ECLI:NL:RBDHA:2022:7067

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 juli 2022
Publicatiedatum
14 juli 2022
Zaaknummer
C/09/611551 / FA RK 21-3038
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding met nevenvoorzieningen en verzoek om inzage in stukken

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 4 juli 2022 een tussenbeschikking gegeven in het kader van een echtscheiding tussen de vrouw, aangeduid als [X], en de man, aangeduid als [Y]. De vrouw heeft op 29 april 2021 een verzoek tot echtscheiding ingediend, waarbij zij nevenvoorzieningen heeft verzocht, waaronder partneralimentatie en de verdeling van de huwelijksgemeenschap. De partijen zijn in 1979 gehuwd in gemeenschap van goederen. De rechtbank heeft kennisgenomen van diverse stukken, waaronder verzoekschriften en verweerschriften, en heeft op 22 april 2022 de zaak behandeld. De vrouw heeft verzocht om inzage in stukken van stichtingen waarvan de man (mede)bestuurder is, in het kader van de echtscheiding en de verdeling van de huwelijksgemeenschap. De man heeft verweer gevoerd en betwist dat de stichtingen relevant zijn voor de verdeling. De rechtbank heeft geoordeeld dat de man verplicht is om bepaalde financiële gegevens te overleggen, zodat de vrouw inzicht kan krijgen in de huwelijksgemeenschap. De rechtbank heeft de echtscheiding uitgesproken en de man gelast om binnen een maand de gevraagde stukken te overleggen. De rechtbank heeft ook de wijze van verdeling van de huwelijksgemeenschap vastgesteld, waarbij de bankrekeningen en de huuropbrengsten van de gezamenlijke woning aan de [straat 1] bij helfte tussen partijen worden verdeeld. Verdere beslissingen over partneralimentatie en andere verzoeken zijn pro forma aangehouden tot 15 september 2022.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 21-3038 (echtscheiding)
FA RK 21-6264 (verdeling)
Zaaknummer: C/09/611551 (echtscheiding)
C/09/617950 (verdeling)
Datum beschikking: 4 juli 2022

Echtscheiding met nevenvoorzieningen

Beschikking op het op 29 april 2021 ingekomen verzoek van:

[X] ,

de vrouw,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. M.D. Verwoerd in ’s-Gravenhage.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[Y] ,

de man,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. G.B. van de Bunt in ’s-Gravenhage.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het F9-formulier van 21 mei 2021 met bijlagen namens de vrouw;
  • het verweerschrift tevens inhoudende zelfstandige verzoeken;
  • het verweer tegen de zelfstandige verzoeken;
  • het F9-formulier van 11 april 2022 met bijlagen namens de vrouw;
  • het F9-formulier van 12 april 2022 met bijlagen namens de vrouw;
  • het F9-formulier van 12 april 2022 met bijlagen namens de man;
  • het F9-formulier van 15 april 2022 inhoudende een aanvullend verzoekschrift namens de vrouw;
  • het F9-formulier van 21 april 2022 inhoudende een aanvullend verzoekschrift namens de vrouw;
  • het F9-formulier van 21 april 2022 inhoudende het verweerschrift tegen de aanvullende verzoeken namens de man.
Op 22 april 2022 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de vrouw en de man, bijgestaan door hun advocaten.

Feiten

  • Partijen zijn gehuwd op [huwelijksdatum] 1979 in [huwelijksplaats] .
  • Partijen zijn gehuwd in gemeenschap van goederen.

