ECLI:NL:RBDHA:2022:7032

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 april 2022
Publicatiedatum
14 juli 2022
Zaaknummer
09/066661-21
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdige verdachte veroordeeld voor poging zware mishandeling, vernieling en diefstal met geweld, met vrijspraak voor diefstal

Op 11 april 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een jeugdige verdachte, geboren in 2008. De verdachte werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder poging zware mishandeling, vernieling en diefstal met geweld. Tijdens de zitting op 28 maart 2022 werd de zaak inhoudelijk behandeld. De officier van justitie, mr. C.A.M. Eijgenraam, eiste een onvoorwaardelijke jeugddetentie van 18 dagen en een werkstraf van 100 uur, waarvan 40 uur voorwaardelijk. De verdediging pleitte voor een (deels) voorwaardelijke werkstraf, gezien de verbeterde omstandigheden van de verdachte.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 7 maart 2021 een leeftijdsgenoot met een mes had gestoken, wat resulteerde in een poging zware mishandeling. Daarnaast werd hij schuldig bevonden aan het beschadigen van een auto op 1 januari 2021 en het stelen van een telefoon met geweld op 12 januari 2021. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de diefstal van goederen van een andere leeftijdsgenoot, omdat hiervoor onvoldoende bewijs was.

De rechtbank legde de verdachte een jeugddetentie van 18 dagen op, met aftrek van de tijd in voorlopige hechtenis, en een werkstraf van 100 uur, waarvan 40 uur voorwaardelijk. Tevens werd de verzoek tot ondertoezichtstelling toegewezen, omdat de ontwikkeling van de verdachte bedreigd werd. De vorderingen van de benadeelde partijen werden gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank de benadeelde partij voor de vrijgesproken feiten niet-ontvankelijk verklaarde.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 09/066661-21 en 09/077437-21 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 11 april 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Den Haag in de zaken tegen de verdachte:
[verdachte](hierna: de verdachte),
geboren op [geboortedag] 2008 te [geboorteplaats] ,
[adres 1] .

1.Het onderzoek ter zitting

De strafzaak tegen de verdachte is inhoudelijk behandeld op de besloten zitting van 28 maart 2022.
De officier van justitie in deze zaak is mr. C.A.M. Eijgenraam en de advocaat van de verdachte is mr. E.R. Schenkhuizen te Den Haag. De verdachte is ter zitting verschenen.

2.De tenlastelegging

De verdachte wordt er, samengevat, van beschuldigd dat hij
  • op 7 maart 2021 in Den Haag [slachtoffer 1] met een mes heeft gestoken (
  • op 17 mei 2021 in Den Haag een jas, een telefoon en tachtig euro van [slachtoffer 2] heeft gestolen
  • op 1 januari 2021 in Leidschendam de personenauto van [slachtoffer 3] heeft beschadigd
  • op 12 januari 2021 in Den Haag een telefoon van [slachtoffer 4] en/of [naam] heeft gestolen en daarbij geweld heeft gebruikt
De volledige tekst van de tenlastelegging staat in bijlage I.

3.Eis van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat hetgeen bij dagvaarding
09/066661-21onder 1 en 3 en onder dagvaarding
09/077437-21aan verdachte ten laste is gelegd, wettig en overtuigend bewezen kan worden. De officier heeft verder gevorderd dat de verdachte van hetgeen bij dagvaarding
09/066661-21onder 2 ten laste is gelegd, wordt vrijgesproken omdat daarvoor onvoldoende bewijs is.

4.Vrijspraak

Net als de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder
09/066661-21feit 2 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.

5.Waardering van het bewijs

Het onder
09/066661-21feit 1, feit 3 en onder
09/077437-21tenlastegelegde kan zonder nadere motivering bewezen worden verklaard.
In bijlage II heeft de rechtbank de bewijsmiddelen opgenomen. De rechtbank heeft volstaan met een opsomming, nu de verdachte deze feiten heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit.

6.De bewezenverklaring

Op grond van de bewijsmiddelen, en op grond van de conclusies hierboven, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder
09/066661-21feit 1, feit 3 en onder
09/077437-21tenlastegelegde heeft begaan.
Bewezenverklaard wordt dat:
09/066661-21
1
hij op 7 maart 2021 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een mes in de rug van [slachtoffer 1] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
hij op 01 januari 2021 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg
opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto (merk Subaru, type Impreza, [kenteken] ), die aan [slachtoffer 3] toebehoorde, heeft beschadigd;
09/077437-21
hij op 12 januari 2021 te 's-Gravenhage aan de Melis Stokelaan, een telefoon (Samsung Galaxy A51), die aan [slachtoffer 4] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen [slachtoffer 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door die telefoon uit de handen van [slachtoffer 4] te rukken.
Het meer of anders tenlastegelegde is niet bewezen. De verdachte zal (ook) daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft taal- en/of schrijffouten in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is hierdoor niet benadeeld.

