ECLI:NL:RBDHA:2022:7008

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 juli 2022
Publicatiedatum
14 juli 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 4737
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichting tot medewerking aan onderzoek naar rijgeschiktheid opgelegd door CBR

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, gaat het om de verplichting die aan eiser is opgelegd door de directie van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) om mee te werken aan een onderzoek naar zijn rijgeschiktheid. Dit besluit volgde op een incident op 20 februari 2021, waarbij de politie merkwaardig rijgedrag van eiser constateerde. Eiser werd verplicht om een psychologisch onderzoek te ondergaan, waarvan hij de kosten van € 433,- heeft betaald. De psychiater concludeerde dat eiser rijgeschikt was zonder termijnbeperking, maar het CBR had eerder al het bezwaar van eiser tegen de verplichting om mee te werken aan het onderzoek ongegrond verklaard.

De rechtbank heeft op 20 juli 2022 geoordeeld dat het CBR terecht de verplichting heeft opgelegd. De rechtbank oordeelde dat het CBR mocht afgaan op de feiten zoals deze in het proces-verbaal door de politie zijn vastgelegd. Eiser had zich vreemd gedragen tijdens de controle en had niet adequaat gereageerd op het stopteken van de politie. De rechtbank concludeerde dat de verplichting om deel te nemen aan het onderzoek naar rijgeschiktheid niet onterecht was opgelegd, ondanks het feit dat de psychiater later concludeerde dat eiser rijgeschikt was. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in beroep te gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/4737

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 juli 2022 in de zaak tussen

[eiser] uit [woonplaats] , eiser

en

de directie van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR), verweerder

(gemachtigde: mr. drs. M.M. Kleijbeuker).

Procesverloop

Bij besluit van 30 maart 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser de verplichting opgelegd medewerking te verlenen aan een onderzoek naar zijn rijgeschiktheid.
Bij besluit van 22 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 juli 2022.
Eiser was aanwezig. De gemachtigde van verweerder heeft laten weten verhinderd te zijn.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. De politie heeft op 20 februari 2021 geconstateerd dat eiser merkwaardig (rij)gedrag vertoonde en daarvan proces-verbaal opgemaakt. Verweerder vond dat eisers gedrag een vermoeden van rijongeschiktheid rechtvaardigde. Verweerder heeft eiser daarom een onderzoek opgelegd naar zijn geestelijke rijgeschiktheid. Eiser heeft de kosten van dat onderzoek, € 433,- voldaan. Eiser is op 19 juni 201 door een psychiater onderzocht. De psychiater heeft geadviseerd dat eiser rijgeschikt is zonder termijnbeperking. Bij brief van 13 juli 2021 heeft verweerder eiser meegedeeld dat zijn rijbewijs geldig blijft.
Deze zaak gaat over de vraag of verweerder eiser mocht verplichten deel te nemen aan het onderzoek.
Wat vindt eiser?
2. De verplichting om deel te nemen aan het onderzoek naar de rijvaardigheid is ten onrechte opgelegd. Het ging op 20 februari 2021 maar om een kleine overtreding. Eiser kent de verbalisant naar aanleiding van een eerder conflict over zijn groentestalletje en hij is er van overtuigd dat deze verbalisant er daarom een hele boel bij heeft verzonnen. Nu de psychiater heeft gezegd dat eiser gewoon mag blijven rijden, vindt hij het niet rechtvaardig dat hij de hoge kosten van het onderzoek alsnog moet betalen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
3.1.
Eiser krijgt geen gelijk. Verweerder mag uitgaan van de feiten zoals de politie die heeft vermeld in het proces-verbaal. Dit proces-verbaal is op ambtsbelofte opgemaakt. Uit dat proces-verbaal blijkt dat eiser bij het oprijden van de dijk de politie niet heeft zien aankomen. Ook bleef hij 150 tot 200 meter op de verkeerde weghelft rijden. Hij reageerde niet adequaat op het stopteken van de politie. Daarna gedroeg hij zich bij zijn staande houding vreemd. Hij zette zijn auto niet op de handrem toen hij zijn rijbewijs liet zien, zodat de auto wegrolde. De stelling van eiser dat hij zijn auto nooit op de handrem zet maar in de eerste versnelling, neemt niet weg dat zijn auto wegrolde. Ook antwoordde eiser op de vraag “heeft u alcohol gedronken” met “ja, heel veel”, terwijl hij negatief testte op alcohol. Verweerder heeft op grond van deze gedragingen terecht eraan getwijfeld of eiser nog geschikt was om te rijden en heeft daarom terecht de verplichting opgelegd om mee te werken aan een onderzoek naar zijn rijgeschiktheid.
Dit verandert niet doordat achteraf uit het onderzoek is gebleken dat eiser wel rijgeschikt was.
Daarom hoefde verweerder niet de kosten van het onderzoek van € 433,- en de andere kosten die eiser heeft moeten maken, aan eiser terug te betalen.
3.2.
Het beroep is ongegrond
3.3.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Meijers, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.A. Leijten, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 juli 2020.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.