Verzoek en verweer

De vrouw verzoekt, na wijziging en aanvulling, de echtscheiding uit te spreken met nevenvoorzieningen tot (kort gezegd) partneralimentatie en vaststelling van de verdeling van de huwelijksgemeenschap conform het voorstel van de vrouw, zoals omschreven in haar aanvullende verzoekschrift van 21 april 2022, een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De man voert verweer, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken. Daarnaast verzoekt de man zelfstandig om de echtscheiding uit te spreken, met nevenvoorzieningen tot:
  • vaststelling van de verdeling van de huwelijksgemeenschap, conform het voorstel van de man;
  • voorwaardelijkin het geval de rechtbank van oordeel is dat partijen over dienen te gaan tot verdeling van de saldi: te bepalen dat de man een vergoedingsrecht heeft op de vrouw ter hoogte van € 10.800,-;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De vrouw voert verweer, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Beoordeling

Echtscheiding
Aan de wettelijke formaliteiten is voldaan.
Partijen zijn het er over eens dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. De rechtbank zal het over en weer gedane verzoek tot echtscheiding als onweersproken en op de wet gegrond toewijzen.
Inzage stukken
De vrouw verzoekt op grond van artikel 843a van het wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (Rv) om de man bij tussenbeschikking te veroordelen dan wel te gelasten om binnen zeven dagen na dagtekening van de tussenbeschikking alle onderliggende bescheiden en/of bewijsstukken in het geding te brengen, die de man onder zich houdt, onder andere maar niet beperkt tot:
  • alle bankafschriften op naam van de man over de periode 1997 tot en met heden;
  • alle notariële akten die verband houden met de aan de diverse stichtingen verstrekte leningen;
  • jaarrekeningen van de diverse stichtingen over de jaren 1997 tot en met heden, waaronder in ieder geval de balans, de winst- en verliesrekening en de toelichting;
  • de bankafschriften van de man waaruit de huuropbrengsten volgen van de [straat 1] vanaf de peildatum tot de datum van indiening van de stukken;
  • alle bankafschriften van de man vanaf de peildatum tot op de datum van indiening van de stukken.
Aan dit verzoek legt de vrouw het volgende ten grondslag. De man is (mede)bestuurder van de volgende drie stichtingen: [Stichting 1] , [Stichting 2] en [Stichting 3] . Volgens de vrouw heeft de man gedurende het huwelijk meerdere malen zonder toestemming van de vrouw gemeenschapsgelden vanaf zijn bankrekeningen overgemaakt naar de bankrekeningen van deze stichtingen. Daarmee heeft de man verschillende panden aangekocht. Ook heeft de man de uitkering van de levensverzekering van partijen bij [verzekeraar] ter hoogte van € 71.000,-, in 2017/2018 overgemaakt naar (één van) de stichting(en). De vrouw heeft de man meerdere keren verzocht haar hierover te informeren, maar de man heeft dit nagelaten. De vrouw stelt dat de informatie relevant is voor de afwikkeling van de huwelijksgoederengemeenschap. Omdat de man zijn gegevens niet heeft overgelegd, kan de vrouw niet vaststellen wat de omvang van de vorderingen op de stichtingen is. Ook ontvangt de man volgens de vrouw inkomsten vanuit de stichtingen. Informatie hierover is van belang voor de bepaling van eventuele partneralimentatie.
Daarnaast voert de vrouw aan dat de woning van partijen aan de [straat 1] wordt verhuurd en dat de man huuropbrengsten ontvangt. Informatie hierover is van belang, omdat de vrouw recht heeft op de huuropbrengsten uit de gezamenlijke woning.
