ECLI:NL:RBDHA:2022:7061

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 juli 2022
Publicatiedatum
14 juli 2022
Zaaknummer
09/102970-21
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdige verdachte veroordeeld voor diefstal met geweld, mishandeling en wapenbezit

Op 4 juli 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een jeugdige verdachte, geboren in 2004, die beschuldigd werd van meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal met geweld, mishandeling en wapenbezit. De zaak werd behandeld in een besloten zitting op 20 juni 2022, waarbij de officier van justitie, mr. L. Kooijmans, en de advocaat van de verdachte, mr. A.R. Rens, aanwezig waren. De verdachte werd beschuldigd van het samen met anderen stelen van een televisie en afstandsbediening van een slachtoffer, waarbij hij een vuurwapen gebruikte om te bedreigen. Daarnaast werd hij beschuldigd van mishandeling van twee andere slachtoffers en het voorhanden hebben van een stilettomes en cocaïne.

De rechtbank oordeelde dat het beroep op noodweer van de verdachte niet slaagde, aangezien hij de agressor was in de situatie. De rechtbank vond dat de verdachte zich blootstelde aan de kans dat het wapen gebruikt zou worden tijdens de diefstal. De verdachte werd schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten, met uitzondering van enkele onderdelen die niet bewezen konden worden. De rechtbank legde een jeugddetentie op van 130 dagen, waarvan 83 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor begeleiding en toezicht door de jeugdreclassering.

De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de gevorderde schade niet direct verband hield met de bewezen feiten. De rechtbank baseerde haar beslissing op de relevante wetsartikelen en de omstandigheden van de zaak, waarbij de ernst van de feiten en de positieve ontwikkeling van de verdachte in overweging werden genomen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummers: 09/102970-21 en 09/325355-21, ter terechtzitting gevoegd
Datum uitspraak: 4 juli 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Den Haag in de zaken tegen de verdachte:
[verdachte] (hierna: de verdachte),
geboren op [geboortedag] 2004 te [geboorteplaats] ,
[adres 1] .

1.Het onderzoek ter zitting

De strafzaak tegen de verdachte is inhoudelijk behandeld op de besloten zitting van 20 juni 2022.
De officier van justitie in deze zaak is mr. L. Kooijmans en de advocaat van de verdachte is mr. A.R. Rens te Den Haag. De verdachte is op de zitting verschenen.

