ECLI:NL:RBDHA:2022:6953

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 juni 2022
Publicatiedatum
14 juli 2022
Zaaknummer
NL22.6494 en NL22.6495
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Congolese eiser wegens ongeloofwaardige verklaringen en onvoldoende bewijs van vervolging

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 juni 2022 uitspraak gedaan in het beroep van een Congolese eiser die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. De eiser stelde dat hij werd gezocht vanwege zijn betrokkenheid bij demonstraties tegen de gouverneur van zijn woonplaats, waar hij een winkel had. Hij verklaarde dat hij tijdens deze demonstraties door een kogel was geraakt en dat hij sindsdien ondergedoken was. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de eiser inconsistent waren en niet geloofwaardig konden worden geacht. De rechtbank merkte op dat de eiser wisselend had verklaard over zijn identiteit en de omstandigheden rondom zijn asielaanvraag. Bovendien vond de rechtbank dat de door de eiser overgelegde nieuwsartikelen en medische documenten niet voldoende bewijs boden voor zijn claims. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris de aanvraag terecht had afgewezen, omdat de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij bij terugkeer naar Congo een reëel risico liep op vervolging. Het beroep van de eiser werd ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL22.6494 (beroep)
NL22.6495 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiser] , eiser/verzoeker, hierna: eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. C.E. Stassen-Buijs),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R. Radema).

ProcesverloopBij besluit van 7 april 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om verweerder te verbieden hem uit te zetten totdat op het beroep is beslist.
Verweerder heeft op 4 mei 2022 een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep, samen met het verzoek om een voorlopige voorziening, op 13 mei 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen [naam 1] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Feiten en omstandigheden
1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en Burger van Democratische Republiek Congo te zijn.
1.1
Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij wordt gezocht voor het organiseren van demonstraties tegen de gouverneur van [plaats 2] omdat de gouverneur de markt waar hij een winkel had heeft gesloopt. Eiser verklaart dat hij een belangrijke rol vervulde bij de demonstraties. Op de derde dag van de demonstraties is eiser geraakt door een kogel, waarop hij vijf dagen in een kliniek heeft verbleven en vervolgens tot december 2020 heeft ondergedoken in [plaats 1] omdat hij gezocht wordt door de autoriteiten en door [naam 2] . Eiser is [naam 2] geld schuldig omdat [naam 2] ’s spullen opgeslagen waren in zijn depot. Die spullen zijn vergaan bij de sloop van de markt door de gouverneur. Er zijn driemaal politiemensen bij eisers moeder aan de deur geweest op zoek naar eiser en zijn naam staat op een lijst van mensen die de autoriteiten willen arresteren. Eiser heeft in januari 2021 zijn land van herkomst ontvlucht.
Verweerders besluit
2. Verweerder heeft de volgende elementen als relevant aangemerkt:
identiteit, nationaliteit en herkomst;
deelname demonstraties vanwege de sluiting grote markt;
problemen naar aanleiding van de sluiting van de markt en de deelname aan de demonstraties.
2.1
Verweerder heeft de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond omdat verweerder alle relevante elementen ongeloofwaardig acht. Dat motiveert verweerder, samengevat, als volgt.
2.2
Verweerder gelooft eisers verklaringen over zijn nationaliteit en herkomst wel, maar gelooft zijn identiteit niet omdat eiser twee wisselende verklaringen over zijn identiteiten (bij het aanmeldgehoor bij de Koninklijke Marechaussee (KMar) en bij het eerste gehoor) heeft afgelegd en daarnaast geen identificerende documenten heeft overgelegd. Verweerder gelooft eisers verklaringen over elementen 2 en 3 ook niet.
Beroepsgronden
3. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte zijn identiteit de relevante elementen 2 en 3 ongeloofwaardig heeft geacht. Eiser voert daartoe, samengevat, het volgende aan.
