ECLI:NL:RBDHA:2022:7006

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 juli 2022
Publicatiedatum
14 juli 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 1969
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Invordering van verbeurde dwangsom in strijd met bestemmingsplan en gebruik van woning voor prostitutie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een B.V., en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de invordering van een dwangsom van € 5.000,- die was opgelegd wegens het gebruik van haar woning in strijd met de bestemming 'wonen'. De rechtbank oordeelde dat eiseres de opgelegde last had overtreden door de woning te verhuren aan een sekswerker, wat in strijd was met de bestemmingsplannen en de Huisvestingswet. Eiseres betoogde dat zij aan de last voldeed en dat de huur voor korte duur geen overtreding vormde, maar de rechtbank stelde vast dat de woning gedurende tien dagen als prostitutie-inrichting was gebruikt, wat niet was toegestaan. De rechtbank concludeerde dat de invordering van de dwangsom terecht was en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak benadrukt het belang van handhaving van opgelegde sancties en de noodzaak om overtredingen te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/1969
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 juli 2022 in de zaak tussen
[eiseres] B.V., te [vestigingsplaats] , eiseres
(gemachtigde: mr. M.H.J. van Riessen),
en
Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder
(gemachtigde: mr. M. Remeijer-Schmitz).

Procesverloop

Met het besluit van 2 juli 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder een dwangsom ingevorderd.
Verweerder heeft met het besluit van 1 februari 2021 (het bestreden besluit) het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 juni 2022 via een beeldverbinding. Hieraan hebben de gemachtigden van eiseres en verweerder deelgenomen.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1.1.
Eiseres betwist de bevoegdheid van verweerder om over te gaan tot invordering van een opgelegde last onder dwangsom van € 5.000,- (hierna: de last) omdat zij aan de last voldeed.
1.2.
Verweerder heeft met het besluit van 22 augustus 2019 eiseres de last opgelegd omdat eiseres zonder de vereiste vergunning haar woning aan de [adres] [huisnummer 1] in [plaats] aan de woningvoorraad heeft onttrokken en de woning in strijd met de bestemming “wonen” gebruikt voor het bedrijfsmatig verschaffen van logiesfuncties.
1.3.
Als eiseres deze situatie niet voor 30 september 2019 herstelt (houdt), dan verbeurt zij een bedrag van € 5.000,-. De dwangsom is opgebouwd uit een bedrag van € 2.500,- in verband met het onttrekken aan de woningvoorraad en een bedrag van € 2.500,- in verband met het gebruik in strijd met de bestemming. Volgens verweerder werd de woning op 12 mei 2020 gebruikt in strijd met de last. Eiseres voldeed daarom niet aan de aan haar opgelegde last.
Wat vindt eiseres in beroep?
2.1
Eiseres vindt dat zij de last niet heeft overtreden. De last is specifiek geschreven om een einde te maken aan het bieden van logiesverblijf. Op 12 mei 2020 huurde een sekswerker de woning enkel voor korte duur (tien dagen) ten behoeve van prostitutiewerkzaamheden en verbleef niet ‘s nachts in de woning. Daarom is geen sprake van gebruik van de woning voor logiesfuncties. Wel is de woning in het verleden aangeboden geweest op internet voor logies. Op de site van Airbnb staat daarom nog een advertentie voor de woning. Doordat sites elkaars aanbiedingen kopiëren is het ondoenlijk voor eiseres om de advertentie op Airbnb te verwijderen. Eiseres betoogt verder dat het besluit van 22 augustus 2019 niet duidelijk omschrijft welke situatie eiseres dient op te lossen.
Welke regels zijn van toepassing?
3.1
Een overtreding is een gedraging die in strijd is met het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift. [1] De bestuurlijke dwangsom is een herstelsanctie die strekt tot het geheel of gedeeltelijk ongedaan maken of beëindigen van een overtreding, tot het voorkomen van herhaling van een overtreding, dan wel tot het wegnemen of beperken van de gevolgen van een overtreding. [2] Een last onder dwangsom omschrijft de te nemen herstelmaatregelen. [3]
3.2
Relevant voor de begrippen “overtreding” en “herstelmaatregelen” zijn de volgende passages in het besluit van 22 augustus 2019:

