ECLI:NL:RBDHA:2022:7087

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 juli 2022
Publicatiedatum
15 juli 2022
Zaaknummer
NL22.7191
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Algerijnse eiser wegens ongeloofwaardig asielrelaas

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 juli 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Algerijnse man geboren in 1983, had op 25 september 2021 een asielaanvraag ingediend in Nederland. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 20 april 2022 afgewezen, omdat de asielrelaas van eiser als ongeloofwaardig werd beschouwd. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting op 22 juni 2022, terwijl de gemachtigde van de staatssecretaris wel aanwezig was.

De rechtbank heeft overwogen dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij problemen ondervindt van een grote familie in Algerije vanwege het stelen van drugs. Eiser heeft zijn problemen gebaseerd op vermoedens van zijn familie en heeft zelf verklaard nooit direct bedreigd te zijn, maar alleen bespioneerd. De rechtbank oordeelt dat de enkele stelling van vrees voor moord onvoldoende onderbouwd is en dat eiser vaag en summier heeft verklaard over de desbetreffende familie.

Daarnaast heeft de rechtbank meegewogen dat eiser voor zijn vertrek veilig in Mahniya heeft kunnen verblijven en meerdere keren naar Algerije is teruggekeerd zonder problemen. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris niet ten onrechte heeft overwogen dat eiser naar een ander gedeelte van Algerije veilig kan terugkeren. De rechtbank heeft de aanvraag van eiser als ongegrond afgewezen en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.7191

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

v-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. S. Zwiers),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A. Hadfy-Kovács).

ProcesverloopBij besluit van 20 april 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 22 juni 2022 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [Geb. datum] 1983 en heeft de Algerijnse nationaliteit. Op 25 september 2021 heeft hij een asielaanvraag ingediend in Nederland.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig geacht. Dat eiser problemen heeft door het stelen van drugs van een grote familie in Algerije wordt niet geloofwaardig geacht.
3. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte de problemen ongeloofwaardig acht. Verweerder dient nader te motiveren waarom de problemen wegens het stelen van drugs niet geloofwaardig worden geacht. Daarnaast ontbreekt het aan een maatstaf in de mate waarin verwacht wordt dat eiser verklaart. Ook mag verweerder niet verwachten dat eiser uitgebreider verklaart, nu het om een criminele familie gaat en de problemen zich verborgen afspelen. Dat eiser probleemloos in het land van herkomst kan blijven is een standaardtegenwerping van verweerder.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Verweerder heeft niet ten onrechte overwogen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt problemen te (hebben) ervaren met een grote familie vanwege het stelen van drugs. Hierbij heeft verweerder allereerst mogen meewegen dat eiser zijn problemen heeft gebaseerd op vermoedens, welke hij heeft vernomen van zijn familie. Eiser heeft daarbij zelf verklaard nooit direct te zijn bedreigd, maar alleen te zijn bespioneerd. [2] Dat verweerder het stelen van de drugs op zichzelf geloofwaardig acht, doet niet af aan het voorafgaande. De enige stelling dat eiser vrees heeft om vermoord te worden is dan ook onvoldoende onderbouwd.
5. Verder heeft verweerder niet ten onrechte overwogen dat eiser vaag, summier en onvoldoende gedetailleerd heeft verklaard over de desbetreffende familie, terwijl in het gehoor [3] meerdere malen naar hen is gevraagd. Dat verweerder geen maatstaf noemt hoe gedetailleerd eiser dient te verklaren en dat de problemen zich in het verborgene zouden afspelen, doet niet af dat het aan eiser is zijn asielrelaas aannemelijk te maken.
6. Ook heeft verweerder kunnen meewegen dat eiser voor zijn vertrek voor langere periode veilig in Mahniya heeft kunnen verblijven. Daarbij is eiser vijf keer voor vakantie en eenmalig een langere periode van tien maanden teruggegaan naar Algerije, zonder enig probleem te ondervinden. Verweerder heeft dan ook niet ten onrechte overwogen dat eiser naar een ander gedeelte van Algerije veilig kan terugkeren.
7. Verweerder heeft tot slot niet ten onrechte bevreemdend bevonden dat eiser pas na zestien jaar verblijf in Europa asiel aanvraagt. Dat volgens eiser zijn vrees pas na zestien jaar dusdanig hoog is dat hij asiel aanvraagt in Nederland, doet dan ook niet ten onrechte af aan de geloofwaardigheid.
8. De aanvraag is terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr.S.C. Spruijt, griffier, openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Pagina 13, rapport nader gehoor.
3.Pagina 10 en 13, rapport nader gehoor.