3.1
Met de geboorteaktes en de kopie van eisers paspoort is zijn identiteit wel aannemelijk gemaakt. Het proces-verbaal van de KMar dient niet in de beoordeling te worden betrokken.
3.2
Verweerder stelt ten onrechte dat de markt waarop eiser in [plaats 2] heeft gewerkt niet is gesloten en heeft geen acht geslagen op de nieuwsberichten die eiser heeft ingebracht waaruit dit blijkt. Doordat verweerder selectief citeert uit nieuwsberichten is er sprake van een zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek. Daarnaast is verweerder voorbij gegaan aan het feit dat eiser in het aanvullend gehoor heel feitelijk is gehoord over de situatie op en rond de markt en deze vragen juist heeft beantwoord. Eisers verklaring in de zienswijze over dat het eisers broer was die hem samen met de bestuurder van de motor naar het gezondheidscentrum bracht is daarin terecht gekomen, omdat eisers gemachtigde eiser op dit punt verkeerd heeft begrepen. Ten aanzien van de beoordeling door Bureau Documenten van de door eiser overgelegde medische documenten over zijn behandeling in het gezondheidscentrum na de beschieting is niet duidelijk welk vergelijkingsmateriaal hier door Bureau Documenten is geraadpleegd. Een medische verklaring is vormvrij en verweerder had de conclusie van Bureau Documenten nader moeten onderzoeken alvorens de conclusie over te nemen dat de opmaak en afgifte niet overeenkomt met vergelijkingsmateriaal. Nu Bureau Documenten de conclusie niet inzichtelijk heeft gemaakt, kan aan de rapportage van Bureau Documenten niet de waarde worden toegekend die verweerder hieraan wenst te hechten.
3.3
Tot slot heeft verweerder ten onrechte de problemen die eiser had ongeloofwaardig geacht, omdat dit logischerwijs volgt uit het feit dat eisers winkel op de markt is vernietigd en zijn voorraden zijn gestolen. Het is aannemelijk dat eiser compensatie voor zijn schade heeft proberen te verkrijgen en protesteerde bij de gouverneur. Verweerder had niet op voorhand de documenten terzijde mogen schuiven omdat deze niet origineel zijn en had moeten motiveren waarom de documenten ongeloofwaardig zijn. Aan eisers vergissing in zijn verklaring wie er bij zijn moeder thuis waren tijdens de huiszoeking, kan geen gewicht worden toegekend. Het is aannemelijk dat de politie het adres van eisers moeder had, omdat de andere marktkooplieden haar kenden en het adres hebben kunnen doorgeven.
Beoordeling door de rechtbank
4. In het verweerschrift merkt verweerder op dat, anders dan eiser stelt in de beroepsgronden, verweerder niet de door eiser gestelde identiteit ongeloofwaardig heeft geacht, maar dat eisers identiteit niet kan worden vastgesteld. Ook merkt verweerder op dat de uitkomst van de (asiel)procedure niet anders zou zijn geweest als eisers identiteit zou vaststaan. Ofschoon eisers gemachtigde ter zitting terecht heeft opgemerkt dat in de tekst van het bestreden besluit niet duidelijk naar voren komt dat verweerder eisers verklaringen over zijn identiteit niet ook ongeloofwaardig acht, neemt de rechtbank gelet op de opmerkingen in het verweerschrift aan dat in het bestreden besluit ten aanzien van eisers identiteit enkel bedoeld is op te merken dat die niet kan worden vastgesteld. De vraag of die conclusie terecht is zal de rechtbank bij de beoordeling van het beroep onbesproken laten, omdat het antwoord op die vraag niet van invloed is op de beoordeling door verweerder van eisers asielrelaas.
