ECLI:NL:RBDHA:2022:6945

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 juli 2022
Publicatiedatum
14 juli 2022
Zaaknummer
NL21.10788
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak na ongegrondverklaring van het beroep

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op 8 juli 2022 in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, die een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd had aangevraagd met als verblijfsdoel familie- en gezin, had eerder een afwijzing ontvangen van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het primaire besluit, dat op 14 juni 2021 was genomen, wees de aanvraag af. Hiertegen had verzoekster bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard in het bestreden besluit van 27 januari 2022.

Verzoekster heeft vervolgens beroep ingesteld tegen dit bestreden besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. In de uitspraak van vandaag heeft de rechtbank het beroep van verzoekster ongegrond verklaard, waardoor de noodzaak voor een voorlopige voorziening verviel. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening dan ook afgewezen.

De uitspraak is gedaan door mr. S.E. van de Merbel, in aanwezigheid van mr. M. van Andel als griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.10788

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[Naam], verzoekster

v-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. P.H. Hillen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. G. Douma).

Procesverloop

In het besluit van 14 juni 2021 (primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoekster om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met als verblijfsdoel familie- en gezin afgewezen.
In het besluit van 27 januari 2022 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoekster tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Bij uitspraak van vandaag heeft de rechtbank het hiervoor genoemde door verzoekster ingestelde beroep ongegrond verklaard. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E. van de Merbel, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M. van Andel, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.