Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
[X] ,
DE STAAT DER NEDERLANDEN,
Procedure
- het verzoekschrift, met bijlagen;
- het faxbericht van 9 april 2019, met bijlagen;
- het F9-formulier van 20 juni 2019, met bijlagen;
- het faxbericht van 13 december 2019, met bijlagen;
- de fax van 16 juli 2020 van de zijde van verzoekers;
- de fax van 22 juli 2020 van de zijde van verzoekers;
- de brief van 16 februari 2021 van de zijde van de IND;
- de fax van 26 mei 2021, met bijlagen, van de zijde van verzoekers;
- de brief van 10 september 2021 van de zijde van de IND;
- de brief van 26 oktober 2021, met bijlagen, van de zijde van verzoekers, tevens houdende een aanvullend verzoek.
‘De rechtbank overweegt dat verzoekers de akten van erkenning en het origineel rapport van het verwantschapsonderzoek niet aan de rechtbank hebben toegezonden, zodat de rechtbank hiervan geen kennis heeft kunnen nemen. Er van uitgaande dat de gegevens zoals die door verzoekers zijn verstrekt juist zijn, concludeert de rechtbank dat het biologisch ouderschap van de man binnen één jaar na erkenning is aangetoond. Immers, de erkenning heeft op respectievelijk 6 december 2018 en 14 december 2018 plaatsgevonden en uit het rapport van 5 december 2019, derhalve binnen de termijn van één jaar, blijkt van het biologisch ouderschap van de man over [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] . Gelet hierop en op het bepaalde in artikel 4, lid 1 RWN is het biologisch ouderschap binnen één jaar na erkenning aangetoond en zouden [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 1] hiermee de Nederlandse nationaliteit hebben verkregen zodat voor hen een Nederlands paspoort kan worden aangevraagd.’
- een brief van 30 december 2021 van de zijde van verzoekers, met als bijlage de originele deskundigenrapportage Verwantschapsonderzoek van Verilabs, thans gedateerd 22 december 2021, waaruit blijkt dat het praktisch bewezen is dat de man de biologische vader is van de minderjarigen;
- een e-mailbericht van 23 februari 2022, met bijlagen, van de zijde van verzoekers, waarin is medegedeeld dat de kinderen met ingang van 4 januari 2022 in het bezit zijn gesteld van Nederlandse paspoorten;
- een e-mailbericht van 7 maart 2022 van de zijde van verzoekers waarin wordt meegedeeld dat zij het verzoek handhaven.
Feiten
Verzoek en het standpunt van de IND en de officier van justitie
Beoordeling
opgemaakt, maar dat dit ook moet worden
overgelegd, zodat binnen een jaar na de erkenning zekerheid ontstaat over de vraag of door de erkenning het Nederlanderschap is verkregen. Nu uit de nota van toelichting bij het Besluit DNA-onderzoek vaderschap blijkt dat de bevoegde autoriteit aan wie dit onderzoek moet worden overgelegd het college van burgemeester en wethouders is, en verzoekers hebben nagelaten het rapport van DNA-onderzoek binnen een jaar na de erkenning aan het college over te leggen, hebben verzoekers niet aan de voorwaarden van artikel 4 lid 4 RWN voldaan, zodat de kinderen niet op grond van artikel 4 lid 4 RWN het Nederlanderschap hebben verkregen. De IND stelt zich op het standpunt dat het verzoek om met terugwerkende kracht tot 13 december 2019 het Nederlanderschap vast te stellen, dient te worden afgewezen. Met betrekking tot het belang dat door verzoekers is aangevoerd bij het vaststellen met terugwerkende kracht, stelt de IND dat verzoekers weliswaar hebben gesteld belang te hebben bij terugwerkende kracht, maar deze stelling niet (met stukken) hebben onderbouwd. De IND betwist bij gebrek aan wetenschap wat hierover door verzoekers is aangevoerd.