ECLI:NL:RBDHA:2022:7065

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 juli 2022
Publicatiedatum
14 juli 2022
Zaaknummer
09/102990-21
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdige verdachte veroordeeld voor diefstal met bedreiging met geweld

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 4 juli 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een jeugdige verdachte, geboren in 2003, die beschuldigd werd van diefstal met bedreiging met geweld. De verdachte was samen met anderen betrokken bij een incident op 14 april 2021, waarbij een slachtoffer in haar woning werd bedreigd met een vuurwapen en haar televisie en afstandsbediening werden gestolen. Tijdens de zitting op 20 juni 2022 werd de zaak inhoudelijk behandeld. De officier van justitie, mr. L. Kooijmans, stelde dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kon worden, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. L. Rijsdam, pleitte voor vrijspraak. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de aangeefster en medeverdachten voldoende bewijs boden voor de aanwezigheid van de verdachte in de woning en zijn betrokkenheid bij de diefstal. De rechtbank vond het niet geloofwaardig dat de verdachte enkel op de gang had gestaan. De rechtbank concludeerde dat de verdachte samen met anderen de diefstal had gepleegd, waarbij de bedreiging met geweld een cruciale rol speelde. De rechtbank legde de verdachte een jeugddetentie van zes dagen op, met aftrek van de tijd in voorlopige hechtenis, een leerstraf van vijftig uur en een voorwaardelijke werkstraf van honderd uur. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de gevorderde schade niet direct verband hield met het bewezen verklaarde feit.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 09/102990-21
Datum uitspraak: 4 juli 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Den Haag in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] (hierna: de verdachte),
geboren op [geboortedag] 2003 te [geboorteplaats] ,
[adres 1] .