2.De tenlastelegging

De verdachte wordt er, samengevat, van beschuldigd dat hij
 op 14 april 2021 in Den Haag samen met anderen een televisie en afstandsbediening van [slachtoffer 1] heeft gestolen en daarbij een vuurwapen op haar heeft gericht (
09/102970-21 feit 1);
 op 13 september 2021 in Den Haag [slachtoffer 2] heeft mishandeld (
09/102970-21 feit 2);
 op 13 september 2021 in Den Haag [slachtoffer 3] heeft mishandeld (
09/102970-21 feit 3);
 hij op 13 september 2021 in Den Haag [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft bedreigd met de dood (
09/102970-21 feit 4);
 hij op 13 september 2021 in Den Haag een stilettomes bij zich heeft gehad (
09/102970-21 feit 5);
 hij op 19 juni 2021 in Den Haag 4,81 gram cocaïne bij zich heeft gehad (
09/325355-21).
De volledige tekst van de tenlastelegging staat in bijlage I.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Beoordeling zonder nadere motivering
Het onder 09/102970-21 onder 2, 3, 4 en 5 en onder 09/325355-21 tenlastegelegde kan zonder nadere motivering bewezen worden verklaard. De bewezenverklaring volgt uit de bewijsmiddelen zoals opgenomen in bijlage II. Ten aanzien van deze feiten is door de verdediging geen vrijspraak bepleit. De rechtbank zal daarom volstaan met een opsomming.
3.2
Beoordeling overige feiten
09/102970-21 feit 1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het medeplegen van de diefstal met geweld wettig en overtuigend bewezen kan worden. De verdachte heeft de medeverdachten op de hoogte gesteld dat hij een wapen bij zich had. Vervolgens heeft [medeverdachte 1] het wapen van de verdachte gepakt. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij niets gezegd heeft van de bedreiging met het wapen en dat hij meer had kunnen doen om in te grijpen. Van bedreiging met geweld door de verdachte is hierdoor wel degelijk sprake. Alleen van het doorladen van het vuurwapen moet de verdachte worden vrijgesproken, omdat dat niet bewezen kan worden.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken voor de bedreiging dan wel het gebruik van geweld met het wapen. Hoewel de verdachte het veerdrukpistool bij zich had, ontbraken de wetenschap en het opzet op het gebruik hiervan. De verdachte heeft al voordat met het wapen gedreigd werd dit wapen aan één van de medeverdachten gegeven. Uiteindelijk is het wapen bij [medeverdachte 2] belandt, die met het wapen gedreigd heeft. De verdachte had het wapen slechts bij zich omdat hij het mooi en cool vond om dit te bezitten. Hij was niet voornemens om het wapen te gebruiken. Van opzet, ook in voorwaardelijke zin, is op dit onderdeel dus geen sprake.
De beoordeling
Voor de rechtbank staat vast dat de aangeefster op 14 april 2021 in Den Haag in haar woning is bedreigd met een vuurwapen, waarna haar televisie en afstandsbediening zijn gestolen. Het vuurwapen is door één van de verdachten aan de aangeefster getoond.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van de verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.
De verdachte heeft verklaard dat hij degene was die het vuurwapen bij zich droeg. Het wapen is door een van de medeverdachten gepakt en gebruikt om de aangeefster te bedreigen. Hoewel de verdachte dus niet degene is die met het wapen gedreigd heeft, heeft hij volgens zijn eigen verklaring wel aan de medeverdachten verteld, dat hij een wapen bij zich had. Door dit aan hen kenbaar te maken voorafgaand aan de diefstal heeft de verdachte zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat het wapen bij de diefstal gebruikt zou worden. Dat het wapen door en van de medeverdachten tegen zijn wil van hem is afgenomen, is gesteld noch gebleken. De rechtbank is dan ook van oordeel dat sprake is van (voorwaardelijke) opzet.
In bijlage II heeft de rechtbank de bewijsmiddelen opgenomen.

4.De bewezenverklaring

Op grond van de bewijsmiddelen en op grond van de conclusies hierboven, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 09/102970-21 en 09/325355-21 tenlastegelegde heeft begaan.
Bewezenverklaard wordt dat:
09/102970-21
1
hij op 14 april 2021 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met anderen, een televisie en een afstandsbediening,
dietoebehoorde
naan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om
die zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, door om [slachtoffer 1] heen te gaan
staan en (dwingend) te zeggen dat zij, [slachtoffer 1] , geld moest betalen en [slachtoffer 1] een vuurwapen te tonen en voor te houden;
2
hij op 13 september 2021 te 's-Gravenhage [slachtoffer 2] heeft mishandeld door [slachtoffer 2] (met kracht)
- een kopstoot te geven en
- meermalen met zijn, verdachtes, vuist(en) op het hoofd en de borst te stompen;
3
hij op 13 september 2021 te 's-Gravenhage [slachtoffer 3] heeft mishandeld door [slachtoffer 3] (met kracht) meermalen met zijn, verdachtes, vuist(en) in het gezicht te stompen;
4
hij op 13 september 2021 te 's-Gravenhage [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door
- [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen "Ik ga jullie allebei dood maken", en
- ( daarbij) met een mes te wijzen in de richting van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en aanstalten te maken om op [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] af te lopen;
5
hij op 13 september 2021 te 's-Gravenhage een wapen van categorie I, onder 1° van de Wet wapens en munitie, te weten een stiletto heeft voorhanden gehad en/of gedragen en/of vervoerd;
09/325355-21
hij op 19 juni 2021 te ’s-Gravenhage opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 4,81 gram cocaïne en ongeveer 0,15 gram heroïne, zijnde telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Het meer of anders tenlastegelegde is niet bewezen. De verdachte zal (ook) daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft taal- en/of schrijffouten in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is hierdoor niet benadeeld.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte

5.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat niet aannemelijk is dat ten aanzien van het onder 09/102907-21 onder feit 2, 3 en 4 tenlastegelegde sprake was van noodweer. Het gedrag van de verdachte was van begin af aan aanvallend. Ook de camerabeelden spreken tegen dat sprake was van noodweer. Er was sprake van een één op één aanval, waarbij de verdachte degene was die als eerste een kopstoot uitdeelde. Op dat moment was er nog geen sprake van een groep. Bovendien probeerde de vriendin van de verdachte hem weg te trekken.
5.2
Standpunt van de verdediging
De advocaat van de verdachte heeft namens de verdachte aangedragen dat de verdachte niet ontkent dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten, maar dat hem met betrekking tot de feiten van 13 september 2021 een beroep op noodweer toekomt, zodat de verdachte voor die feiten niet strafbaar is. De advocaat voert daartoe aan dat de verdachte werd belaagd door een groep jongens en vervolgens werd bedreigd. In die situatie voelde de verdachte zich genoodzaakt om zich te verdedigen door een kopstoot te geven. Vervolgens werd de verdachte fysiek aangevallen, waardoor hij zich verder heeft verdedigd. Daarbij heeft hij het mes dat hij bij zich droeg getoond.
5.3
De beoordeling
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank het volgende af.
Aangever [slachtoffer 3] verklaart dat de verdachte hem op straat agressief aansprak, waarna [slachtoffer 3] aangever [slachtoffer 2] gebeld heeft. Deze kwam vervolgens samen met andere vrienden de kant van aangever [slachtoffer 3] op,. Aangever [slachtoffer 3] werd door zijn vrienden weggetrokken. Op de camerabeelden van het Spui en de Grote Marktstraat is te zien dat de verdachte en aangever [slachtoffer 2] richting een muur lopen. Vervolgens geeft de verdachte de aangever een kopstoot en een vuistslag, waarna een gevecht ontstaat tussen de verdachte en aangevers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] . Nadat de verdachte is weggeduwd door omstanders, trekt hij een mes.
Naar het oordeel van de rechtbank is de verdachte degene die op een agressieve manier verhaal komt halen bij aangever [slachtoffer 3] . Bovendien is hij degene die als eerste geweld gebruikt door aangever [slachtoffer 2] een kopstoot te geven. Deze handelingen wijzen erop dat de verdachte de agressor is. De verdachte is steeds degene die de aanval inzet. Hij is niet degene die wordt aangevallen. Er was naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen sprake van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van het lijf van verdachte, en daarom was er ook geen noodzaak zich hiertegen te verdedigen.
Uit het voorgaande volgt dat geen sprake was van een noodweersituatie en daarmee komt verdachte geen beroep toe op noodweer.
Aangezien geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten, zijn de feiten en de verdachte strafbaar.