De man is het niet eens met het verzoek van de vrouw, volgens hem gaat het om een ‘fishing expedition’. De man stelt zich op het standpunt dat de vrouw geen rechtmatig belang heeft bij het verstrekken van de stukken van de stichting. De stichtingen zijn aparte entiteiten en maken geen deel uit van de gemeenschap tussen partijen. Er is regelmatig gedoneerd aan de stichtingen en er is geleend van de stichtingen, maar dit is met toestemming van de vrouw gebeurd. De vrouw was zelf penningmeester van de [Stichting 1] , waardoor zij wist van de donaties van partijen aan deze stichting.
Ten aanzien van de bankafschriften voert de man aan dat hij bereid is een deel van de bankrekeningen van de afgelopen jaren te verstrekken, maar dat hij niet inziet waarom dit terug moet gaan tot 1997. Verder heeft de vrouw volgens de man geen belang meer bij het verzoek over de [straat 1] . Notariële akten kan hij niet overleggen, want die zijn er niet.
De rechtbank overweegt als volgt. Vast staat dat de man geen gegevens heeft overgelegd waaruit zijn financiële positie kan worden afgeleid. Het is voor de door beide partijen verzochte verdeling van de gemeenschap noodzakelijk om inzage te hebben in deze gegevens. De rechtbank zal daarom het verzoek van de vrouw voor wat de betreft de bankafschriften toewijzen, met dien verstande dat de rechtbank de bankafschriften van voor 2017 buiten beschouwing laat, omdat eventuele vorderingen voor deze periode zijn verjaard. Voor het verzoek over de jaarrekeningen van de stichtingen geldt dat een stichting een zelfstandige rechtspersoon is met een eigen afgezonderd vermogen. In beginsel is het vermogen van een stichting niet relevant voor de verdeling van de huwelijksgemeenschap, tenzij er sprake is van een vorderingsrecht vanuit de gemeenschap op de stichting. In dit geval stelt de vrouw dat er vorderingsrechten vanuit de gemeenschap op de stichtingen zijn. Hierover moet inzage worden verschaft.
Op grond van artikel 1:83 van het Burgerlijk Wetboek (BW) moeten echtgenoten elkaar informatie verschaffen over het door hen gevoerde bestuur alsmede over de stand van hun goederen en schulden. Partijen moeten beide opgave doen van hun vermogen. Voor de man geldt dat hij zichtbaar moet maken of er sprake is van (vermogens-)rechten jegens de stichtingen welke in de gemeenschap van goederen vallen.
In het licht van het bovenstaande gelast de rechtbank de man om
binnen één maandde volgende stukken te overleggen:
  • alle bankafschriften van de bankrekeningen op de naam van de man over de periode 2017 tot en met heden;
  • de jaarrekeningen van de [Stichting 1] , de [Stichting 2] en de [Stichting 3] over de periode 2017 tot en met heden;
  • alle relevante stukken waaruit blijkt dat de man (vermogens-)rechten heeft jegens de stichtingen.
De rechtbank zal de vrouw vervolgens in de gelegenheid stellen
om zich binnen vier weken, nadat de stukken van de man door haar zijn ontvangen, uit te laten over de stukken.
De rechtbank wijst het verzoek van de vrouw voor de overige stukken , zoals de notariële aktes, af omdat de rechtbank van oordeel is dat de vrouw op basis van de hiervoor genoemde stukken voldoende inzicht kan verkrijgen in de eventuele (vermogens-)rechten jegens de stichtingen die in de gemeenschap vallen. In het geval de rechtbank geen of onvoldoende stukken ontvangt, zal de rechtbank een beslissing nemen die zij gerade acht. Het opleggen van een dwangsom acht de rechtbank dan ook niet noodzakelijk en wijst om deze reden dit verzoek van de vrouw af.
Over de huurpenningen voor de woning aan de [straat 1] wordt later in deze beschikking een beslissing gegeven. Daarom zal het verzoek van de vrouw ook op dat punt worden afgewezen.
