ECLI:NL:RBDHA:2022:6952

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 juni 2022
Publicatiedatum
14 juli 2022
Zaaknummer
NL22.6377
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Algerijnse journalist wegens gebrek aan bewijs van journalistieke werkzaamheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 juni 2022 uitspraak gedaan in het beroep van een Algerijnse eiser die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, omdat de eiser zijn gestelde journalistieke werkzaamheden niet aannemelijk heeft gemaakt. De eiser stelde dat hij van 2015 tot 2018 als journalist had gewerkt en problemen had ondervonden door zijn werkzaamheden. Echter, de rechtbank oordeelde dat de eiser zijn claims niet met documenten had onderbouwd en dat er geen bewijs was dat de Algerijnse autoriteiten in staat waren om zijn sociale media-accounts te verwijderen zonder zijn medewerking. De rechtbank vond het opmerkelijk dat er niets op internet te vinden was over de journalistieke werkzaamheden van de eiser, ondanks zijn bewering dat hij duizenden volgers had. De rechtbank concludeerde dat de eiser niet voldoende gedetailleerde en consistente verklaringen had gegeven over zijn werkzaamheden, en dat de tegenstrijdige informatie op zijn visumaanvraag ook niet bijdroeg aan de geloofwaardigheid van zijn asielverhaal. De rechtbank heeft de afwijzing van de asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid bevestigd, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.6377

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. I.M. Hagg),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R. Radema).

ProcesverloopIn het besluit van 6 april 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft op 11 mei 2022 een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 13 mei 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen [naam 1]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Feiten en omstandigheden
1. De rechtbank betrekt bij de beoordeling de volgende feiten. Eiser is geboren op [geboortedatum] en heeft de Algerijnse nationaliteit.
1.1
Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij Algerije heeft verlaten vanwege de problemen die hij heeft ondervonden als gevolg van zijn journalistieke werkzaamheden. Eiser stelt van 2015 tot en met 2018 als journalist gewerkt te hebben bij [#] en daarnaast van 2015 tot 1 maart 2019 video's en vlogs te hebben gemaakt en gedeeld op YouTube en Facebook. Eisers werkzaamheden op de radio hebben niet voor problemen gezorgd maar zijn video's en vlogs op YouTube en Facebook wel. Eiser zou naar aanleiding van deze video's en vlogs op YouTube en Facebook diverse malen zijn aan- en vastgehouden. Daarnaast heeft er op 6 of 7 juni 2021 een huiszoeking plaatsgevonden. Eiser heeft uiteindelijk Algerije verlaten omdat hij in Algerije geen vrijheid van meningsuiting had en hij blijvend zou worden gecontroleerd door de autoriteiten.
Verweerders besluit
2. Verweerder heeft de volgende elementen als relevant aangemerkt:
Identiteit, nationaliteit en herkomst;
De journalistieke werkzaamheden van eiser en de daaruit voortvloeiende problemen.
2.1
Verweerder heeft de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond als bedoeld in artikel 31, eerste lid, Vw [1] juncto artikel 30 b, eerste lid, aanhef en onder h, Vw. Verweerder gelooft de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser, maar gelooft niet dat eiser in Algerije als journalist heeft gewerkt, dan wel dat hij daar journalistieke werkzaamheden heeft verricht. Verweerder heeft bij deze beoordeling betrokken dat eiser zijn baan als journalist of zijn andere journalistieke werkzaamheden op geen enkele wijze met documenten heeft onderbouwd ondanks dat hij verklaard heeft dat hij wel hiervan in het bezit was. Verweerder heeft verder aan eiser tegengeworpen dat de gegevens die zijn ingevuld op eisers visumaanvraag tegenstrijdig zijn met de in de asielprocedure verstrekte gegevens. Daarnaast zijn eisers verklaringen over zijn werkzaamheden op meerdere punten vaag en summier. Aangezien verweerder het ongeloofwaardig acht dat eiser in Algerije journalist was of journalistieke werkzaamheden heeft verricht, worden ook eisers verklaringen over zijn hiermee verband houdende gestelde problemen niet gevolgd. Los daarvan heeft eiser geen documenten overgelegd die deze problemen onderbouwen en heeft hij niet afdoende over de gestelde problemen kunnen verklaren.
