ECLI:NL:RBDHA:2022:6941

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 juli 2022
Publicatiedatum
14 juli 2022
Zaaknummer
NL22.11964
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eerste beroep bewaring en rechtmatig verblijf in vreemdelingenrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 juli 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring die aan eiser was opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, die de Turkse nationaliteit bezit, heeft tegen het besluit van 15 juni 2022 beroep ingesteld, waarbij hij tevens verzocht om schadevergoeding. Eiser heeft zich akkoord verklaard met schriftelijke afdoening van het beroep en heeft op 27 juni 2022 zijn beroepsgronden ingediend. Verweerder heeft op 30 juni 2022 een verweerschrift ingediend en de rechtbank heeft het onderzoek op 6 juli 2022 gesloten.

Eiser stelt dat hij geen rechtmatig verblijf meer heeft in Nederland, aangezien zijn verblijfsvergunning is ingetrokken en er een inreisverbod van 10 jaar is opgelegd. Hij voert aan dat de maatregel van bewaring ten onrechte is opgelegd en dat er prejudiciële vragen zijn gesteld die mogelijk gunstig kunnen zijn voor zijn beroepsprocedure. De rechtbank overweegt dat de gronden voor de maatregel niet zijn betwist en dat deze voldoende zijn om de maatregel te rechtvaardigen. De rechtbank concludeert dat de oplegging en voortzetting van de maatregel rechtmatig zijn.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager en openbaar gemaakt op een later tijdstip. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.11964

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam 1], eiser,

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. A.A. Agayev),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 15 juni 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Eiser heeft zich desgevraagd akkoord verklaard met schriftelijke afdoening van het beroep. Op 27 juni 2022 heeft eiser de beroepsgronden ingediend. Op 30 juni 2022 heeft verweerder een verweerschrift ingediend. Op 6 juli 2022 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [Geboortedatum] en de Turkse nationaliteit te bezitten.
2. Eiser voert aan dat de maatregel van bewaring ten onrechte aan hem is opgelegd. De Afdeling [2] heeft prejudiciële vragen gesteld en er is een reële kans dat de uitkomst daarvan gunstig is voor de lopende beroepsprocedure van eiser. In het geval eiser wordt uitgezet, zal hij dan weer teruggehaald moeten worden. Eiser is van mening dat dit niet de bedoeling kan zijn en daarom dient de maatregel te worden opgeheven.
3. Bij besluit van 29 september 2021 is vastgesteld dat eiser geen rechtmatig verblijf meer heeft in Nederland. Verweerder heeft de verblijfsvergunning van eiser ingetrokken en een inreisverbod voor de duur van 10 jaar opgelegd. Het daartegen ingediende bezwaar is bij besluit van 11 januari 2022 ongegrond verklaard. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. Dit heeft echter geen schorsende werking als gevolg, waardoor eiser nog altijd geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland. Verweerder mag eiser daarom uitzetten naar Turkije. Dat de Afdeling prejudiciële vragen heeft gesteld in een zaak die mogelijk ook van toepassing zijn op de zaak van eiser, maakt dit niet anders.
4. Eiser heeft de aan de maatregel ten grondslag gelegde gronden niet betwist. Deze gronden zijn feitelijk juist en voldoende om de maatregel te dragen. De oplegging van maatregel en de voortzetting daarvan zijn rechtmatig.
5. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.