1.Het onderzoek ter zitting

De strafzaak tegen de verdachte is inhoudelijk behandeld op de besloten zitting van 20 juni 2022.
De officier van justitie in deze zaak is mr. L. Kooijmans en de advocaat van de verdachte is mr. L. Rijsdam te Leiden. De verdachte is op de zitting verschenen.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 14 april 2021 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een televisie en/of een afstandsbediening, in elk geval enig(e) goed(eren), dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- om [slachtoffer] heen te gaan staan en/of
- ( dwingend) te zeggen dat zij, [slachtoffer] , geld moest betalen en/of
- [slachtoffer] een vuurwapen te tonen en/of voor te houden en/of
- het vuurwapen door te laden en/of op haar hoofd/gezicht te zetten, althans te richten.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. De verklaring van de verdachte dat hij niet in de woning is geweest, maar slechts op de gang heeft gestaan, vindt de officier niet geloofwaardig. De aangeefster heeft verklaard dat zij de verdachte kent en dat hij een rol heeft gehad bij de diefstal. Bovendien verklaren de drie medeverdachten dat ze in totaal met zijn vieren in de woning zijn geweest. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat de verdachte ook de televisie heeft helpen dragen. [medeverdachte 2] heeft daarnaast verklaard dat de verdachte mogelijk degene is geweest die het wapen vast heeft gehad. Uit deze verklaringen kan worden afgeleid dat de verdachte wel degelijk in de woning aanwezig was. Ook de geweldshandelingen kunnen wettig en overtuigend bewezen worden. De aangeefster heeft verklaard dat de vier verdachten om haar heen zijn komen staan met een pistool en dat zij hen geld schuldig was. Zowel [medeverdachte 3] als [medeverdachte 2] hebben verklaard dat het vuurwapen is gebruikt en dat de andere twee verdachten daarbij waren. Het vuurwapen is later bij [medeverdachte 3] aangetroffen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De advocaat heeft vrijspraak bepleit, nu het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. De verdachte is niet in de kamer geweest waaruit de televisie en afstandsbediening zijn weggenomen. Het klopt dat hij in de woning van de aangeefster is geweest, maar de verdachte heeft al die tijd slechts op de gang gestaan. Alleen de aangeefster heeft verklaard dat de verdachte in de woonkamer is geweest. Dat is onvoldoende bewijs om te zeggen dat hij inderdaad binnen is geweest en een rol heeft gehad. Indien de rechtbank vaststelt dat de verdachte wel in de woonkamer is geweest, dan rijst de vraag wat daar is gebeurd. De aangeefster was aan één van de verdachten geld schuldig, maar kon dit niet betalen en daarom stelde zij zelf voor aan de verdachten om haar televisie en afstandsbediening mee te nemen. Van diefstal kan dan ook geen sprake zijn. Als de rechtbank vindt dat er wel voldoende bewijs is voor diefstal, dan geldt daarbij dat niet vastgesteld kan worden dat de verdachte geweld heeft gebruikt. Immers, alleen de aangeefster verklaart dat de vier verdachten om haar heen zijn gaan staan. Uit niets blijkt dat de verdachte een rol bij het geweld heeft gehad. Ook is niet vast komen te staan dat de verdachte het wapen heeft vast gehad.
3.3
De beoordeling
Voor de rechtbank staat vast dat de aangeefster op 14 april 2021 in Den Haag in haar woning is bedreigd met een wapen door een aantal jongens en dat haar televisie en afstandsbediening vervolgens zijn meegenomen. Het vuurwapen is door één van de verdachten aan de aangeefster getoond.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van de verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.
Zowel de aangeefster als de medeverdachten verklaren dat de verdachte aanwezig was in de woonkamer. De verklaring van de verdachte ter terechtzitting, dat hij zich gedurende de diefstal op de gang bevond, vindt de rechtbank om die reden niet geloofwaardig. De rechtbank vindt bewezen dat de verdachte aanwezig was in de woonkamer van de aangeefster. Ook is de rechtbank van oordeel dat er sprake was van diefstal. Zelfs als de aangeefster gezegd zou hebben dat de verdachten de televisie mochten meenemen en de afstandsbediening niet moesten vergeten, is dat gezien de omstandigheden niet vreemd. De aangeefster was de verdachten, dan wel één van hen, geld schuldig. De verdachten zijn naar de woning van de aangeefster gegaan om dit geld van haar terug te krijgen. Daarbij zijn zij om haar heen gaan staan en is haar een vuurwapen getoond. Hiermee is voor haar een dreigende situatie ontstaan. Ongeacht of de aangeefster gezegd heeft dat de verdachten de televisie en afstandsbediening mee mochten nemen, is een dergelijk handelen aan te merken als het wegnemen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening.
Uit deze omstandigheden volgt bovendien dat sprake is van het medeplegen van diefstal met bedreiging met geweld. Tussen de verdachte en de medeverdachten is sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking. Immers, uit het dossier volgt dat alle vier de verdachten om de aangeefster heen stonden, terwijl één van hen een vuurwapen op haar richtte. Nergens blijkt uit dat de verdachte hier zich op enig moment van heeft gedistantieerd.
De rechtbank vindt de tenlastegelegde diefstal met bedreiging van geweld wettig en overtuigend bewezen.
In bijlage II heeft de rechtbank de bewijsmiddelen opgenomen.

4.De bewezenverklaring

Op grond van de bewijsmiddelen en op grond van de conclusies hierboven, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Bewezenverklaard wordt dat:
hij op 14 april 2021 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met anderen, een televisie en een afstandsbediening,
dietoebehoorde
naan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken,
- door om [slachtoffer] heen te gaan staan en
- ( dwingend) te zeggen dat zij, [slachtoffer] , geld moest betalen en
- [slachtoffer] een vuurwapen te tonen en voor te houden.
Het meer of anders tenlastegelegde is niet bewezen. De verdachte zal (ook) daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft taal- en/of schrijffouten in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is hierdoor niet benadeeld.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte

Het feit en de verdachte zijn strafbaar.

