ECLI:NL:RBDHA:2022:7045

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 april 2022
Publicatiedatum
14 juli 2022
Zaaknummer
09/285104-20
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging zware mishandeling van zwangere (ex-)vriendin met verminderd toerekeningsvatbaarheid en jeugddetentie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 april 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot zware mishandeling en mishandeling van zijn zwangere (ex-)vriendin. De verdachte, geboren in 2002, werd ervan beschuldigd op 8 november 2020 in Den Haag de aangeefster, die op dat moment 22 weken zwanger was, meermalen met kracht in haar gezicht, op haar hoofd en in haar buik te hebben geslagen en geschopt. Tijdens de zitting op 28 maart 2022 heeft de verdachte bekend dat hij de aangeefster in het gezicht heeft geslagen, maar ontkende dat hij haar in de buik heeft geslagen of geschopt. De officier van justitie stelde dat de mishandeling als een poging tot zware mishandeling gekwalificeerd moest worden, gezien de omstandigheden van de zwangerschap van de aangeefster.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij de aangeefster ernstig letsel zou toebrengen door haar te slaan en te schoppen, ondanks dat hij wist dat zij zwanger was. De rechtbank oordeelde dat de poging tot zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen kon worden verklaard, evenals de cumulatief ten laste gelegde mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 60 dagen, waarvan 56 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor begeleiding en behandeling, en heeft de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding van €3.125,82 volledig toegewezen.

De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, die lijdt aan een oppositionele gedragsstoornis en een licht verstandelijke beperking. De rechtbank heeft het jeugdstrafrecht toegepast, gezien de leeftijd van de verdachte ten tijde van het delict. De uitspraak benadrukt de ernst van het feit en de impact op de aangeefster, zowel lichamelijk als geestelijk, en de noodzaak voor de verdachte om hulp en begeleiding te ontvangen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 09-285104-20
Datum uitspraak: 11 april 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Den Haag in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte](hierna: de verdachte),
geboren op [geboortedag] 2002 te [geboorteplaats] ,
[adres] .

1.Het onderzoek ter zitting

De strafzaak tegen de verdachte is inhoudelijk behandeld op de besloten zitting van 28 maart 2022.
De officier van justitie in deze zaak is mr. N. Bakker en de advocaat van de verdachte is mr. L.R. Waaijer te Den Haag. De verdachte is ter zitting verschenen.