7.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte

De feiten en de verdachte zijn strafbaar.

8.De straf en/of maatregel

8.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft een onvoorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 18 dagen geëist, met aftrek, en daarnaast een werkstraf voor de duur van 100 uur, waarvan 40 uur voorwaardelijk. Een dergelijke straf past bij de ernst van de feiten die door de verdachte zijn gepleegd. De officier van justitie vindt het noodzakelijk dat de verdachte de hulp en begeleiding krijgt die hij nodig heeft, maar ziet hiertoe onvoldoende mogelijkheden in het strafrechtelijk kader, nu de moeder niet meewerkt aan behandeling van de verdachte.
8.2
Standpunt van de verdediging
Door de verdediging is bepleit dat aan de verdachte een (deels) voorwaardelijke werkstraf opgelegd dient te worden, onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit. Voor bijzondere voorwaarden zijn er geen gronden, nu het inmiddels goed gaat met de verdachte, de moeder voor hem beschikbaar is en er een passende school gevonden is. Daarnaast heeft hij een dagbesteding, nu al in de vorm van sport en binnenkort ook in de vorm van onderwijs.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan drie strafbare feiten. Het betreft een poging zware mishandeling, een diefstal met geweld en een vernieling. Deze feiten pleegde hij toen hij 12 en 13 jaar oud was. De verdachte is inmiddels nog steeds maar 14 jaar oud.
De verdachte heeft met een mes een leeftijdsgenoot in de rug gestoken, terwijl deze jongen van de verdachte wegrende. De verwonding is weliswaar klein, maar dat neemt niet weg dat de handeling van de verdachte een gevaarlijke is geweest, die tot ernstiger letsel had kunnen leiden, bijvoorbeeld als het slachtoffer gestopt zou zijn met rennen.
Daarnaast heeft hij met geweld de telefoon van een andere leeftijdsgenoot gestolen. Ook toont hij geen respect voor het eigendom van een ander: uit verveling heeft hij een auto beschadigd.
De rechtbank vindt het gedrag van de verdachte zeer kwalijk en zeer zorgelijk. Hoewel hij nog heel erg jong is, heeft hij inmiddels al drie strafbare feiten gepleegd. Daar komt bij dat de verdachte zich na een schorsing van zijn voorlopige hechtenis niet heeft gehouden aan de voorwaarden, waarna de schorsing is opgeheven.
Strafblad
De rechtbank stelt aan de hand van de Justitiële Documentatie van 18 januari 2022 vast dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 9 februari 2022. Door de Raad voor de Kinderbescherming is als volgt gerapporteerd.
Zoals de jeugdreclassering in gesprek aangeeft is er op dit moment een goede
samenwerking met moeder en is het in het belang van [verdachte] dat deze begeleiding voorlopig blijft. Op deze manier kan er met maximale inzet worden gewerkt aan het creëren
van een schoolgang.
De RvdK ziet geen nieuwe omstandigheden die een andere straf dan de eerder
geadviseerde straf te adviseren. De problemen die [verdachte] is tegengekomen afgelopen
jaar liggen op het snijvlak van civiel/straf en dienen met de juiste begeleiding te
worden aangepakt. Hierbij dient ook de inzet van extra hulpverlening overwogen
te worden door de jeugdreclassering. Bovenstaande maakt dat de RvdK, in samenspraak met de jeugdreclasseerder, een (deels) voorwaardelijke taakstraf adviseert.
De heer Steenbeek die telefonisch bij de zitting aanwezig was, heeft, namens de Raad voor de Kinderbescherming, als deskundige verklaard dat de verdachte in een nieuwe levensfase zit en dat de moeder er nu wel voor hem is. De zorgen zijn aan het begin anders ingeschat dan ze nu zijn. Dat de moeder niet achter behandeling van de verdachte staat, betekent niet dat er met haar niet samen te werken valt.
Mevrouw Jap-a-Joe heeft, namens de jeugdreclassering, als deskundige ter zitting het volgende verklaard. De moeder van de verdachte heeft een omslag gemaakt en is nu veel meer voor hem beschikbaar. De verdachte trekt sindsdien veel met haar op. Het is zorgelijk dat de verdachte nog steeds niet naar school gaat, dat hij heel veel herhaling nodig heeft en dat hij veel niet weet. Er zal dan ook onderzoek moeten komen op welk niveau hij functioneert en wat hij nodig heeft. Inmiddels is een indicatie afgegeven voor een cluster 4 school, maar de moeder geeft nu aan dat zij naar Amsterdam wil verhuizen zodat de verdachte daar een nieuwe start kan maken. Zij heeft de verdachte aangemeld op een school in Amsterdam. Hij is daar nog niet aangenomen. De moeder is tegen elke vorm van behandeling van de verdachte, waardoor MDFT en behandeling bij De Waag en het Palmhuis nog niet van de grond zijn gekomen. Ook verzet zij zich tegen een onderzoek naar het niveau van de verdachte, omdat dat al zo vaak is gedaan. Mw. Jap-A-Joe heeft desgevraagd ter zitting gezegd dat het kader van het jeugdreclasseringstoezicht onvoldoende mogelijkheden biedt om de ontwikkeling van de verdachte bij te sturen gelet op de starre houding van de moeder ten aanzien van behandeling van de verdachte.
Op te leggen straf
De rechtbank heeft gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd en de oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS-afspraken.
Alles afwegende zal de rechtbank de verdachte een jeugddetentie opleggen voor de duur van 18 dagen, met aftrek. Daarnaast zal de rechtbank aan de verdachte een werkstraf voor de duur van 100 uur opleggen, waarvan 40 uur voorwaardelijk, te vervangen door 50 dagen jeugddetentie indien de werkstraf niet (naar behoren) wordt uitgevoerd. Op die manier ervaart de verdachte de consequenties van zijn gedrag en heeft hij tegelijkertijd een stok achter de deur die moet voorkomen dat de verdachte terugvalt in delictgedrag. De rechtbank ziet, met de jeugdreclassering, aanleiding om als bijzondere voorwaarde op te leggen dat de verdachte moet werken aan behandeling.
De rechtbank ziet voorts aanleiding het ter zitting door de officier van justitie gedane verzoek tot ondertoezichtstelling van de verdachte toe te wijzen omdat de verdachte in zijn ontwikkeling wordt bedreigd en die bedreiging onvoldoende kan worden bijgestuurd binnen het strafrechtelijk kader. Deze beslissing wordt bij afzonderlijke beschikking van heden vastgelegd.