6.De straf en/of maatregel

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft een jeugddetentie voor de duur van zes dagen geëist, met aftrek van de tijd die al in voorlopige hechtenis is doorgebracht. Daarnaast heeft zij een leerstraf
- “SoCool”- voor de duur van vijftig uur geëist en daarnaast een voorwaardelijke werkstraf voor de duur van honderd uur. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een diefstal met geweld. Hij heeft samen met anderen een kwetsbaar slachtoffer bedreigd in haar eigen woning, wat een veilige plek zou moeten zijn. De verdachte heeft laten zien dat hij geen respect heeft voor het eigendom van een ander, en dat hij er niet voor terugdeinst om iemand bang te maken om zich dat eigendom toe te eigenen. Bovendien weigert de verdachte verantwoordelijkheid te nemen voor zijn daden. Ook is hij eerder veroordeeld voor een soortgelijk feit. Gezien zijn beïnvloedbaarheid is het van belang dat de verdachte, naast toezicht van de jeugdreclassering, de leerstraf SoCool opgelegd krijgt.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, de verdachte een leerstraf opgelegd moet worden. Als er daarnaast nog een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden wordt opgelegd, zal dat te zwaar voor hem zijn en zal de straf averechts werken. Gezien zijn verstandelijke beperking kan met een leerstraf en alleen algemene voorwaarden worden volstaan. De verdachte heeft een intensief traject gevolgd en heeft goed contact met de jeugdreclassering. Hij heeft zich aan de schorsende voorwaarden gehouden en het contact met zijn ouders is ook beter geworden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Ernst van het feit
De verdachte heeft samen met anderen een kwetsbaar slachtoffer bedreigd in haar eigen woning met een vuurwapen, zodat zij haar televisie en afstandsbediening konden stelen. Door de aangeefster het wapen voor te houden, hebben de verdachte en de medeverdachten haar flinke angst aangejaagd. Dat het wapen geen echte “Colt” was maar een nauwkeurig daarop gelijkend veerdrukpistool, doet daar niets aan af: de aangeefster wist dat immers niet. Bovendien heeft hij, door de diefstal van de televisie en afstandsbediening, geen enkel respect getoond voor het eigendom van een ander.
Strafblad
De rechtbank heeft aan de hand van de Justitiële Documentatie van 31 mei 2022 vastgesteld dat de verdachte eenmaal eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 14 juni 2022. Door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) is -onder meer- als volgt gerapporteerd.
[verdachte] heeft zich geheel gehouden aan alle schorsende voorwaarden. Hij heeft volop meegewerkt aan de reclasseringstoezicht. [verdachte] heeft zijn praktijkschool met succes afgerond en werkt nu 5 dagen in de week in de keuken bij een pizzeria.
Daarmee heeft [verdachte] structuur in zijn leven en is hij omgeven door mensen met een prosociale houding. [verdachte] ziet zijn toekomst positief in, hij wil uiteindelijk op zichzelf gaan wonen. [verdachte] heeft goed contact met zijn ouders. Zijn ouders zijn betrokken.