4.1
Wel betrekt de rechtbank bij de beoordeling dat verweerder niet ten onrechte heeft vastgesteld dat eiser over zowel zijn identiteit als zijn werkzaamheden ( [functie 1] bij de KMar/ [functie 2] in de asielprocedure) wisselend heeft verklaard bij de KMar en tijdens zijn eerste en nader gehoor in de asielprocedure. Eiser heeft hier in het eerste gehoor als reden voor gegeven dat hij tijdens zijn gehoor met de KMar gestrest was en de communicatie niet soepel verliep. In de zienswijze en in het beroepschrift heeft eiser hier nog aan toegevoegd dat hetgeen in het proces-verbaal van de KMar is opgetekend niet aan hem kan worden tegengeworpen, omdat het volstrekt onduidelijk is met welk doel eiser door de KMar werd gehoord en hem dit ook niet duidelijk is gemaakt. Deze argumenten van eiser leiden de rechtbank niet tot het oordeel dat verweerder van eisers wisselende verklaringen over zijn identiteit niet heeft kunnen vinden dat die afbreuk doen aan de geloofwaardigheid van eisers asielrelaas. Daarbij acht de rechtbank in de eerste plaats van belang dat zij eisers verklaring, dat hij de taal tijdens het gehoor bij de KMar niet goed begreep, niet kan volgen. Uit het proces-verbaal van dat gehoor is niet af te leiden dat eiser de Franse taal die hij met de tolk sprak niet goed verstond of de vragen van de KMar beambte niet heeft begrepen. Dat het eiser volstrekt onduidelijk zou zijn geweest met welk doel hij door de KMar werd gehoord is geen rechtvaardiging voor het opgeven van een valse identiteit en onjuiste werkzaamheden. Daar komt bij dat verweerder in het verweerschrift terecht opmerkt dat eiser bij aanvang van het gehoor door de KMar erop is gewezen dat hij er niet als verdachte in een strafzaak werd gehoord maar als getuige in een mensenhandel zaak. Niet in te zien valt dat dit kan rechtvaardigen dat eiser valse verklaringen aflegt over zowel zijn identiteit als werkzaamheden.
4.2.1
Met betrekking tot eisers verklaringen over het relevante element 2 is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de overgelegde krantenartikelen met betrekking tot de sluiting van de markt van 12 maart 2020 [1] en 9 juni 2020 [2] van congodigital.net enkel als onderbouwing van de gebeurtenissen rondom de grote markt in [plaats 2] kunnen dienen. Zoals verweerder ook stelt, blijkt hieruit dat door de FEC [3] werd geadviseerd om verschillende markten in [plaats 2] te sluiten vanwege de onhygiënische omstandigheden waardoor er demonstraties plaatsvonden om de markt weer te openen waarbij meerdere doden vielen. De rechtbank stelt echter vast dat eisers verklaringen consistent zijn en overeenkomen met de informatie uit de in de beroepsfase door eiser overgelegde twee nieuwsartikelen. Uit het artikel van election-net.com blijkt dat handelaren protesteerden tegen de sluiting van de markt en het artikel uit The Congo Independent bericht, in tegenstelling tot hetgeen verweerder stelt, wel degelijk over vernielingen op het deel van de Centrale Markt waar eiser zijn winkel had op 20/21 februari 2020 en ook in de nacht van 27/28 februari 2020. De nieuwsberichten ondersteunen daarmee de verklaringen van eiser over vernielingen op de centrale markt. Verweerders stelling in het verweerschrift dat onbekende personen vernielingen aan de markt hebben gepleegd, waardoor dit niet de kern van het relaas van eiser raakt, gaat naar het oordeel van de rechtbank niet op. Eiser heeft op zitting toegelicht dat het ging over de door de provinciale autoriteiten van [plaats 2] geïnitieerde operatie “ [#] ”. Dit wordt met zoveel woorden benoemd in de overgelegde nieuwsberichten. De data sluiten daarbij ook aan bij de verklaringen van eiser en de gebeurtenissen waar eiser over heeft verklaard. De aangehaalde data uit de overgelegde algemene informatie van openbare bronnen komen wellicht niet helemaal overeen met alle punten uit eisers relaas, maar de rechtbank stelt vast dat uit het nieuwsbericht van The Congo Independent wel degelijk blijkt dat de markt in [plaats 2] werd gesloopt. Uit de overige overgelegde openbare informatie blijkt ook dat de markt werd gesloopt. In zoverre is de rechtbank van oordeel dat verweerder niet kan worden gevolgd waar het gaat om de tegenwerping dat de verklaringen van eiser over zijn werkzaamheden op en vernielingen van de markt niet stroken met wat uit openbare bronnen daarover bekend is.