Partneralimentatie
De vrouw heeft in het kader van haar verzoek om partneralimentatie om extra stukken verzocht. Zij stelt dat zij geen volledig overzicht heeft van de inkomsten van de man en daarom geen goede berekening kan maken. Daarom verzoekt de vrouw het verzoek tot partneralimentatie aan te houden. Gelet op het feit dat de rechtbank de man heeft gelast aanvullende stukken toe te sturen waarmee onder meer inzicht kan worden verkregen in zijn inkomsten, zal de rechtbank dit verzoek van de vrouw toewijzen. Het verzoek ten aanzien van de partneralimentatie
pro forma worden aangehouden tot 15 september 2022.
Verdeling
Nu partijen geen huwelijkse voorwaarden hebben gemaakt, moet worden aangenomen dat tussen hen een algehele gemeenschap van goederen bestaat. Als uitgangspunt geldt dat de ontbonden gemeenschap bij helfte tussen hen wordt verdeeld (artikel 1:100 BW, zoals dat gold voor 1 januari 2018).
Peildatum
Als peildatum voor de omvang van de huwelijksgemeenschap geldt de datum van indiening van het verzoekschrift, zijnde 29 april 2021. Voor de waardering geldt – voor zover partijen niet anders overeenkomen – de datum van de feitelijke verdeling als peildatum.
Omvang van de gemeenschap
Partijen hebben de volgende vermogensbestanddelen opgevoerd die in de verdeling dienen te worden betrokken:
de woning aan de [adres 1] in [woonplaats] ;
de woning aan de [adres 2] in [woonplaats] ;
bankrekeningen;
contant geld, goud en sieraden;
vorderingen op derden;
schulden.
a.
De woning aan de [straat 2]
Partijen zijn het eens over de wijze van verdeling van de echtelijke woning aan de [adres 1] in [woonplaats] en de daaraan verbonden hypothecaire geldlening. De man zal in de gelegenheid worden gesteld om te onderzoeken of hij de echtelijke woning kan overnemen en als dat niet lukt, zal de woning te koop worden gezet. De vrouw zal binnen veertien dagen na de datum van deze beschikking drie NVM-makelaars voorstellen aan de man, waaruit de man één makelaar kan aanwijzen. De getaxeerde waarde op dat moment zal bindend zijn voor het bepalen van de overwaarde (dan wel de onderwaarde) van de echtelijke woning. De kosten voor de taxatie worden door partijen bij helfte gedeeld.
De man wordt na de taxatie in de gelegenheid gesteld om te onderzoeken of hij in staat is de toedeling van de echtelijke woning aan hem te financieren voor overname van de hypothecaire geldlening en hiervoor de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid te doen ontslaan. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van vier maanden na het taxatierapport. Als de man de woning overneemt, moet hij de helft van de overwaarde van de echtelijke woning aan de vrouw voldoen. De kosten in verband met de toedeling van de echtelijke woning aan de man, moeten door partijen bij helfte worden gedragen.
Wanneer het de man niet lukt om de toedeling van de echtelijke woning aan hem te financieren, moet de echtelijke woning worden verkocht. De verkoop van de echtelijke woning moet via de eerder gekozen makelaar geschieden. De rechtbank gaat ervan uit dat partijen gezamenlijk een verkoopopdracht aan genoemde makelaar zullen verstrekken en zijn moeten het advies van de makelaar met betrekking tot de vraag- en laatprijs (ook tot eventuele aanpassingen van de vraag- en laatprijs) voor de echtelijke woning als leidend accepteren. Bij verkoop en levering van de echtelijke woning aan een derde moet de hierop rustende hypothecaire geldlening worden afgelost met de verkoopopbrengst en met die opbrengst moeten ook alle verkoopkosten, waaronder de kosten voor de makelaar en de taxatiekosten, worden voldaan. De aan de hypotheek gekoppelde verzekeringen moeten worden opgeheven en de waarde bij helfte worden verdeeld.
