ECLI:NL:RBDHA:2022:6952
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Algerijnse journalist wegens gebrek aan bewijs van journalistieke werkzaamheden
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 juni 2022 uitspraak gedaan in het beroep van een Algerijnse eiser die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, omdat de eiser zijn gestelde journalistieke werkzaamheden niet aannemelijk heeft gemaakt. De eiser stelde dat hij van 2015 tot 2018 als journalist had gewerkt en problemen had ondervonden door zijn werkzaamheden. Echter, de rechtbank oordeelde dat de eiser zijn claims niet met documenten had onderbouwd en dat er geen bewijs was dat de Algerijnse autoriteiten in staat waren om zijn sociale media-accounts te verwijderen zonder zijn medewerking. De rechtbank vond het opmerkelijk dat er niets op internet te vinden was over de journalistieke werkzaamheden van de eiser, ondanks zijn bewering dat hij duizenden volgers had. De rechtbank concludeerde dat de eiser niet voldoende gedetailleerde en consistente verklaringen had gegeven over zijn werkzaamheden, en dat de tegenstrijdige informatie op zijn visumaanvraag ook niet bijdroeg aan de geloofwaardigheid van zijn asielverhaal. De rechtbank heeft de afwijzing van de asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid bevestigd, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.