4.2.2
Ten aanzien van de overgelegde medische documenten van 25 maart 2020 en 30 maart 2020 stelt de rechtbank vast dat Bureau Documenten heeft geconcludeerd dat het zeer wel mogelijk is dat de medische documenten niet door een bevoegd gezondheidscentrum zijn opgemaakt. Verweerder had in beginsel geen reden om te twijfelen aan de uitkomst van het onderzoek van Bureau Documenten. Eiser heeft zelf ook geen contra-expertise overgelegd of anderszins aannemelijk gemaakt dat de conclusie van Bureau Document niet kan kloppen. Eiser heeft enkel gesteld dat er verschillende vormen van medisch bewijs kunnen zijn, maar heeft dat niet nader onderbouwd. De medische documenten kunnen alleen daarom al eisers verklaringen niet onderbouwen. Verweerder heeft daarnaast bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van eiser verklaringen over relevant element 2 kunnen betrekken dat de inhoud van de medische documenten niet strookt met eisers verklaringen en dit is door eiser niet betwist. Volgens de overgelegde medische documenten zou eiser pas eind 25 maart 2020 tot 30 maart 2020 in de kliniek hebben verbleven, terwijl eiser heeft verklaard dat de markt uiterlijk 28 februari 2020 of begin maart 2020 gesloten en gesloopt werd waarna hij direct is gaan protesteren. Hierbij zou hij na drie dagen zijn geraakt door een kogel. Verweerder gaat er niet ten onrechte vanuit dat dit begin maart 2020 zou moeten zijn. Daarnaast staat er in de medische verklaring vermeld dat eiser bewusteloos was toen hij binnen werd gebracht en dit is tegenstrijdig met eisers verklaring dat hij wel kon horen. Eiser heeft deze inhoudelijk tegenstrijdigheden niet betwist. Het voorgaande doet afbreuk aan de geloofwaardigheid van eisers relaas.
4.2.3
Verweerder heeft eiser bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van relevant element 2 voorts het volgende tegengeworpen. Eiser heeft in het nader gehoor enerzijds verklaard dat zijn winkel op de eerste dag van de sloop van de markt ook is gesloopt en dat hij op diezelfde dag is begonnen met demonstreren en dit gedurende vijf dagen heeft gedaan door steeds naar het kantoor van de gouverneur te gaan. Anderzijds verklaart eiser in ditzelfde gehoor dat hij drie dagen naar het kantoor van de gouverneur liep en dat hij op de derde dag werd geraakt door een kogel. Nadat eiser is geconfronteerd met deze inconsistente verklaringen heeft eiser verklaard dat hij het vergeten was. De rechtbank is van oordeel dat eisers verklaringen wel inconsistent zijn, maar dat eiser er ter zitting terecht op heeft gewezen dat uit het MediFirst rapport blijkt dat eiser moeite heeft met data. Ook de verklaringen over de datum van de sloop van de markt, namelijk januari 2020 in het eerste gehoor en februari 2020 in de correcties en aanvullingen, zijn wellicht wisselend te noemen, maar ook deze verschillen zijn in het licht van de bevindingen in het MediFirst rapport te verklaren. In die zin, acht de rechtbank het niet bevreemdend dat eiser niet precies weet wanneer de sloop heeft plaatsgevonden. Verweerder heeft niet (deugdelijk) gemotiveerd welk gewicht aan de bevindingen in het MediFirst zijn toe kennen en welke invloed daarvan uitgaat op de beoordeling van eisers voormelde, niet qua data inconsistente, verklaringen.