2.De tenlastelegging

De verdachte wordt er, samengevat, van beschuldigd dat hij op 8 november 2020 in Den Haag [slachtoffer] , terwijl zij zwanger was, meerdere malen met kracht in haar gezicht, op haar hoofd en in haar buik heeft geslagen en geschopt.
De volledige tekst van de tenlastelegging staat in bijlage I.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt dat de aangeefster, die op dat moment in verwachting was, is mishandeld door de verdachte. Hij heeft haar daarbij geslagen en geschopt. De aangeefster heeft dat verklaard, haar letsel past hierbij en bovendien heeft de verdachte ter zitting verklaard dat hij aangeefster heeft geslagen en dat het zou kunnen dat hij haar ook geschopt heeft. De mishandeling is te kwalificeren als een poging zware mishandeling. Het letsel van de aangeefster kan bovendien niet anders dan veroorzaakt zijn doordat zij heel hard geslagen is. Door haar heel hard te slaan en te schoppen over het hele lichaam, heeft de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij aangeefster ernstig letsel zou kunnen toebrengen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft namens de verdachte vrijspraak bepleit van de primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling. De verdachte heeft de aangeefster met zijn vuist in het gezicht geslagen, maar hij heeft haar niet tegen haar buik geslagen en geschopt. Het enkele slaan met de vuist in het gezicht kan geen poging tot zware mishandeling opleveren. Het enkele veroorzaken van aangezichtsletsel bij de aangeefster kan niet gekwalificeerd worden als toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Ook in het geval dat de rechtbank bewezen verklaart dat de verdachte de aangeefster ook in de buik heeft geslagen, kan door dit handelen de aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel niet aanwezig worden geacht. De aangeefster was op het moment van de mishandeling 22 weken zwanger. In dat stadium van de zwangerschap is de baby goed beschermd en heeft de baarmoeder de onderkant van het middenrif – waar bij de aangeefster rode plekken zijn aangetroffen – nog niet bereikt. Indien de rechtbank oordeelt dat wel sprake is geweest van de aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, dan heeft de verdachte deze kans met zijn handelen niet aanvaard. Het door de verdachte met zijn vuist toegepaste geweld vormt onvoldoende grond om tot het oordeel te komen dat hij zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat de aangeefster zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde is door de verdediging bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het schoppen en het tegen het lichaam slaan of schoppen.
3.3
De beoordeling
De verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij de aangeefster op 8 november 2020 heeft mishandeld, door haar met zijn vuisten in het gezicht te slaan. De rechtbank moet daarnaast beoordelen of de verdachte de aangeefster ook in de buik heeft geslagen en haar heeft geschopt op het lichaam.
De rechtbank stelt op grond van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
De aangeefster heeft verklaard dat zij in [locatie] , waar zij, hoewel het al donker was, op aandringen van de verdachte doorheen fietsten, door de verdachte van haar fiets is geduwd, waarna zij op de grond is gevallen. Toen zij op de grond lag, is zij door de verdachte overal op haar lichaam geslagen. Hij heeft haar ook met gebalde vuisten in haar buik geslagen. Ook heeft de verdachte haar een aantal keren in haar buik geschopt.
De verklaring van de aangeefster wordt ondersteund door het letsel dat zij heeft opgelopen. Op de foto’s in het procesdossier is te zien dat de aangeefster letsel heeft aan haar knie, buik en rug.
De verdachte heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij tijdens de mishandeling er niet bij was met zijn hoofd en dat hij de aangeefster in die hoge emotie tikken in haar buik gegeven zou kunnen hebben. Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat het zou kunnen dat hij de aangeefster op haar armen en benen heeft geschopt, dat hij zich na de stoten in het gezicht van de aangeefster niks meer kan herinneren van de mishandeling en dat het mogelijk is dat hij haar ook geschopt heeft. De verklaring van de verdachte draagt daarom bij aan de overtuiging van de rechtbank dat de verdachte de aangeefster in de buik heeft geslagen en haar heeft geschopt op het lichaam.
Voor een bewezenverklaring van de ten laste gelegde poging tot zware mishandeling moet de rechtbank eerst vaststellen of de verdachte door de aangeefster te slaan in de buik en te schoppen tegen het lichaam willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard daarmee zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
De aangeefster was zwanger op het moment van de mishandeling. De verdachte wist hiervan, maar heeft de aangeefster alsnog in de buik en de rug geslagen en geschopt. Door het met vuisten slaan en te schoppen tegen de buik en de rug van een zwangere vrouw, ook als het ongeboren kind ongeveer 22 weken is, kan zwaar lichamelijk letsel worden veroorzaakt, zowel bij de vrouw als de baby in haar buik. De kans dat door dergelijke slagen en schoppen in de buik de vrucht wordt afgedreven is aanmerkelijk te achten, welke aanmerkelijke kans verdachte heeft aanvaard. Het is niet aan de verdachte te danken dat het letsel in ernst beperkt is gebleven. De verdachte had met zijn handelen dan ook voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op het bovenstaande, de poging tot zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
De rechtbank is voorts van oordeel dat ook de cumulatief ten laste gelegde mishandeling van de aangeefster door de verdachte kan worden bewezen. Immers heeft de verdachte de aangeefster tegen haar hele lijf, ook op het hoofd en in het gezicht, geslagen en/of gestompt en/of geschopt. De foto’s in het procesdossier laten duidelijk de verwondingen zien die de aangeefster door de mishandeling heeft opgelopen.
In bijlage II heeft de rechtbank de bewijsmiddelen opgenomen.