6.De straf en/of maatregel

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft een jeugddetentie voor de duur van 180 dagen geëist, met aftrek, waarvan 134 dagen voorwaardelijk. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een zestal feiten, waarbij hij onder meer een kwetsbaar slachtoffer heeft bedreigd, geweld heeft gebruikt op de openbare weg en drugs bij zich heeft gehad. Het is positief dat het inmiddels beter gaat met de verdachte en dat hij sinds zijn vrijlating niet meer in contact is geweest met politie en justitie.
6.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan het voorarrest bepleit, en daarnaast een voorwaardelijke straf. Op die manier kan de verdachte de positieve ontwikkeling zo veel mogelijk voortzetten. Bovendien helpt een voorwaardelijke straf de verdachte voorkomen dat hij opnieuw de fout in gaat.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zes strafbare feiten. Het betreft het medeplegen van diefstal met geweld, twee mishandelingen, een bedreiging, wapenbezit en drugsbezit.
De verdachte heeft samen met anderen een kwetsbaar slachtoffer bedreigd in haar eigen woning met een vuurwapen, zodat zij haar televisie en afstandsbediening konden stelen. Door de aangeefster het wapen voor te houden, hebben de verdachte en de medeverdachten haar flink angst aangejaagd. Dat het wapen geen echte “Colt” was maar een nauwkeurig daarop gelijkend veerdrukpistool doet daar niet aan af: de aangeefster wist dat immers niet. Bovendien heeft de verdachte, door de diefstal van de televisie en afstandsbediening, geen enkel respect getoond voor het eigendom van een ander. Daarnaast heeft hij in een drukke winkelstraat twee jongens mishandeld en bedreigd met een mes. Op beide aangevers heeft dit veel impact gehad: zij hebben allebei verklaard dat zij bang waren dat zij neergestoken zouden worden. Het ongecontroleerde bezit van steekwapens vormt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen en heeft een enorme maatschappelijke impact. Het voorhanden hebben van messen leidt immers maar al te vaak ook tot het gebruik daarvan, met alle gevolgen van dien. De rechtbank rekent de verdachte dit dan ook zwaar aan. Verder is bij de verdachte cocaïne en heroïne aangetroffen. Daar komt bij dat de verdachte vijf van de zes feiten heeft gepleegd na schorsing van de voorlopige hechtenis, waarna de schorsing is opgeheven. Dit alles is de verdachte zonder meer ernstig aan te rekenen.
Strafblad
De rechtbank heeft aan de hand van de Justitiële Documentatie van 31 mei 2022 vastgesteld dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor een misdrijf.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 17 juni 2022. De Raad heeft -onder meer- als volgt gerapporteerd.
[verdachte] wil schoon schip maken en deze verkeerde periode achter zich laten, hij heeft het verkeerd en fout gedaan.
De Jeugdreclassering WSS, is zeer tevreden over het functioneren van [verdachte] op dit moment. [verdachte] heeft zich goed gehouden aan de schorsende voorwaarden en profiteert goed van de hulpverlening en vooral van het contact met zijn coach.
Zijn vrijetijdbesteding geeft op dit moment weinig reden tot zorg, hij heeft afstand genomen van zijn oude, verkeerde contacten. Zijn coach spreekt veel met hem over keuzes, verantwoordelijkheid en over eventuele risico’s die er liggen in contacten met jongeren.
[verdachte] is net 18 jaar, en gericht op zelfstandigheid en volwassenheid zonder nieuwe politiecontacten. Hij is vast van plan om zich op een goede en gezonde manier verder te ontwikkelen.
De Raad adviseert om een onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, gelijk aan de duur van de gevangenhouding, naast een voorwaardelijke jeugddetentie met naast algemene ook de bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich zal houden aan een meldplicht bij de jeugdreclassering, meewerkt aan begeleiding door de coach en eventueel andere bijzondere voorwaarden, mochten ter zitting blijken dat die relevant zijn.
Mevrouw M.M. Holtes heeft ter zitting namens de Raad als deskundige verklaard dat de verdachte een positieve houding heeft en verantwoordelijkheid neemt voor de delicten. Hij heeft zich stellig voorgenomen te veranderen en dat is ook terug te zien in hoe hij zich opstelt. Een kortere proeftijd dan de gebruikelijke 2 jaren is aangewezen, met als doel de positieve verandering te waarborgen en toezicht te houden op dat het goed blijft gaan.
Mevrouw S. Serindag heeft ter zitting namens de jeugdreclassering van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en jeugdreclassering als deskundige het volgende verklaard. Het gaat goed met de verdachte en hij houdt zich aan de afspraken. Hij heeft een fulltime baan en heeft afstand genomen van zijn oude vrienden. Het is wel belangrijk dat er toezicht gehouden wordt op hoe het de komende tijd gaat en of het zo blijft.
De heer [naam] , de coach van de verdachte, heeft ter zitting als deskundige verklaard dat de verdachte zich begeleidbaar opstelt. Hij werkt fulltime in de bouw en is aangenomen voor een BBL-opleiding. Samen met de coach werkt de verdachte aan zijn impulsiviteit en copingsstrategieën.
De op te leggen straf
De rechtbank heeft gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd en de oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS-afspraken.
De weging van de hiervoor besproken omstandigheden leidt er toe dat de rechtbank de verdachte een jeugddetentie zal opleggen voor de duur van 130 dagen, met aftrek van de tijd in voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 83 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Op die manier ervaart de verdachte de consequenties van zijn gedrag en heeft hij tegelijkertijd een stok achter de deur om te voorkomen dat de verdachte terugvalt in delictgedrag. Daarnaast vindt de rechtbank het belangrijk dat de komende periode nog toezicht wordt gehouden op de verdachte, zodat gewaarborgd kan worden dat de verdachte de ingezette positieve ontwikkeling voortzet. Daarom zal de rechtbank aan het voorwaardelijk deel van de straf bijzondere voorwaarden verbinden zoals hierna te melden, waarbij de rechtbank aanleiding ziet om aan deze bijzonder voorwaarden toezicht en begeleiding door de jeugdreclassering te verbinden voor de duur van één jaar.