De woning aan de [straat 1]
Partijen zijn het eens over de wijze van verdeling van de woning aan de [adres 2] in [woonplaats] en de daaraan verbonden hypothecaire geldlening. Hetzelfde ‘spoorboekje’ zoals hiervoor omschreven voor de echtelijke woning aan de [straat 2] zal van toepassing zijn voor de woning aan de [straat 1] . In plaats van de man, zal de vrouw in de gelegenheid worden gesteld om te onderzoeken of zij de woning kan overnemen. Wanneer dit niet lukt, zal de woning te koop worden gezet.
Bankrekeningen
De vrouw verzoekt de bankrekeningen op de naam van de man aan de man toe te delen en de bankrekeningen op de naam van de vrouw aan de vrouw toe te delen, waarbij geldt dat de saldi van alle bankrekeningen op de peildatum bij helfte tussen partijen worden verdeeld.
De man is het eens met de toedeling van de bankrekeningen, maar zonder verrekening van de saldi. Dit omdat hij sinds het moment dat de vrouw aan de [straat 3] woont onverschuldigd haar huur betaalt. Als de saldi wel moeten worden verrekend, stelt de man dat hij een vergoedingsrecht op de vrouw heeft, ter hoogte van de door de man betaalde huur voor de vrouw van € 900,- per maand. De vrouw betwist dat de man haar huur betaalt.
De rechtbank zal bepalen dat de bankrekeningen op naam van de man worden toegedeeld aan de man en dat de bankrekeningen op de naam van de vrouw worden toegedeeld aan de vrouw. Gelet op de betwisting van de huurbetaling door de vrouw en de voorwaardelijke regresvordering van de man op de vrouw voor deze huurpenningen, zal de rechtbank bepalen dat de saldi van alle rekeningen op de peildatum, te weten 29 april 2021, bij helfte tussen partijen worden verdeeld. Over de regresvordering van de man zal de rechtbank later in deze beschikking beslissen.
Contant geld, goud en sieraden
De man stelt dat in de kluis in de gezamenlijke woning van partijen contant geld lag ter waarde van ruim € 30.000,- en goud en sieraden ter waarde van ruim € 100.000,-. Volgens de man heeft de vrouw heeft dit hele bedrag meegenomen, inclusief al het goud. De man verzoekt dit aan de vrouw toe te delen onder vergoeding van de helft van de waarde aan de man, te weten € 65.000,-. De vrouw betwist dat dit geld en het goud er zijn, zij heeft het zeker niet in haar bezit.
De rechtbank is van oordeel dat de man, in het licht van de betwisting van de vrouw, onvoldoende heeft onderbouwd dat er contant geld, goud en sieraden waren dan wel dat de vrouw dit in haar bezit zou hebben. Nu het bestaan van dit vermogensbestanddeel niet is gebleken, zal de rechtbank dit verzoek van de man afwijzen.
Vorderingen op derden
vordering op [naam]
De vrouw verzoekt vast te stellen dat de gemeenschap een vordering heeft op [naam] van € 24.900,-. De man is het hiermee eens. Op de zitting heeft de vrouw aangevoerd dat de vordering lager is dan het in de stukken genoemde bedrag van € 24.900,-, omdat inmiddels een deel zou zijn terugbetaald. Deze betalingen zijn overgemaakt naar de bankrekening van de vrouw en zijn in de gemeenschap gevallen. De man betwist dat er al op de vordering is afgelost.
De rechtbank overweegt als volgt. In het licht van de betwisting van de man heeft de vrouw onvoldoende onderbouwd dat er al op de vordering is afgelost. Gelet op het feit dat de vrouw in eerdere stukken heeft gesteld dat het om een vordering van € 24.900,- ging, had het op haar weg gelegen om aan te tonen dat dit bedrag inmiddels lager is. Nu zij dit heeft nagelaten, zal de rechtbank aan wat de vrouw op de zitting heeft aangevoerd voorbij gaan. De rechtbank zal dan ook vaststellen dat de gemeenschap een vordering heeft van € 24.900,- op [naam] . Dit bedrag komt na terugbetaling aan beide partijen voor de helft toe.