4.De bewezenverklaring

Op grond van de bewijsmiddelen, en op grond van de conclusies hierboven, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het aan hem tenlastegelegde feit heeft begaan.
Bewezenverklaard wordt dat:
hij op 8 november 2020 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer] , onder de omstandigheid dat zij zwanger was, meermalen en met kracht met de vuist en/of met geschoeide voet in de buik, althans op het lichaam heeft geslagen en/of geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
en
hij op 8 november 2020 te 's-Gravenhage [slachtoffer] heeft mishandeld door haar meermalen en met kracht met de vuist en/of met geschoeide voet in het gezicht en/of op het hoofd en/of in de buik, althans op het lichaam te slaan en/of te schoppen;
Het meer of anders tenlastegelegde is niet bewezen. De verdachte zal (ook) daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft taal- en/of schrijffouten in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is hierdoor niet benadeeld.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte

Het feit en de verdachte zijn strafbaar.

6.De straf

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, rekening houdend met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, een jeugddetentie voor de duur van 60 dagen geëist, met aftrek, waarvan 56 dagen voorwaardelijk. Ook verzoekt zij om toepassing van het jeugdstrafrecht. Er is momenteel sprake van een broos evenwicht, waarbij de verdachte werkt en minder behoefte heeft aan blowen. Door oplegging van een werkstraf zal dat evenwicht verstoord worden. Desalniettemin moet de verdachte consequenties van zijn handelen ervaren. Naast de geadviseerde bijzondere voorwaarden dient ook de voorwaarde opgelegd te worden dat de verdachte moet meewerken aan behandeling bij De Brijder in verband met zijn cannabis-verslaving. Zij vordert de dadelijke uitvoerbaarheid van het toezicht.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte een grotendeels voorwaardelijke werkstraf opgelegd dient te worden. De verdachte maakt een positieve ontwikkeling door. Het is onwenselijk dat deze onderbroken wordt. Daarnaast moet het jeugdstrafrecht worden toegepast en dient rekening gehouden te worden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging zware mishandeling van de aangeefster. De aangeefster was op het moment van de mishandeling ongeveer 22 weken zwanger van het kind van de verdachte. Uit de verklaring van Slachtofferhulp Nederland ter terechtzitting blijkt dat het feit niet alleen letsel bij de aangeefster heeft veroorzaakt, maar dat het ook mentaal een grote impact op haar heeft gehad. Zij verkeerde na de mishandeling in de veronderstelling dat het kindje in gevaar was en heeft zij gedurende de rest van de zwangerschap daarvan veel stress ondervonden. Ook durfde zij de periode na de mishandeling niet meer naar buiten. De verdachte heeft met zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op zowel de lichamelijke als de geestelijke integriteit van de aangeefster.
Strafblad
De rechtbank heeft aan de hand van de Justitiële Documentatie van 10 februari 2022 vastgesteld dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor een geweldsdelict.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland en de Pro Justitia-rapportage. Er is als volgt gerapporteerd.
Reclasseringsadvies d.d. 22 februari 2022 door M. Westhoek