7.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en heeft een schadevergoeding van €170,00 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente, gevorderd. De benadeelde partij heeft de posten immateriële schade en affectieschade wel toegelicht, maar niet van een concreet bedrag voorzien.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering moet worden afgewezen. De gevorderde materiële schade ziet op een gebeurtenis van twee weken eerder en niet op het onderhavige strafbare feit.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is het met de officier van justitie eens dat de vordering moet worden afgewezen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De vordering ziet op vergoeding van schade als gevolg van het wegnemen van een paspoort en een ‘Samsung Galaxy’. Het bewezenverklaarde feit ziet evenwel niet op het wegnemen van deze zaken. De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op de post materiële schade, de vordering niet-ontvankelijk verklaren, aangezien aan de benadeelde partij niet rechtstreeks schade is toegebracht door het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op de posten affectieschade en immateriële schade, de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien zij aan deze posten geen bedrag heeft verbonden.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
47, 55, 56, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 285, 300, 312 van het Wetboek van Strafrecht, artikel 13 van Wet wapens en munitie en artikel 2 en 10 van Opiumwet.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10. De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 09/102970-21 en 09/325355-21 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven in paragraaf 4 is omschreven en kwalificeert dit als
09/102970-21
1.
Diefstal met bedreiging met geweld;
2.
Mishandeling;
3.
Mishandeling;
4.
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
5.

Handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;

09/325355-21
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
straf
veroordeelt de verdachte tot
jeugddetentievoor de duur van
130 dagen
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van deze jeugddetentie wordt afgetrokken;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot
83 dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de verdachte zich voor het einde van de hierbij op
2 jarenvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
alsmede onder de algemene voorwaarde dat de verdachte ter vaststelling van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
en onder de hierna te noemen bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
1. zich door de jeugdreclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de jeugdreclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
2. gedurende de proeftijd zal meewerken aan begeleiding door de coaches van Its4Sure, of een soortgelijke instelling, zo lang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering
gedurende één jaarhet houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
3. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
4. zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering, zo vaak en zo lang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
schadevergoeding
bepaalt dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding.
voorlopige hechtenis
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de veroordeelde.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.H. Rochat, kinderrechter, voorzitter,
mr. E.M.M. Engbers, kinderrechter,
en mr. M.F.M. de Groot, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. M. Nijhuis, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank van 4 juli 2022.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
09/102970-21
1
hij op of omstreeks 14 april 2021 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een televisie en/of een afstandsbediening, in elk geval enig(e) goed(eren), dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door om [slachtoffer 1] heen te gaan
staan en/of (dwingend) te zeggen dat zij, [slachtoffer 1] , geld moest betalen en/of [slachtoffer 1] een vuurwapen te tonen en/of voor te houden en/of het vuurwapen door te laden en/of op haar hoofd/gezicht te zetten, althans te richten;
2
hij op of omstreeks 13 september 2021 te 's-Gravenhage [slachtoffer 2] heeft mishandeld door [slachtoffer 2] (met kracht)
- een kopstoot te geven en/of
- ( meermalen) met zijn, verdachtes, vuist(en) op het hoofd en/of de borst, althans tegen het lichaam te stompen;
3
hij op of omstreeks 13 september 2021 te 's-Gravenhage [slachtoffer 3] heeft mishandeld door [slachtoffer 3] (met kracht) (meermalen) met zijn, verdachtes, vuist(en) in/tegen het gezicht te stompen;
4
hij op of omstreeks 13 september 2021 te 's-Gravenhage [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door
- [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen "Ik ga jullie allebei dood maken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- ( daarbij) met een mes te wijzen in de richting van [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of aanstalten te maken om op [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] af te lopen;
5
hij op of omstreeks 13 september 2021 te 's-Gravenhage een wapen van categorie I, onder 1° van de Wet wapens en munitie, te weten een stiletto heeft voorhanden gehad en/of gedragen en/of vervoerd;
09/325355-21
hij op of omstreeks 19 juni 2021 te ’s-Gravenhage opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 4,81 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of ongeveer 0,15 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Bijlage II
Bewijsmiddelen
09/102970-21
1.
1. De verklaring van de verdachte op de zitting van 20 juni 2022, inhoudende:

Wij zijn met zijn allen die woning ingegaan. Het wapen zat in mijn tas. Het wapen is uit mijn nektasje getrokken, ik weet niet meer door wie. Toen gingen ze bedreigen. [medeverdachte 2] zei tegen mij dat ik de televisie mee moest nemen en naar de auto moest brengen. Ik heb diezelfde ochtend tegen de anderen gezegd dat ik het wapen had. Toen we in de woning waren vroeg [medeverdachte 1] waar het wapen was, trok hij hem uit mijn tasje en ging hij er mee zwaaien.