Deze aspecten zijn van groot belang voor [verdachte] , want hiermee is hij ingebed (en niet gemarginaliseerd) en [verdachte] is omgeven met mensen die op positieve wijze bij hem betrokken zijn.
Deze inbedding is van groot belang voor [verdachte] omdat hij erg beïnvloedbaar is. Immers de verdenking betreft ook een groepsdelict. Dan is het voor [verdachte] gunstig dat hij nu beïnvloed wordt door mensen die het beste met hem voor hebben en zelf prosociaal zijn. Echter het verhuld ook de kwetsbaarheid van [verdachte] . Want het lijkt erop dat [verdachte] moeite heeft om vanuit zichzelf een veilige (in criminogene zin) omgeving te creëren. Mocht de huidige situatie veranderen of [verdachte] komt toch ‘verkeerde mensen’ tegen dan is het de vraag of hij voldoende weerbaar is. De Raad voor de Kinderbescherming adviseert de rechtbank [verdachte] , indien het ten laste gelegde feit bewezen wordt verklaard, een taakstraf in de vorm van een leerstraf “SoCool”) op te leggen.
De heer M.J. van Dam heeft, namens de Raad ter zitting als deskundige het volgende verklaard. De verdachte heeft nu andere keuzes gemaakt. Hij is weer ingebed in het gezin en heeft andere vrienden gevonden. Dat zijn voor hem belangrijke factoren. De verdachte heeft zich goed aan de schorsende voorwaarden gehouden. Hij heeft duidelijke structuur en begrenzing van buitenaf nodig. Zijn kwetsbaarheid en beïnvloedbaarheid zijn hele cruciale factoren. De leerstraf ‘SoCool’ heeft tot doel zijn vaardigheden te vergroten. Hoewel er veel beschermende factoren zijn, is een stok achter de deur belangrijk.
Mevrouw S. Serindag heeft, namens de jeugdreclassering van de William Schrikker Stichting jeugdbescherming en jeugdreclassering (hierna ook WSSJJ) , ter zitting als deskundige verklaard dat de verdachte liever wil werken dan een opleiding volgen. De verdachte laat niet of nauwelijks zien wie zijn vrienden zijn. Hij vertelt weinig, doet geheimzinnig en het is moeilijk om met hem in contact te komen. Reclasseringstoezicht door de WSSJJ is aan te raden om erop toe te zien dat [verdachte] de leerstraf uitvoert en om hem eventueel een waarschuwing te geven. Daarnaast moet nog worden bekeken of er voor [verdachte] een jongerencoach moet worden gezocht.
Op te leggen straf
De rechtbank heeft gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd en de oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS-afspraken.
De weging van de hiervoor besproken omstandigheden leidt ertoe dat de rechtbank de verdachte een jeugddetentie zal opleggen voor de duur van zes dagen, met aftrek, en een leerstraf, te weten SoCool, voor de duur van vijftig uur. Daarnaast zal de rechtbank de verdachte een voorwaardelijke werkstraf voor de duur van honderd uur opleggen. Op die manier ervaart de verdachte de consequenties van zijn gedrag en leert de verdachte zijn vaardigheden te vergroten en zijn beïnvloedbaarheid te verminderen. Met het voorwaardelijk strafdeel heeft hij tegelijkertijd een stok achter de deur die moet voorkomen dat de verdachte terugvalt in delictgedrag. Daarnaast vindt de rechtbank het belangrijk dat de komende periode nog toezicht wordt gehouden op de verdachte, zodat gewaarborgd kan worden dat de verdachte de ingezette positieve ontwikkeling voortzet.