Betrokkene heeft het afgelopen jaar in kleine stapjes vooruitgang geboekt en lijkt profijt te hebben van (intensieve) hulpverlening. Gelet op de gedragsproblematiek van betrokkene, is er een Wlz-indicatie (Wet langdurige zorg) aanvraag gedaan. De laatste stand van zaken is dat deze aanvraag nog niet is goedgekeurd. Het doel is om betrokkene richting (haalbare) zelfstandigheid te bewegen. Dit is een lang traject en hiervoor zal nog veel hulpverlening betrokken moeten blijven. Middels de Wlz-indicatie wil de WSS betrokkene aanmelden bij een geschikte begeleide woonvorm, daar de situatie met zijn moeder thuis niet goed te noemen is. Naast huisvesting speelt tevens het middelengebruik van betrokkene nog een prominente rol. Betrokkene kent geen intrinsieke motivatie om dit aan te pakken. Betrokkene doet zijn best om zijn contacten met zijn begeleider te onderhouden en zijn dagbesteding te behouden. De WSS heeft het afgelopen jaar een lange adem gehad maar dit wordt dan ook beloond met voorzichtige stapjes in de richting naar meer zelfstandigheid en stabiliteit in het leven van betrokkene.
Pro Justitia-rapportage d.d. 4 februari 2021 door psycholoog H.E.W. Koornstra
Er is sprake van een oppositionele gedragsstoornis en een licht verstandelijke beperking
met onderliggen een reactieve-hechtingsstoornis. Gezien het verband tussen de verstandelijke beperking en de gedragsstoornis waarbij het hem ontbreekt aan mogelijkheden op een goede manier met zijn emoties en frustraties om te gaan
en waardoor hij overspoeld kan raken door prikkels als zijn draagkracht tekort schiet, wordt geadviseerd het hem ten laste gelegde hem slechts in verminderde mate toe te rekenen.
Er zijn duidelijke indicaties betrokkene nog volgens het jeugdrecht af te straffen. Er is sprake van beperkte handelingsvaardigheden, betrokkene kan eigen handelen maar beperkt voor- en overzien, hij functioneert op verstandelijk beperkt niveau, kan eigen gedrag maar beperkt organiseren, handelt zonder nadenken en oogt in zijn hele doen jonger dan de 18 die hij is. Verder is pedagogische aansturing noodzakelijk en lijkt zeker ook nog mogelijk daar hij bij aanbrengen van structuur plots wel kan luisteren, is hulpverlening voor het gezin (zowel voor moeder als rond de op komst zijnde baby) noodzakelijk en beschikt hij nog niet over een start kwalificatie.
Concreet wordt derhalve geadviseerd in het kader van bijzondere voorwaarden bij een
voorwaardelijk strafdeel, stringente structuur in het leven van betrokkene aan te gaan brengen. Hij moet een structurele dagbesteding krijgen en er moet duidelijkheid komen over zijn rol als vader; dat is, er zal een steunend systeem opgezet moeten worden waarbij ook hij begeleid wordt in dezen en waarbij hem zaken als een ouderschapscursus aangeboden wordt. Indien er enige structuur en daarmee rust in het leven van betrokkene aangebracht is, kan gedacht worden aan ondersteunende cursussen ten behoeve van het aanleren van een andere coping en zijn emotieregulatie. Hoewel onderzoekster zeker gedacht heeft aan verdergaande maatregelen gezien de ernstige beperkingen in het functioneren van betrokkene en de stagnatie in zijn ontwikkeling, blijkt onderhavige ten laste legging toch een uitzondering geweest en zou nog niet eerder sprake geweest zijn van enig geweld zodat dit vermoedelijk te zwaar ingrijpen zal zijn. In deze wordt meegewogen dat de dwarse attitude van betrokkene ten tijde van onderhavig onderzoek het beeld mogelijk zwaarder gekleurd heeft dan waar werkelijk sprake van is; zeker omdat er ook sprake is van zeer belastende omstandigheden rond de zwangerschap van zijn ‘vriendin’. Wel zou een voorwaardelijk PIJ kader overwogen kunnen worden om te garanderen dat betrokkene meewerkt aan een stevig en structurerend kader om zijn leven vorm te geven.
Pro Justitia-rapportage d.d. 2 februari 2022 door psycholoog H.E.W. Koornstra
In het afgelopen jaar lijken nog geen stappen gemaakt in het versterken van de coping van
betrokkene doch wel lijkt er succesvol een dagbesteding opgestart waardoor hij succeservaringen opdoet hetgeen vrij direct zijn weerslag in het dagelijks leven liet zien waardoor zijn rol in huis ook positiever is geworden.
