In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 mei 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Egyptische nationaliteit houder, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 1 september 2021 afgewezen, omdat het beroep ongegrond werd verklaard. De eiser vreesde voor vervolging in Egypte vanwege zijn politieke overtuiging en het niet vervullen van zijn militaire dienstplicht. Tijdens de zitting op 24 maart 2022 heeft de rechtbank de zaak behandeld, waarbij de eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was. De rechtbank heeft overwogen dat de eiser onvoldoende heeft aangetoond dat zijn politieke overtuiging fundamenteel is en dat zijn activiteiten, zoals deelname aan demonstraties en het plaatsen van berichten op sociale media, niet voldoende zijn om te concluderen dat hij in de negatieve belangstelling van de Egyptische autoriteiten staat. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris deugdelijk heeft gemotiveerd dat er geen sprake is van een fundamentele politieke overtuiging die bescherming biedt onder het asielrecht. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard en geoordeeld dat de staatssecretaris niet verplicht was om een verblijfsvergunning te verlenen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.