Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[Naam], verzoekster
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op 8 juli 2022 in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, die een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd had aangevraagd met als verblijfsdoel familie- en gezin, had eerder een afwijzing ontvangen van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het primaire besluit, dat op 14 juni 2021 was genomen, wees de aanvraag af. Hiertegen had verzoekster bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard in het bestreden besluit van 27 januari 2022.
Verzoekster heeft vervolgens beroep ingesteld tegen dit bestreden besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. In de uitspraak van vandaag heeft de rechtbank het beroep van verzoekster ongegrond verklaard, waardoor de noodzaak voor een voorlopige voorziening verviel. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening dan ook afgewezen.
De uitspraak is gedaan door mr. S.E. van de Merbel, in aanwezigheid van mr. M. van Andel als griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.