Beroepsgronden
3. Eiser voert daartegen aan dat verweerder ten onrechte zijn journalistieke werkzaamheden niet gelooft. Hij heeft wel degelijk voldoende gedetailleerd en consistent verklaard. Eiser kan meer dan basale informatie over zijn werkzaamheden als journalist verschaffen; hij heeft verklaard over wat voor programma hij presenteerde, hoeveel uur per week hij dat deed en welke onderwerpen hij behandelde. Over zijn werk als freelancer heeft hij verklaard over de maatschappelijke problemen die hij aan de kaak wilde stellen en hier heeft hij ook verschillende voorbeelden van gegeven. Eiser heeft uitgelegd waarom er van hem op dit moment niets meer te vinden is op internet en hoe dit binnen het Algerijnse medialandschap werkt. Ook heeft hij wel degelijk uitgelegd op welke wijze zijn accounts telkens door de autoriteiten werden verwijderd en een verklaring gegeven waarom bepaalde accounts wel zijn verwijderd en anderen niet. Verweerder heeft ten onrechte geen enkel onderzoek gedaan en dit is in strijd met de samenwerkingsplicht. Uit de overgelegde foto’s blijkt overduidelijk dat eiser op verschillende momenten als journalist werkzaam is en verweerder heeft hier ten onrechte geen waarde aan gehecht. Verweerder heeft daarbij het aspect dat eiser zijn diploma laat zien en dat eiser als journalist is opgeleid niet dan wel onvoldoende bij de besluitvorming betrokken.
Voorts voert eiser aan dat verweerder ten onrechte de informatie in de visumaanvraag tegenwerpt, omdat een visumaanvraag geen onderdeel van een asielaanvraag uitmaakt. Eiser heeft duidelijk verklaard dat hij voor de visumaanvraag gebruik heeft gemaakt van een agency die onjuiste informatie heeft ingevuld om zo de grootste kans te krijgen een visum te verkrijgen. Het visum is niet verstrekt, en het feit dat verweerder de visumaanvraag dus schijnbaar niet geloofwaardig vond moet daarbij in aanmerking genomen worden.
Beoordeling door de rechtbank
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser zijn gestelde journalistieke werkzaamheden niet aannemelijk heeft gemaakt. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
4.1
Niet in geschil is dat eiser zijn baan als journalist of zijn andere journalistieke werkzaamheden op geen enkele wijze met documenten heeft onderbouwd. Dit ondanks het feit dat eiser tijdens de asielprocedure meermaals heeft verklaard wel in het bezit te zijn van foto’s, video’s en documenten die zijn werkzaamheden als journalist onderbouwen. Verweerder heeft ter zitting terecht opgemerkt dat uit de screenshots, die eiser pas laat in de beroepsfase heeft overgelegd en waarop te zien zou zijn dat eiser in Algerije heeft deelgenomen aan demonstraties van journalisten, niet valt af te leiden om welke demonstratie(s) het gaat en daarom niet kunnen dienen als bewijsmiddel. De rechtbank overweegt dat de overgelegde foto’s ook niet de door eiser gestelde journalistieke werkzaamheden kunnen onderbouwen. Uit de foto’s is niet af te leiden dat het hier om journalistieke werkzaamheden gaat.
Verweerder heeft zich daarbij terecht op het standpunt gesteld dat, ook gelet op de duur en de mate waarin eiser stelt actief te zijn geweest, het opmerkelijk is dat er niets op internet te vinden is over eisers gestelde journalistieke werkzaamheden. Eisers naam in combinatie met zijn werkzaamheden heeft geen enkele treffer opgeleverd (ook niet in het Arabisch), en dat terwijl eiser wel vele duizenden volgers zou hebben gehad. Dit heeft verweerder aan eiser kunnen tegenwerpen. Weliswaar vindt de rechtbank, in het licht van zijn tijdens het nader gehoor afgelegde verklaring dat zijn computer in beslag is genomen waardoor hij niet meer over bestanden van zijn journalistieke werkzaamheden beschikt, het nog wel plausibel dat eiser zelf geen bestanden kan overleggen waaruit van zijn werk als journalist blijkt, echter daarmee is niet ook plausibel dat er niets op het internet te vinden is waaruit blijkt dat eiser in Algerije jarenlang presentator van een radio programma zou zijn geweest en later video’s en vlogs op sociale media heeft geplaatst.
In dit verband is de rechtbank met verweerder van mening dat het op de weg van eiser ligt om aannemelijk te maken dat de Algerijnse autoriteiten in staat zijn om zonder medewerking van degene die de video’s of vlogs op zijn accounts op sociale media van Amerikaanse technologische bedrijven heeft geplaatst te verwijderen. Eiser heeft geen stukken of landeninformatie overgelegd waarin een begin van bewijs is geleverd dat de Algerijnse autoriteiten daartoe wel in staat zijn. Onder die omstandigheden hoefde verweerder niet in die zin met eiser samen te werken dat van verweerder verwacht mocht worden alvorens op eisers asielaanvraag te beslissen zelf actief op zoek te gaan naar informatie over of de Algerijnse autoriteiten inderdaad tot het voormelde in staat zijn. Evenals verweerder acht de rechtbank het bevreemdingwekkend dat eisers accounts zonder zijn hulp of instemming verwijderd zouden zijn en dat eiser hiervan door de techbedrijven niet op de hoogte zou zijn gesteld.