2. Het proces-verbaal van politie nummer PL1500-2021104863-4 (pagina 138-140 van het dossier), inhoudende als verklaring van aangeefster [slachtoffer 1] :

Vanmiddag omstreeks 17:30 uur was ik in mijn kamer, gelegen aan [adres 2] te Den Haag. Er werd aangebeld en er stonden vier jongens voor mijn deur. Ik liet ze vervolgens binnen in mijn kamer. Bij binnenkomst kwamen ze gelijk om mij heen staan. Ik hoorde ze allemaal zeggen dat ik geld aan hun moet betalen. Ik zag dat die dealer een zwart vuurwapen uit zijn rechterjaszak haalde. Hij stond op dat moment op een meter afstand van mij. Terwijl hij het vuurwapen op mij gericht hield zei hij tegen die andere gasten dat ze moesten opschieten met de televisie. Ik zag vervolgens dat die jonge gasten bezig waren met het loskoppelen van mijn televisie. Vervolgens zijn ze weggegaan met meenemen van mijn televisie en afstandsbediening.

Opgave van bewijsmiddelen
09/102970-21
2.
Het proces-verbaal van politie nummer PL1500-2021269115-ll (pagina 31-35 van het dossier), inhoudende de verklaring van verdachte;
Het proces-verbaal van politie nummer PL1500-2021269115-5 (pagina 19-21 van het dossier), inhoudende de verklaring van aangever [slachtoffer 2] ;
Het proces-verbaal van politie nummer PLlS00-2021269125-2 (pagina 36-37 van het dossier), inhoudende de verklaring van aangever [slachtoffer 3] ;
Het proces-verbaal van politie nummer PL1500-2021269115-8 (pagina 28-30 van het dossier), inhoudende het relaas van de [verbalisant 1] .
3.
Het proces-verbaal van politie nummer PL1500-2021269115-ll (pagina 31-35 van het dossier), inhoudende de verklaring van verdachte;
Het proces-verbaal van politie nummer PLlS00-2021269125-2 (pagina 36-37 van het dossier), inhoudende de verklaring van aangever [slachtoffer 3] ;
Het proces-verbaal van politie nummer PL1500-2021269115-8 (pagina 28-30 van het dossier), inhoudende het relaas van de [verbalisant 1] .
4.
Het proces-verbaal van politie nummer PL1500-2021269115-ll (pagina 31-35 van het dossier), inhoudende de verklaring van verdachte;
Het proces-verbaal van politie nummer PL1500-2021269115-5 (pagina 19-21 van het dossier), inhoudende de verklaring van aangever [slachtoffer 2] ;
Het proces-verbaal van politie nummer PL1S00-2021269125-2 (pagina 36-37 van het dossier), inhoudende de verklaring van aangever [slachtoffer 3] .
5.
Het proces-verbaal van politie nummer PL1500-2021269115-ll (pagina 31-35 van het dossier), inhoudende de verklaring van verdachte;
Het proces-verbaal van politie nummer PLlS00-2021269115-6 (pagina 23 van het dossier), inhoudende het relaas van de [verbalisant 2] ;
Het proces-verbaal van politie nummer 2021269169 (pagina 40 van het dossier), inhoudende het relaas van de [verbalisant 3] .
09/325355-21
Het proces-verbaal van politie nummer PL1500-2021174849-2 (pagina 3-5 van het dossier), inhoudende als relaas van de [verbalisanten 1] :
Het proces-verbaal van politie nummer PL1500-2021174849-12 (pagina 27-31 van het dossier), inhoudende de verklaring van verdachte;
Het proces-verbaal van politie nummer PL1500-2021174849-18 (pagina 11-14 van het dossier), inhoudende als relaas van de [verbalisanten 2] :
Het proces-verbaal van politie nummer PL1500-2021174849-13 (pagina 15 van het dossier), inhoudende als relaas van de [verbalisant 4] .
Alle hierboven genoemde processen-verbaal zijn, voor zover niet anders vermeld, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en de voor het bewijs gebezigde inhoud daarvan is telkens zakelijk weergegeven.