Al met al zijn er, hoewel er nog grote stappen gemaakt moeten worden voor betrokkene in
staat zal zijn zelfstandig te functioneren en verwacht kan worden dat hij een positieve bijdrage levert in zijn omgeving, geen redenen meer de begeleiding onder druk van een maatregel door te zetten; een normaal Jeugdreclasseringskader lijkt voldoende. In deze overweging is gebruik gemaakt van de wegingslijst PIJ. Hierbij blijkt met name het feit dat het het afgelopen jaar, ondanks de frustraties van betrokkene, niet tot recidive van geweld is gekomen, doorslaggevend.
De heer Abdul heeft, namens de jeugdreclassering, als deskundige ter zitting verklaard dat de verdachte de motivatie heeft verloren om de behandeling van zijn verslaving voort te zetten. Ook de traumabehandeling ligt op dit moment stil. Doordat de verdachte nog veel heeft waar aan gewerkt moet worden, is nog niet bemiddeld met de aangeefster om te bezien of de verdachte zijn kind zou kunnen zien. De verdachte zit in een pittig traject. Als hij zich ook aan bijzondere voorwaarden zal moeten houden, maakt een werkstraf erbij het zwaarder. Dat neemt niet weg dat de verdachte moet beseffen dat hij een heftig feit gepleegd. Wellicht dat voorwaardelijke jeugddetentie hem zal helpen om zich aan de voorwaarden te houden.
De heer [naam] , de coach van de verdachte, heeft als deskundige ter zitting het volgende verklaard. EMDR is stopgezet omdat de verdachte aangemeld moet worden voor meervoudige traumabehandeling. Op dit moment wordt gezocht naar passende behandeling. De verdachte komt op zijn afspraken met de coach en komt ook naar de dagbesteding.
Toerekeningsvatbaar
De rechtbank neemt de conclusies van de deskundigen voor wat betreft de toerekeningsvatbaarheid over en acht de verdachte daarom verminderd toerekeningsvatbaar.
Toepassing van het jeugdstrafrecht in ASR zaken
De rechtbank kan – ten aanzien van een verdachte die ten tijde van het begaan van een strafbaar feit de leeftijd van 18 jaren maar nog niet die van 23 jaren heeft bereikt – het jeugdstrafrecht toepassen.
Door de officier van justitie en de raadsman is om toepassing van het jeugdstrafrecht verzocht. De verdachte beschikt over beperkte handelingsvaardigheden, is niet in staat om de consequenties van zijn gedrag te overzien, functioneert op een verstandelijk beperkt niveau, kan zijn eigen gedrag niet of nauwelijks organiseren en handelt impulsief. Gelet op de voornoemde omstandigheden adviseert Reclassering Nederland en de psycholoog toepassing van het jeugdstrafrecht en begeleiding door de jeugdreclassering.
De rechtbank neemt het advies van Reclassering Nederland over en past het jeugdstrafrecht toe.
Op te leggen straf of maatregel
De rechtbank heeft gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd en de oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS-afspraken.
Alles afwegende zal de rechtbank de verdachte een jeugddetentie opleggen voor de duur van 60 dagen, met aftrek, waarvan 56 dagen voorwaardelijk. Op die manier ervaart de verdachte de consequenties van zijn gedrag en daarnaast vindt de rechtbank het van belang dat de verdachte bijzondere voorwaarden krijgt om te zorgen dat hij de hulp en begeleiding krijgt die voor hem noodzakelijk is.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon, te weten poging zware mishandeling.
Gelet op de ernst van het feit en de rapporten omtrent zijn persoon, waaruit naar voren komt dat de verdachte hulpverlening en begeleiding nodig heeft, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan zonder inzet van passende hulp. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna op grond van art. 77z Sr te stellen voorwaarden en het op grond van art. 77aa Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.

