in de leveringsakte is onder meer vermeld:
De woning (…) bevindt zich (…) in verhuurde staat;
4. [gedaagden] hebben niet voldoende betwist de stelling van Rah, dat zij in het kader van de appel-procedure met haar zijn overeengekomen dat zij de met betrekking tot de maand maart t/m november 2021 verschuldigde vergoedingen aan haar betalen; dit wordt om die reden ook als vaststaand aangenomen;
5. Rah heeft aan [gedaagden] op 2 november 2021 facturen toegezonden waarbij zij hen de vergoedingen over de maanden maart t/m november 2021, met de omschrijving
Factuurbedrag, in rekening hebben gebracht; [gedaagden] hebben deze vergoedingen ondanks aanmaning(en) niet voldaan en hebben voorts onbetaald gelaten de vanaf december 2021 opeisbaar geworden vergoedingen;
6. bij brief d.d. 13 december 2021 heeft Rah bij de zogenaamde veertiendagenbrief aanspraak gemaakt op de gevorderde buitengerechtelijke kosten.
2.6
Huur is de overeenkomst waarbij de ene partij, de verhuurder, zich verbindt aan de andere partij, de huurder, een zaak of een gedeelte daarvan in gebruik te verstrekken en de huurder zich verbindt tot een tegenprestatie. Bruikleen is de overeenkomst waarbij de ene partij aan de andere partij een zaak in gebruik geeft, onder de voorwaarde dat de andere partij deze zaak na verloop van tijd terug geeft, zonder dat de andere partij aan degene die de zaak in gebruik heeft gegeven daarvoor een (reële) vergoeding verschuldigd is. In het onderhavige geval hebben [naam] en [naam 2] aan [gedaagde sub 1] een woning in gebruik verstrekt tegen een vergoeding van thans € 1.100,= inclusief gas, licht en water. Feiten en omstandigheden die tot het oordeel kunnen leiden dat deze vergoeding zodanig marginaal is dat niet sprake is van huur, maar van bruikleen, zijn niet gesteld, noch anderszins gebleken. De met ingang van 1 augustus 2013 gesloten overeenkomst is daarom aan te merken als een huurovereenkomst. Aangezien [gedaagde sub 2] de echtgenote is van [gedaagde sub 1] , is zij van rechtswege medehuurster van de woning aan de [straat] . Aangezien Rah deze woning op 1 maart 2021 geleverd heeft gekregen, is zij vanaf die datum als verhuurster in de plaats getreden van [naam] en [naam 2] .
2.7
[gedaagden] zijn de overeengekomen huurprijs verschuldigd op grond van de huurovereenkomst, ook zonder dat Rah hen daarvoor huurfacturen zendt. Aan het feit dat Rah in de huurfacturen die zij hun heeft gezonden niet expliciet heeft vermeld dat deze betrekking hebben op de huur, inclusief gas, licht en water, kunnen zij dus geen argumenten ontlenen die in de weg staan aan de nakoming van hun verplichting om de huur uiterlijk op iedere eerste dag van de kalendermaand te betalen. De door Rah gevorderde vergoedingen zijn daarom toe te wijzen zoals hierna wordt vermeld. Aangezien [gedaagden] met de betaling van de huur in verzuim zijn geraakt, zijn voorts toe te wijzen de gevorderde buitengerechtelijke kosten. De gevorderde rente wordt toegewezen zoals hierna wordt vermeld.
2.8
Het feit dat [gedaagden] de verschuldigde huurpenningen vanaf maart 2021 niet meer hebben voldaan, vormt een zodanige tekortkoming in de nakoming van hun huurdersverplichtingen dat dit de gevorderde ontbinding en ontruiming rechtvaardigt. Nu [gedaagde sub 1] ter terechtzitting heeft aangegeven dat hij de aan Rah verschuldigde huurpenningen gereed heeft liggen, zal hem en [gedaagde sub 2] een uiterste termijn worden gegund van veertien dagen, te rekenen vanaf de dag die volgt op de dag waarop dit vonnis wordt gewezen, om op de hierna te melden wijze alsnog aan hun betalingsverplichtingen te voldoen.
2.9
[gedaagden] worden bij dit vonnis voor het grootste deel in het ongelijk gesteld. Zij worden om die reden veroordeeld in de kosten van de procedure.

3.De beslissing

De kantonrechter:
1. veroordeelt [gedaagden] om aan Rah te betalen:
a. de huurpenningen ad € 9.900,= met betrekking tot de maanden maart tot en met november 2021;
b. een bedrag ad € 1.100,= (onverminderd de eventueel rechtsgeldig aan te zeggen huurverhogingen) voor iedere maand, te rekenen vanaf december 2021 tot en met de maand waarop de huurovereenkomst eindigt en [gedaagden] hun woning hebben ontruimd;
c. een bedrag ad € 875,= voor de buitengerechtelijke kosten;
d. de wettelijke rente over het sub a genoemde bedrag vanaf 16 november 2021 tot de dag der algehele voldoening;
e. de wettelijke rente over de sub b bedoelde bedragen vanaf de dag van het verzuim tot de dag der algehele voldoening;
f. de wettelijke rente over het sub c genoemde bedrag vanaf 5 januari 2022 tot de dag der algehele voldoening;
2. voor het geval het sub a genoemde bedrag ad € 9.900,= en de vanaf december 2021 tot en met de maand juni 2022 opeisbaar geworden huurpenningen ad € 7.700,= niet zijn voldaan binnen veertien dagen, te rekenen vanaf de dag die volgt op de dag waarop dit vonnis wordt gewezen, ontbindt de huurovereenkomst met betrekking tot de woning aan de [straat] te [woonplaats] (gemeente [gemeente] ) per de datum waarop de zojuist genoemde termijn verstrijk, met veroordeling van [gedaagden] om de hun verhuurde woning met al het zijnen c.q. haren te ontruimen en met overgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van Rah te stellen;
3. veroordeelt [gedaagden] in de kosten van de procedure, welke kosten aan de zijde van Rah tot op heden worden vastgesteld op een bedrag ad € 1.584,64, waarin begrepen een bedrag ad 746,= voor salaris gemachtigde en – voor het geval er nakosten zijn te maken – een bedrag ad € 124,= voor de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten vanaf de veertiende dag na de dag waarop dit vonnis wordt gewezen tot de dag der algehele voldoening;
4. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5. wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Nijenhuis, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare civiele terechtzitting van 23 juni 2022.