CONTROLE/OVERTREDING
(…)
De inspecteurs constateerden dat de woning in gebruik was als bedrijf. De woning [adres] [huisnummer 2] wordt verhuurd aan toeristen voor een kort verblijf (logies). U leest de regels hierover in artikel 21 sub a van de Huisvestingswet in samenhang met artikel 5:2 sub a van de Huisvestingsverordening Den Haag 2019.
Tijdens de controle hebbende inspecteurs een aantal vragen gesteld over het gebruik van de woning.
(…)
De inspecteur heeft naar aanleiding van een advertentie www.airbnb.com en de verklaring geconstateerd, dat de woning volledig wordt onttrokken aan de woningvoorraad ten behoeve van het bedrijfsmatig verschaffen van logies. U leest de regels hierover in artikel 21 sub a van de Huisvestingswet in samenhang met artikel 5:2 sub a van de Huisvestingsverordening Den Haag 2019.
(…)
De situatie is eveneens in strijd met het bestemmingsplan Zeeheldenkwartier. De bestemming van het woning is Gemengd-3 met functieaanduiding “wonen”. U mag de woning niet (laten) gebruiken in strijd met het bestemmingsplan. U leest hierover in artikel 6 en 23 van het bestemmingsplan Zeeheldenkwartier in samenhang en artikel 2.1, lid 1 onder e Wabo,
(…)
BESLUIT
(…)
Als regel hanteren we dat verblijf binnen de bestemming wonen alleen mogelijk is indien de huurder langer dan 4 maanden in de woning verblijft en zich inschrijft. Hierbij sluiten wij aan bij de Wet basisregistratie personen waarin staat dat het verplicht is dat iemand zich inschrijft op een adres als diegene naar redelijke verwachting gedurende een halfjaar twee derde van de tijd in Nederland verblijf zal houden (artikel 2.4. van de Wet basisregistratie personen). Het gebruik van een ruimte korter dan 4 maanden en zonder inschrijving zien we derhalve als logies. Indien het verhuurconcept van de verhuurder zich richt op een doelgroep die doorgaans korter dan 4 maanden een ruimte wil huren, heeft deze ruimte dus de bestemming logies nodig.
(...)
VERGUNNING
Wilt u de woning veranderen in een bedrijfsruimte, winkel of kantoor? Dan heeft u een onttrekkingsvergunning en een omgevingsvergunning nodig. De woning verliest daarmee zijn woonbestemming. Meer informatie kunt u vinden op http://www.denhaag.nl/home/bedriiven-en instellingen/ondernernen/to/Vergunning-woning-aan-woonruimtebestand-onttrekken.htm.
(…)
Het oordeel van de rechtbank
4.1
De rechtbank stelt vast dat geen bezwaar is gemaakt tegen het besluit van 22 augustus 2019. Nu eiseres daartegen geen rechtsmiddel heeft ingesteld staat de last in rechte vast.
4.2
Verweerder wilde met het besluit van 22 augustus 2019 een einde maken aan het gebruik van de woning als bedrijf. Dit staat beschreven onder het kopje “
CONTROLE/OVERTREDING”. Het gebruik van de woning als bedrijf leidt tot meerdere overtredingen. [4] De woning mag namelijk zonder vergunning enkel worden onttrokken aan de woonruimtevoorraad voor bewoning of voor het gebruik als kantoor of praktijkruimte. De woning mag ook niet in strijd met het bestemmingplan worden gebruikt. De voorgeschreven bestemming in het bestemmingsplan is “wonen”. Daarnaast is ook een verbod opgenomen in het bestemmingsplan voor het gebruik van de woning voor de uitoefening van exploitatie van een prostitutie-inrichting.
4.3
De gehele woning is na 29 september 2019 voor de duur van tien dagen verhuurd aan de sekswerker. Gedurende die tien dagen heeft de sekswerker de gehele woning gebruikt als een prostitutie-inrichting. De woning wordt hierdoor onttrokken aan de woonruimtevoorraad. Daarnaast wordt de woning gebruikt in strijd met de bestemming “wonen” en de verbodsbepaling “uitoefenen van prostitutie en exploitatie van een prostitutie-inrichting”. De eventuele keuze van de sekswerker om gedurende die tien dagen niet in de woning te slapen maakt dat niet anders.
4.4
Verweerder beschrijft in het besluit van 22 augustus 2019 onder de kopjes “
BESLUIT” en “
VERGUNNING” in welke situaties niet aan de last wordt voldaan. Het verhuren voor een duur korter dan vier maanden zonder inschrijving in de Basisregistratie Personen, het gebruik als bedrijfsruimte en prostitutie-inrichting zijn situaties waarmee niet aan de last wordt voldaan. Eiseres kon dus begrijpen dat het verhuren van de gehele woning gedurende tien dagen als prostitutie-inrichting niet was toegestaan en zij daardoor een dwangsom zou verbeuren.
4.5
De rechtbank stelt vast dat sprake is van overtredingen die zijn beschreven in het besluit van 22 augustus 2019.
Het betoog van eiseres slaagt niet.
4.6
Uit jurisprudentie volgt dat bij een besluit over de invordering van een verbeurde dwangsom aan het belang van de invordering een zwaarwegend gewicht dient te worden toegekend. [5] Een andere opvatting zou afdoen aan het gezag dat behoort uit te gaan van een besluit tot oplegging van een last onder dwangsom. Steun voor dit uitgangspunt kan worden gevonden in de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 5:37, eerste lid, van de Algemene Wet Bestuursrecht. [6] Hierin is vermeld dat een adequate handhaving vergt dat opgelegde sancties ook worden geëffectueerd en dus dat verbeurde dwangsommen worden ingevorderd. Slechts in bijzondere omstandigheden kan geheel of gedeeltelijk van invordering worden afgezien.
4.7
De rechtbank stelt dat vast dat hetgeen eiseres heeft aangevoerd geen aanleiding geeft om te oordelen dat verweerder ten onrechte niet heeft afgezien van invordering van de verbeurde dwangsommen.

Conclusie

5.1
Het beroep is ongegrond.
5.2
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.S. Perniciaro, rechter, in aanwezigheid van mr. J.F. Janmaat, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 juli 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Artikel 5.1, eerste lid van de Algemene Wet Bestuursrecht.
2.Artikel 5.2, aanhef en onderdeel b van de Algemene Wet Bestuursrecht.
3.Artikel 5.32a, eerste lid van de Algemene Wet Bestuursrecht.
4.Artikel 21, eerste lid, aanhef en onderdeel a van de Huisvestingswet in samenhang met artikel 5:2, aanhef en onderdeel a van de Huisvestingsverordening Den Haag 2019.
5.Bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 3 april 2013, ECLI:NL:RVS: 2013:BZ7562.
6.Kamerstukken II 2003/04, 29 702, nr. 3, blz. 115.