7.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en heeft een schadevergoeding van €3.125,82, te vermeerderen met de wettelijke rente, gevorderd. Dit bedrag bestaat uit €125,82 aan materiële schade en €3.000 aan immateriële schade.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De vordering van de benadeelde partij is geheel voor toewijzing vatbaar. Gezien het letsel en de gevolgen voor de aangeefster is het gevorderde bedrag redelijk en passend. Bij de vordering dient de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente te worden opgelegd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd ten aanzien van de materiële schade. De vordering dient ten aanzien van de immateriële schade primair afgewezen te worden, en subsidiair dient een passende hoogte van de schade bepaald te worden. De vordering staat niet in verhouding tot de door de verdediging bepleite eenvoudige mishandeling. Daarnaast is bij de aangeefster geen sprake van een diagnose van psychische problematiek en daaropvolgende medische behandeling. Indien hier wel sprake van zou zijn, is de schade onvoldoende onderbouwd.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De vordering is, hoewel namens de verdachte betwist, voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Daarnaast is uit het onderzoek ter terechtzitting vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal derhalve de vordering van de benadeelde partij toewijzen tot een bedrag van €3.125,82, inclusief de gevorderde wettelijke rente met ingang van 8 november 2020.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 3.125,82, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 8 november 2020 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer] .
De rechtbank stelt dat gijzeling kan worden toegepast met een maximum van 0 dagen.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
36f, 45, 77c, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 302 van het Wetboek van Strafrecht .
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de cumulatief ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven in paragraaf 4 is omschreven;
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
dat is volgens de wet:
poging zware mishandeling en mishandeling;
verklaart de verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
veroordeelt de verdachte tot
jeugddetentievoor de duur van
60 dagen
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de eventuele tenuitvoerlegging van deze jeugddetentie wordt afgetrokken;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot
56 dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de verdachte zich voor het einde van de hierbij op
2 jarenvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de hierna te noemen bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
zich gedurende een door de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de reclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
gedurende de proeftijd zal meewerken aan de behandeling vanuit de Waag of een soortgelijke instelling, gericht op een psychiatrisch consult, zo lang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
gedurende de proeftijd zal meewerken aan de behandeling vanuit de Brijder, Fivoor of een soortgelijke instelling, zo lang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
zich gedurende de proeftijd laat begeleiden door een coach of begeleider van Vangnet of een soortgelijke instelling, zo lang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – waaronder ook begrepen via social media, contact zal opnemen, zoeken of hebben met
[slachtoffer] (13-08-2002),zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
6. gedurende de proeftijd een door de jeugdreclassering goedgekeurde dagbesteding zal hebben;
geeft opdracht aan William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
7. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
8. zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering, zo vaak en zo lang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
dadelijke uitvoerbaarheid
beveelt dat de gestelde voorwaarden en het aan genoemde jeugdreclasseringsinstelling opgedragen toezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn;
schadevergoeding
veroordeelt de verdachte, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen een bedrag van € 3.125,82,00, bestaande uit € 125,82 aan materiële schade en € 3.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 8 november 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 3.125,82,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 8 november 2020 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
bepaalt ten aanzien van de opgelegde schadevergoedingsmaatregel dat indien volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting – gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 0 dagen;
bepaalt dat voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat doet vervallen, alsmede dat voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij doet vervallen;
voorlopige hechtenis
heft op het opgeschorte bevel tot voorlopige hechtenis van de veroordeelde.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.M.M. Engbers, kinderrechter, voorzitter,
mr. M.P. Meeuwisse, kinderrechter,
en mr. R.J. Wortelboer, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. M. Nijhuis, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank van 11 april 2022.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 8 november 2020 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen [slachtoffer] , onder de omstandigheid dat zij zwanger was, (meermalen en/of met kracht) met de vuist en/of met geschoeide voet in het gezicht en/of op het hoofd en/of in de buik, althans op het lichaam heeft geslagen en/of geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
en/of
hij op of omstreeks 8 november 2020 te 's-Gravenhage [slachtoffer] heeft mishandeld door haar (meermalen en/of met kracht) met de vuist en/of met geschoeide voet in het gezicht en/of op het hoofd en/of in de buik, althans op het lichaam te slaan en/of te schoppen;
(art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
Bijlage II
Bewijsmiddelen
1.
De verklaring van de verdachte op de zitting van 28 maart 2022, inhoudende:
U vraagt mij of ik mijzelf niet onder controle had. Dat had ik niet. U vraagt mij wat ik nu precies gedaan heb. Eerst heb ik met de platte hand geslagen, daarna heb ik vuisten uitgedeeld. U vraagt mij of ik in het gezicht heb geslagen. Ja, dat klopt. U zegt mij dat de aangeefster heeft verklaard dat ik ook geschopt hebt. Door die dag heb ik niet helder kunnen nadenken. Na die stoten heb ik mij niks meer kunnen herinneren. U vraagt mij of ik haar ook geschopt heb. Het kan zijn dat ik naar haar armen en benen heb geschopt. Het was donker en er waren veel emoties.
2.
Het proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris, door deze in de wettelijke vorm opgemaakt op 12 november 2020, inhoudende als verklaring van de verdachte:
U vraagt naar mijn reactie op de verdenking. Ik was er niet bij met mijn hoofd, misschien dat ik haar heb aangeraakt op haar buik, maar ik weet het niet meer. U vraagt of ik met de platte hand en met de vuist tikken heb gegeven in haar gezicht. Ja, dat klopt, u vraagt of ik haar in de buik heb geraakt. Ik heb gezegd dat het kan zijn dat ik haar tikken heb gegeven in haar buik, door de hoge emotie.
3.
Het proces-verbaal van aangifte nummer PL1500-2020336616-7 (pagina 4-8 van het dossier), terzake van poging doodslag/moord te ‘s-Gravenhage op zondag 8 november 2020, inhoudende als verklaring van aangeefster [slachtoffer] :
Op 7 november 2020 had ik afgesproken met [verdachte] in Rijswijk. Om 23.40 uur zei ik dat ik naar huis wilde. Hij zei dat hij wilde dat wij via [locatie] konden gaan rijden. Ik zag en voelde vervolgens uit het niets dat [verdachte] mij van mijn fiets duwde.
Ik viel samen met mijn fiets op de grond. Toen ik op de grond was gevallen zag en voelde ik dat [verdachte] mij overal op mijn lichaam sloeg. [verdachte] sloeg mij met gebalde vuisten in mijn gezicht en in mijn zwangere buik. Ik voelde meteen een stevige pijn aan mijn gezicht. Ik probeerde mijn buik te beschermen tegen de klappen en schoppen van [verdachte] . Ik voelde dat [verdachte] mij een aantal keren in mijn buik schopte, maar ik weet niet met welke voet of been [verdachte] dit deed. Ik kan u verklaren dat [verdachte] mij zeker een minuut of twee overal over mijn gehele lichaam schopte en mij met zijn vuisten sloeg.
4.
Medische verklaring PL1500-2020336616-1 (pagina 73-74) inhoudende de voorlopige diagnose:

1. Mishandeling met fors aangezichtsletsel weke delen, radiografisch geen traumatisch intracranieel bloed of aangezichtsfracturen, Verder geen aanwijzingen voor overige letsels bewegingsapparaat.

HMC Antoniushove 2.18-jarige, GlPO, AD 22 weken, presentatie op SEH ivm mishandeling door ex-partner. Intacte graviditeit.

5.
De fotobijlage bij het proces-verbaal van bevindingen PLl500-2020336616-3 (pagina 27-29).
6.
Het proces-verbaal van politie nummer PLlS00-2020336616-11 (pagina 30-44 van het dossier), inhoudende als relaas van de [verbalisant] :
Op zondag 08 november 2020 omstreeks 13:01 uur, zag ik [verbalisant] , het
slachtoffer.
Ik maakte foto's van haar rode en blauwe plekken op haar linkerknie en het gedeelte op haar linker onderrug. Ook maakte ik foto's van een rode plek op de buik van het slachtoffer. Ik zag dat de linkerknie van het slachtoffer een blauwe en rode kleur had. Ik zag dat links boven de linker heup, op de rug van het slachtoffer, een blauwe en rode uitstorting zichtbaar was:
- foto 7: geheel aanzicht achterzijde slachtoffer;
- foto 8: close up achteraanzicht gedeelte linkerrug slachtoffer, rug is blauw en rood met gekneusde huid.
- foto 9: achteraanzicht rug slachtoffer, gedeelte linkerrug is blauw en rood met gekneusde huid;
- foto 10: zijaanzicht rug slachtoffer, gedeelte linkerrug is blauw en rood met gekneusde huid, plek omcirkeld op de foto;
- foto 11: achteraanzicht slachtoffer, gedeelte linkerrug is blauw en rood met gekneusde huid.

Ik zag dat op de buik van het slachtoffer, rechtsboven onder de behaband een rode plek zichtbaar was. Ik hoorde dat het slachtoffer zei, dat dit ook van de mishandeling is geweest.

- foto 12: zijaanzicht buik rechterkant slachtoffer, rode plek op de huid, plek omcirkeld op de foto;
- foto 13: vooraanzicht buik slachtoffer, rode plek op de huid, plek omcirkeld op de foto.
Alle hierboven genoemde processen-verbaal zijn, voor zover niet anders vermeld, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en de voor het bewijs gebezigde inhoud daarvan is telkens zakelijk weergegeven.