vorderingen op de stichtingen
De vrouw stelt dat de gemeenschap vorderingen heeft op de stichtingen. Dit wordt door de man betwist.
Aangezien de rechtbank hiervoor de man heeft gelast om stukken te overleggen waaruit een (mogelijke) vordering op de stichtingen blijkt, zal de rechtbank dit verzoek
pro forma aanhouden.
Schulden
De man verzoekt de rechtbank om vast te stellen dat de gemeenschap een schuld heeft bij [Stichting 4] ter hoogte van € 56.750,- en dat partijen beiden draagplichtig zijn voor deze schuld. Aan dit verzoek legt hij ten grondslag dat de stichting voor partijen twee auto’s van het merk Mercedes heeft gekocht, de ene ter waarde van € 28.000,- en de andere ter waarde van € 28.750,-. Dit was een lening van de stichting aan partijen. De vrouw betwist dit.
De man en de vrouw hebben uiteenlopende opvattingen over het bestaan van de gestelde schulden. Voorop staat dat de beoordeling van de vraag of een derde een vordering heeft op de gemeenschap niet past in deze procedure die (mede) strekt tot verdeling in het kader van de echtscheiding. Het is aan de beweerde schuldeiser om (één van) de echtgenoten tot betaling aan te spreken, waarna het aan de aangesproken partij(en) is om de vordering te erkennen of betwisten en daarover zo nodig te procederen. Voor wat betreft de bijdrageplicht in hun onderlinge verhouding gelden de wettelijke uitgangspunten van artikel 1:100 en artikel 6:10 en volgende BW.
Vergoedingsrechten
Beide partijen stellen vergoedingsrechten op elkaar te hebben.
huurpenningen van de [straat 1]
De vrouw stelt een vergoedingsrecht te hebben op de man vanwege de verhuur van de gezamenlijke woning aan de [straat 1] . De huuropbrengsten van de gezamenlijke woning behoren tot de gemeenschap en dat geldt ook voor de huuropbrengsten vanaf de peildatum. Deze moeten dan ook bij helfte tussen partijen worden verdeeld, aldus de vrouw.
De man erkent dat er huur wordt betaald, maar stelt dat niet hij, maar de zoon van partijen de huuropbrengsten ontvangt. De vrouw is hiervan volgens de man op de hoogte.
De rechtbank overweegt als volgt. Niet in geschil is dat er voor de woning aan de [straat 1] huurpenningen zijn ontvangen. In het licht van de betwisting door de vrouw heeft de man zijn stelling dat de huuropbrengsten naar de zoon gaan en dus niet in de gemeenschap vallen onvoldoende onderbouwd. Ook is niet komen vast te staan dat de vrouw hiervan op de hoogte zou zijn. De rechtbank is daarom van oordeel dat de huuropbrengsten van de gezamenlijke woning aan de [straat 1] in de huwelijksgoederengemeenschap van partijen vallen. Om deze reden zal de rechtbank bepalen dat de huuropbrengsten vanaf de peildatum tot aan de datum van de eigendomsoverdracht van de woning aan de [straat 1] bij helfte tussen partijen moeten worden verdeeld.
huurpenningen van de [straat 3]
De man stelt een vergoedingsrecht te hebben op de vrouw, omdat hij de huur betaalt van de woning aan de [straat 3] waarin de vrouw verblijft. De vrouw betwist dit. Volgens haar betaalt hun zoon de huur van haar woning.
De rechtbank overweegt als volgt. De verhalen van partijen staan lijnrecht tegenover elkaar. De rechtbank heeft hierdoor onvoldoende inzicht om een beslissing te kunnen nemen. Het is aan partijen om hun stellingen nader te onderbouwen aan de hand van de stukken die nog zullen worden overgelegd. De rechtbank zal dit verzoek dan ook pro forma aanhouden.