9.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en heeft een schadevergoeding van €245,00 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente, gevorderd.
[slachtoffer 3] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en heeft een schadevergoeding van €1.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente, gevorderd. Dit bedrag bestaat uit €1.250,00 aan materiële schade en €250,00 aan immateriële schade.
[naam] heeft zich, namens haar zoon [slachtoffer 4] , als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en heeft een schadevergoeding van €108,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente, gevorderd.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] moet niet-ontvankelijk verklaard worden, omdat voor dit feit vrijspraak is gevraagd. De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] moet ten aanzien van de immateriële schade eveneens niet-ontvankelijk verklaard worden. De afwikkeling van de schade is voor de benadeelde partij vervelend geweest, maar niet zodanig dat kan worden aangenomen dat hierdoor psychische problematiek is ontstaan. De vordering ten aanzien van de materiele schade dient afgewezen te worden, omdat de benadeelde partij Janson reeds €1.250,00 vergoed heeft gekregen van zijn rechtsbijstandsverzekering en €250,00 van de moeder van de verdachte. De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] kan in zijn geheel worden toegewezen.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] moet niet-ontvankelijk worden verklaard dan wel afgewezen worden, nu door de verdediging vrijspraak van dit feit is bepleit. De vordering van de benadeelde [slachtoffer 3] moet eveneens niet-ontvankelijk verklaard dan wel afgewezen worden. De benadeelde partij heeft de schade reeds vergoed gekregen en is om deze reden geen benadeelde partij meer. De vordering van benadeelde [slachtoffer 4] moet ook niet-ontvankelijk verklaard dan wel afgewezen worden. De schade is niet gespecificeerd en is evenmin onderbouwd.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde feit waarop de vordering betrekking heeft, wordt vrijgesproken.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij moet worden veroordeeld in de kosten die de ouder van de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank begroot op nihil.
Benadeelde partij [slachtoffer 3]
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat de benadeelde partij de schade al vergoed heeft gekregen van zijn rechtsbijstandsverzekering en van de moeder van de verdachte.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij moet worden veroordeeld in de kosten die de ouder van de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank begroot op nihil.
Benadeelde partij [slachtoffer 4]
De rechtbank vindt dat de vordering voldoende is onderbouwd en kan worden toegewezen, te weten voor een bedrag van €108,00, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Nu de vordering betrekking heeft op een gedraging van de verdachte die de leeftijd van veertien jaar nog niet heeft bereikt en aan wie de gedraging als onrechtmatige daad zou kunnen worden toegerekend als zijn leeftijd daaraan niet in de weg zou staan, wordt deze geacht te zijn gericht tegen zijn ouder.
Dit brengt mee dat de ouder van de verdachte moet worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot die kosten tot op heden en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken, op nihil.
De rechtbank stelt dat gijzeling kan worden toegepast met een maximum van 0 dagen.