4.3
Uit hetgeen dat volgt uit rechtsoverweging 4.2.1 en 4.2.3 volgt dat verweerder het bestreden besluit niet deugdelijk heeft gemotiveerd voor wat betreft eisers deelname aan de demonstraties vanwege de sluiting van de grote markt. De rechtbank ziet echter aanleiding om dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Awb [4] te passeren en het bestreden besluit in stand te laten omdat het motiveringsgebrek ten aanzien van relevant element 2 niet leidt tot de conclusie dat eiser in aanmerking komt voor de gevraagde verblijfsvergunning. De rechtbank legt dat oordeel hieronder uit.
4.4
Verweerder heeft wel deugdelijk gemotiveerd dat eisers verklaringen over de gestelde problemen naar aanleiding van het sluiten van de markt niet geloofwaardig zijn. De rechtbank heeft hierbij in aanmerking genomen dat eisers verklaringen over hoe de autoriteiten aan zijn huisadres zouden zijn gekomen zeer vaag zijn. Eiser baseert zich enkel op vermoedens die hij niet nader kan onderbouwen. Eiser heeft voorts een kopie van een opsporingsbevel van 5 november 2020 overgelegd. Aangezien dit een kopie betreft heeft verweerder terecht gesteld dat dit document niet op echtheid kan worden onderzocht en dat het bevreemdend is dat eiser het opsporingsbevel niet kan overleggen nu hij heeft verklaard dat deze aan zijn moeder is afgegeven. Verder heeft eiser, zoals verweerder niet ten onrechte stelt, tegenstrijdige verklaringen afgegeven over het bestaan van een dagvaarding, een opsporingsbevel en een opsporingsbericht. Eiser verklaart in het aanvullend gehoor dat er ook een opsporingsbevel is afgegeven, maar dat deze niet meer is gevonden. Deze verklaring komt niet overeen met eisers verklaring dat er enkel een dagvaarding is geweest. Voorts heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank eisers verklaringen over de aanwezigen bij zijn moeders huis tijdens de huiszoeking, tegenstrijdig mogen achten. Ook acht de rechtbank eisers verklaringen over de problemen die hij zou hebben met zijn schuldeisers niet ten onrechte niet aannemelijk. Eiser heeft verklaard dat een dagvaarding voor een civiele zaak die [naam 2] tegen hem was begonnen bij zijn moeder is uitgevaardigd. Verweerder heeft aan eiser mogen tegenwerpen hij deze dagvaarding niet heeft overgelegd en dat deze problemen niet onderbouwd zijn.
Omdat verweerder relevant element 3 niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft bevonden, heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer naar zijn land van herkomst een reëel risico loopt in verband met zijn mogelijke deelname aan demonstraties vanwege de sluiting van een markt door autoriteiten van dat land te worden vervolgd of dat eiser door die autoriteiten of door [naam 2] ernstige schade zal worden toegebracht.
Conclusie
5. Het beroep is ongegrond. De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet ten onrechte de aanvraag heeft afgewezen. Hoewel het bestreden besluit een motiveringsgebrek kent en de rechtbank dat gebrek met toepassing van artikel 6:22 Awb heeft gepasseerd zal de rechtbank verweerder hiervoor niet veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Daarvoor vindt de rechtbank het gebrek, in het licht van alle andere overwegingen waarop het bestreden besluit berust, te klein.
6. Omdat de rechtbank beslist over het beroep van eiser, is er geen reden meer om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat in deze zaak ook geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Kos, rechter en voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr.N.F. van der Gouw, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan, voor zover het de hoofdzaak betreft, hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Marché central de [plaats 2].
2.RTBF, Coronavirus: trois morts dans des manifestations contre la fermeture du grand marché de [plaats 2].
3.Federation des Enterpris de Congo.
4.Algemene wet bestuursrecht.