7.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en heeft een schadevergoeding van €170,00 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente, gevorderd. De benadeelde partij heeft de posten immateriële schade en affectieschade wel toegelicht, maar niet van een concreet bedrag voorzien.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering moet worden afgewezen. De gevorderde materiële schade ziet op een gebeurtenis van twee weken eerder en niet op het onderhavige strafbare feit.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is het met de officier van justitie eens dat de vordering moet worden afgewezen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De vordering ziet op vergoeding van schade als gevolg van het wegnemen van een paspoort en een ‘Samsung Galaxy’. Het bewezenverklaarde feit ziet evenwel niet op het wegnemen van deze zaken. De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op de post materiële schade, de vordering niet-ontvankelijk verklaren, aangezien aan de benadeelde partij niet rechtstreeks schade is toegebracht door het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op de posten affectieschade en immateriële schade, de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien zij aan deze posten geen bedrag heeft verbonden.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
47, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven in paragraaf 4 is omschreven en kwalificeert dit als
Diefstal met bedreiging met geweld;
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
straf
veroordeelt de verdachte tot
jeugddetentievoor de duur van
6 dagen
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van deze jeugddetentie wordt afgetrokken;
veroordeelt de verdachte voorts tot
een
leerstraf, zijnde het volgen van een leerproject,
te weten SoCool,voor de tijd van
50 uur
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de tijd van
25 dagen;
en veroordeelt de verdachte tot
een
werkstrafvoor de duur van 100 uur
bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de verdachte zich voor het einde van de hierbij op
2 jarenvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
alsmede onder de algemene voorwaarde dat de verdachte ter vaststelling van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
en onder de hierna te noemen bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
1. gedurende de proeftijd de afspraken met de jeugdreclassering zal nakomen;
2. gedurende de proeftijd zal luisteren naar de aanwijzingen van de jeugdreclassering;
3. gedurende de proeftijd zich inzet voor het behouden van een dagbesteding/werk;
geeft opdracht aan William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering gedurende één jaar het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
4. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
5. zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering, zo vaak en zo lang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
schadevergoeding
bepaalt dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
voorlopige hechtenis
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de veroordeelde.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.H. Rochat, kinderrechter, voorzitter,
mr. E.M.M. Engbers, kinderrechter,
en mr. M.F.M. de Groot, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. M. Nijhuis, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank van 4 juli 2022.
Bijlage II
Bewijsmiddelen
1.
Het proces-verbaal van politie nummer PL1500-2021104863-4 (pagina 138-140 van het dossier), inhoudende als verklaring van aangeefster [slachtoffer] :
Vanmiddag, 14 april 2021, omstreeks 17:30 uur was ik in mijn kamer, gelegen aan [adres 2] te Den Haag. Er werd aangebeld en er stonden vier jongens voor mijn deur. Ik liet ze vervolgens binnen in mijn kamer. Bij binnenkomst kwamen ze gelijk om mij heen staan. Ik hoorde ze allemaal zeggen dat ik geld aan hun moet betalen. Ik zag dat die dealer een zwart vuurwapen uit zijn rechterjaszak haalde. Hij stond op dat moment op een meter afstand van mij. Terwijl hij het vuurwapen op mij gericht hield zei hij tegen die andere gasten dat ze moesten opschieten met de televisie. Ik zag vervolgens dat die jonge gasten bezig waren met het loskoppelen van mijn televisie. Vervolgens zijn ze weggegaan met meenemen van mijn televisie en afstandsbediening.
2.
Het proces-verbaal van politie nummer PL1500-2021104863-18 (pagina 79-81 van het dossier), inhoudende als verklaring van [medeverdachte 1] :
We liepen naar een woning bij [adres 2] . De andere drie liepen voor mij uit en waren al de woning binnengegaan. Ik zag dat de vrouw met de drie jongens bezig was. Ik ben dus als eerste de woning uitgegaan. Niet veel later kwamen de anderen ook naar buiten. [medeverdachte 3] en [verdachte] droegen de Tv.
3.
Het proces-verbaal van politie nummer PL1500-2021104863-49 (pagina 129-136 van het dossier), inhoudende als verklaring van [medeverdachte 2] :
Ik ging de woning binnen met [medeverdachte 3] en [verdachte] . En met [medeverdachte 1] . Toen [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] de televisie naar de auto droegen ben ik met [verdachte] bij die vrouw gebleven. [medeverdachte 3] had een pistooltje. Toen die vrouw op het bed zat werd dat pistool tevoorschijn gehaald om het aan haar te laten zien. Ik heb het van [medeverdachte 3] of die [verdachte] afgepakt. Een van die twee ging er een beetje mee bedreigen.
4.
Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 3] bij de rechter-commissaris in de rechtbank Den Haag d.d. 19 april 2021, inhoudende:
Die dag zijn we naar binnen gegaan met zijn vieren.(…) Ik had het wapen bij me.
5.
Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte bij de rechter-commissaris in de rechtbank Den Haag d.d. 19 april 2021, inhoudende::
U zegt dat ik heb verklaard bij de politie dat het klopt dat ik in die woning ben geweest met de andere jongens, dat de mevrouw heeft gezegd dat we de tv mochten meenemen en dat ik heb verklaard dat ik er alleen bij was, maar weinig heb gedaan. Klopt.
Alle hierboven genoemde processen-verbaal zijn, voor zover niet anders vermeld, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en de voor het bewijs gebezigde inhoud daarvan is telkens zakelijk weergegeven.