Beslissing

De rechtbank:
*
spreekt de echtscheiding tussen de vrouw en de man, gehuwd op [huwelijksdatum] 1979 in
[huwelijksplaats] uit;
*
gelast de man binnen één maand de volgende stukken te overleggen:
  • alle bankafschriften van de bankrekeningen op de naam van de man over de periode 2017 tot en met heden;
  • de jaarrekeningen van [Stichting 1] , [Stichting 2] en [Stichting 3] over de periode 2017 tot en met heden;
  • alle relevante stukken waaruit blijkt dat sprake is van (vermogens-)rechten jegens de stichtingen die in de gemeenschap vallen;
*
stelt de vrouw in de gelegenheid om zich binnen vier weken uit te laten over de van de man ontvangen stukken;
*
stelt de wijze van de verdeling van de huwelijksgemeenschap als volgt vast, onder de voorwaarde van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand:
de woning aan de [adres 1] en de woning aan de [adres 2] in [woonplaats] :
 ten aanzien van de gezamenlijke woningen zal de vrouw binnen veertien dagen na de datum van deze beschikking drie (onafhankelijke en NVM-geregistreerde) makelaars voorstellen aan de man, waarvan de man één van de makelaars zal kiezen om de twee gezamenlijke woningen te taxeren;
 vervolgens verstrekken partijen een opdracht tot taxatie aan deze makelaar, waarbij partijen de kosten verbonden aan taxatie ieder voor de helft betalen;
 binnen vier maanden nadat het taxatierapport gereed is, moet de man schriftelijk aantonen dat hij in staat is om de woning aan de [straat 3] over te nemen. De vrouw moet binnen vier maanden nadat het taxatierapport gereed is, schriftelijk aantonen dat zij in staat is om de woning aan de [straat 1] over te nemen;
 de woning aan de [straat 3] zal aan de man worden toegedeeld en de woning aan de [straat 1] zal aan de vrouw worden toegedeeld tegen voormelde getaxeerde waarde door de gekozen makelaar, onder de verplichting voor partijen om de ander te doen ontslaan uit zijn of haar hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldleningen waarbij de helft van de overwaarde aan de andere partij moet worden voldaan en de kosten in verband met de toedeling van de woningen en de taxatiekosten door partijen bij helfte worden gedragen, dan wel dat een onderwaarde in de onderlinge verhouding tussen de man en de vrouw bij helfte zal worden gedragen;
 de woningen moeten worden verkocht en geleverd aan een derde als het partijen niet lukt om binnen vier maanden na de taxatie aan te tonen dat hij of zij in staat is de aan hem of haar toekomende woning over te nemen en de andere partij uit de hoofdelijke aansprakelijkheid ter zake van de hypothecaire geldlening te doen ontstaan zoals hiervoor overwogen. De verkoop van de woningen moet via de eerder aangewezen makelaar geschieden. Partijen moeten gezamenlijk een verkoopopdracht geven aan de makelaar, waarbij zij, als er geen onderlinge overeenstemming is, het advies van de makelaar over de vraag- en laatprijs als leidend accepteren. Bij verkoop en levering van de gezamenlijke woning aan een derde moet de hypothecaire geldlening worden afgelost met de opbrengst en met die opbrengst moeten ook alle verkoopkosten, waaronder de kosten voor de makelaar en de taxatiekosten, worden voldaan. Partijen zijn vervolgens ieder voor de helft gerechtigd tot de resterende overwaarde dan wel moet een onderwaarde in de onderlinge verhouding tussen de man en de vrouw bij helfte worden gedragen. De gekoppelde verzekeringen moeten opgeheven worden en de waarde bij helfte worden verdeeld;
deelt toe aan man de bankrekeningen op de naam van de man en aan de vrouw de bankrekeningen op de naam van de vrouw, waarbij de saldi op 29 april 2021 bij helfte worden verdeeld tussen partijen;
bepaalt dat de huuropbrengsten van de woning aan de [straat 1] vanaf 29 april 2021 tot aan de datum van de eigendomsoverdracht van de woning aan de vrouw dan wel aan een derde bij helfte tussen partijen worden verdeeld;
*
houdt iedere verdere beslissing ten aanzien van de verzoeken tot partneralimentatie, de vordering op de stichtingen en het vergoedingsrecht van de man op de vrouw in verband met de huurpenningen van de woning aan de [straat 3]
pro forma aan tot 15 september 2022;
*
verklaart deze beschikking tot zover, met uitzondering van de uitgesproken echtscheiding, uitvoerbaar bij voorraad;
*
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. C. de Jong-Kwestro, rechter, in tegenwoordigheid van mr. H. Zheng als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 4 juli 2022.