10.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
45, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 302, 312, 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder
09/066661-21 feit 2tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder
09/066661-21 feit 1, feit 3en het onder
09/077437-21tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven in paragraaf 6 is omschreven;
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
dat is volgens de wet:
09/066661-21
feit 1
poging zware mishandeling;
feit 3
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen/beschadigen/onbruikbaar maken/wegmaken;
09/077437-21
diefstal, vergezeld van geweld, gepleegd tegen personen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken;
strafbaarheid verdachte
verklaart de verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf en/of maatregel
veroordeelt de verdachte tot
jeugddetentievoor de duur van
18 dagen
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van deze jeugddetentie wordt afgetrokken;
werkstrafvoor de duur van
100 uur,subsidiair 50 dagen jeugddetentie
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot
40 uur, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden;
stelt de proeftijd vast op twee jarenonder de voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
2. zich gedurende een door de jeugdreclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de jeugdreclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
3. gedurende de proeftijd luistert en zich voegt naar de aanwijzingen van de jeugdreclassering, ook als dit inhoudt deelname aan enige vorm van behandeling zoals bijvoorbeeld bij het Palmhuis of een soortgelijke instelling, zo lang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
4. gedurende de proeftijd onderwijs volgt dan wel een door de jeugdreclassering goedgekeurde dagbesteding heeft in de vorm van werk en/of sport;
5. gedurende de proeftijd mee zal werken aan niveaubepaling;
geeft opdracht aan William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Reclassering, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
6. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
7. zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering, zo vaak en zo lang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
schadevergoeding
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de ouder van de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
Benadeelde partij [slachtoffer 3]
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de ouder van de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
Benadeelde partij [slachtoffer 4]
veroordeelt de ouder van de verdachte, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen een bedrag van €108,00, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 12 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de ouder van de verdachte in de kosten door de benadeelde partij ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
voorlopige hechtenis
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de veroordeelde.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.P. Meeuwisse, kinderrechter, voorzitter,
mr. E.M.M. Engbers, kinderrechter,
en mr. R.J. Wortelboer, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. M. Nijhuis, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank van 11 april 2022.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
09/066661-21
1
hij op of omstreeks 7 maart 2021 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in de rug, althans het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 17 mei 2021 te ’s-Gravenhage een jas en/of een telefoon en/of geld (80 euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
(art 310 Wetboek van Strafrecht)
3
hij op of omstreeks 01 januari 2021 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg
opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto (merk Subaru, type Impreza, [kenteken] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
(art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
09/077437-21
hij op of omstreeks 12 januari 2021 te 's-Gravenhage op of aan [adres 2] , althans op aan een openbare weg, een telefoon (Samsung Galaxy A51), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 4] en/of [naam] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 4] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die telefoon uit de hand(en) van [slachtoffer 4] te rukken/trekken;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
Bijlage II
Opgave van bewijsmiddelen
09/066661-21
Feit 1
De verklaring van de verdachte op de zitting van 28 maart 2022;
Het proces-verbaal van politie nummer PL1500-2021065277-11 (pagina 45-47 van het dossier), inhoudende de verklaring van aangever [slachtoffer 1] ;
Feit 3
De verklaring van de verdachte op de zitting van 28 maart 2022;
Het proces-verbaal van politie nummer PL1500-2021001328-3 (pagina 32-33 van het aanvullend dossier), inhoudende de verklaring van aangever [slachtoffer 3] ;
Het proces-verbaal van politie nummer PL1500-2021001328-4 (pagina 43-44 van het aanvullend dossier), inhoudende de verklaring van [getuige] ;
09/077437-21
De verklaring van de verdachte op de zitting van 28 maart 2022;
Het proces-verbaal van politie nummer PL1500-2021011536-2 (pagina 9-10 van het aanvullend dossier), inhoudende de verklaring van aangeefster [naam] ;
Het proces-verbaal van politie nummer PL1500-2021011536-13 (pagina 65-70 van het aanvullend dossier), inhoudende de verklaring van [medeverdachte] .
Alle hierboven genoemde processen-verbaal zijn, voor zover niet anders vermeld, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.