4.2
Naast dat verweerder eiser kon tegenwerpen dat hij zijn gestelde werkzaamheden als journalist niet met documenten heeft gestaafd, kon verweerder eiser ook tegenwerpen dat hij op zijn visumaanvraag heeft vermeld dat hij werkzaam was voor een bedrijf genaamd ‘[naam 2]’. Dit is tegenstrijdig met eisers verklaring tijdens het aanvullend gehoor dat hij geen ander werk heeft verricht naast zijn werk in de bouw en zijn werk als journalist. Eiser heeft, ook nadat hij met deze tegenstrijdigheid is geconfronteerd, geen deugdelijke verklaring hiervoor gegeven. Dat een Algerijnse reis agency zijn visumaanvraag heeft ingevuld, waardoor de informatie niet klopt omdat dit enkel was om een visum te verkrijgen, heeft verweerder onvoldoende mogen achten om de voormelde tegenstrijdigheid niet te betrekken bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van eisers verklaringen over zijn werk als journalist. Er is geen rechtsregel die zich ertegen verzet dat verweerder informatie afgegeven voor een visumaanvraag betrekt bij een beoordeling van een latere asielaanvraag. Eisers stelling dat het over het algemeen niet ongebruikelijk is dat een vreemdeling uit Algerije valse informatie geeft om een visum te verkrijgen omdat anders het visum niet wordt afgegeven, leidt niet tot een ander oordeel hierover.
4.3
De rechtbank volgt daarnaast verweerders standpunt dat eisers verklaringen over zijn journalistieke werkzaamheden op meerdere punten vaag en summier zijn. Als een vreemdeling zijn asielrelaas niet met documenten kan onderbouwen, is het van belang om overtuigende, gedetailleerde en consistente verklaringen af te leggen. De rechtbank is van oordeel dat eiser geen gedetailleerde informatie kan geven over zijn werkzaamheden bij de radio, en in algemene termen en basale informatie blijft hangen. Eisers verklaringen dat hij gasten uitnodigde en met hen over verschillende onderwerpen sprak terwijl hij achter de microfoon zat, dat hij luisteraars begroette en de telefoonnummers van het radiostation doorgaf, is onvoldoende. Verweerder heeft eiser gevraagd deze werkzaamheden toe te lichten, maar eiser slaagt hier niet in. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat eisers antwoorden geen concrete voorbeelden geven van hoe eisers werkdagen eruitzagen, wanneer deze begonnen of eindigden of voor welke culturele of entertainmentprogramma’s hij heeft gewerkt en hoe ze heetten. Ook kan eiser geen namen noemen van eventuele collega’s of gasten dan wel de onderwerpen die hij allemaal heeft besproken nader concretiseren. Verweerder heeft dit terecht aan eiser tegengeworpen. Eisers verklaring ter zitting dat dit in Algerije anders gaat dan in Nederland is niet toereikend genoeg om eisers verklaringen over zijn werk voor de radio toch voldoende te achten.
Ook eisers verklaringen over zijn overige journalistieke werkzaamheden mocht verweerder vaag en summier achten. Eiser kan niet met zijn verklaringen concretiseren wat voor filmpjes en vlogs hij op YouTube heeft opgenomen en wanneer, over welke onderwerpen deze gingen, wie er naar zijn filmpjes of vlogs keken of wie er hierin te zien waren. Eisers enkele verklaringen dat hij meer dan honderd YouTube video’s heeft gemaakt, twee of drie berichten per dag op Facebook plaatste, iedereen naar zijn filmpjes keek, dat zijn video’s over culturele onderwerpen gingen en dat hij met mensen sprak, zijn onvoldoende concreet om, zonder dat die verklaringen met stukken of verklaringen van derden gestaafd zijn, geloofwaardig te achten.
4.5
Uit het voorgaande vloeit voort dat verweerder niet ten onrechte eisers gestelde journalistieke werkzaamheden ongeloofwaardig heeft geacht. Reeds daarom heeft verweerder ook de (door eiser gestelde en ook niet met documenten onderbouwde) uit die werkzaamheden voortvloeiende problemen met de Algerijnse autoriteiten niet ten onrechte ongeloofwaardig bevonden.
Conclusie
5. Nu verweerder eisers asielrelaas niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht en door eiser niet is betwist dat hij na binnenkomst minimaal één, maar waarschijnlijk twee maanden in Nederland heeft verbleven voordat hij zijn asielaanvraag heeft gedaan, is de conclusie dat verweerder eisers asielaanvraag terecht als kennelijk ongegrond heeft afgewezen. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Kos, rechter, in aanwezigheid van mr.N.F. van der Gouw, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.