ECLI:NL:RBDHA:2022:704
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag Eritreeër en verzoek om voorlopige voorziening
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 31 januari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Eritreeër, verzoeker, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder. De zaak betreft een asielaanvraag die door verweerder op 8 november 2021 is afgewezen als kennelijk ongegrond. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 14 januari 2022 in Middelburg, waar verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. H.J. Metselaar, en een tolk, D. Legiag-Nega. Verweerder was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. A.K.E. van den Heuvel.
De voorzieningenrechter heeft in deze uitspraak het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, verwijzend naar een eerdere uitspraak in een vergelijkbare zaak (NL21.17831), waarin het beroep ongegrond werd verklaard. De voorzieningenrechter heeft echter wel besloten om verweerder te veroordelen in de proceskosten die verzoeker heeft gemaakt, vastgesteld op €759,-. Deze kosten zijn berekend op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij rekening is gehouden met de rechtsbijstand die door een derde is verleend.
De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing. De voorzieningenrechter, mr. J.F.I. Sinack, heeft de uitspraak gedaan in aanwezigheid van griffier mr. Ż.A. Meinert.