Het Verdrag heeft – voor zover hier van belang – tot doel de onmiddellijke terugkeer te verzekeren van kinderen die ongeoorloofd zijn overgebracht naar of worden vastgehouden in een Verdragsluitende staat. Het Verdrag beoogt hiermee een zo snel mogelijk herstel van de situatie waarin het kind zich bevond direct voorafgaand aan de ontvoering of vasthouding. Een snel herstel van de aan de ontvoering of vasthouding voorafgaande situatie wordt geacht de schadelijke gevolgen hiervan voor het kind te beperken.
Ongeoorloofde overbrenging of vasthouding in de zin van artikel 3 van het Verdrag
Er is sprake van ongeoorloofde overbrenging of ongeoorloofde vasthouding in de zin van het Verdrag wanneer de overbrenging of het niet doen terugkeren geschiedt in strijd met een gezagsrecht ingevolge het recht van de staat waarin het kind onmiddellijk voor zijn overbrenging of vasthouding zijn gewone verblijfplaats had en dit recht alleen of
gezamenlijk werd uitgeoefend op het tijdstip van het overbrengen of niet doen terugkeren, dan wel zou zijn uitgeoefend indien een zodanige gebeurtenis niet had plaatsgevonden (artikel 3 van het Verdrag).
Kosten
Ingevolge artikel 13 lid 5 van de Uitvoeringswet kan de rechter, voor zover hier van belang, desverzocht of ambtshalve elke persoon die voor de internationale ontvoering van het kind verantwoordelijk is, of medeverantwoordelijk is, veroordelen tot betaling aan de persoon aan wie het gezag over het kind toekomt, van de door deze in verband met de ontvoering en de teruggeleiding van het kind gemaakte kosten.
De vader heeft verzocht de moeder te veroordelen tot betaling aan hem van een bedrag van € 12.020,17 in de kosten die door hem zijn gemaakt in verband met de ontvoering en teruggeleiding van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] . Hij heeft het door hem gestelde bedrag gespecificeerd onder punt 36. van zijn verzoekschrift. Ter zitting heeft de vader gesteld dat de specificatie van de kosten als vermeld onder punt 36. slechts een fractie bedraagt van de kosten die hij tot nu toe heeft gemaakt in verband met de ontvoering van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] , nu immers het verzoek door hem is ingediend op 25 april 2022 en de situatie dat de kinderen in Nederland verblijven nog steeds voortduurt, terwijl hij hun tweemaal per week in Nederland bezoekt. Wanneer de man in Nederland is om de kinderen te bezoeken kan hij zijn bedrijf niet uitoefenen, zodat er ook sprake is van winstderving. Daarnaast heeft de man gesteld dat de moeder in Italië kon beschikken over woonruimte en dat er voor haar geen enkele noodzaak was om gedurende de in Italië lopende gerechtelijke procedures naar Nederland te vertrekken, in plaats van de uitkomst daarvan in Italië af te wachten. Naar de mening van de vader is in casu sprake van een door de moeder gepleegde onrechtmatige daad, zodat, nu de moeder de ontvoering van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] ontvoering wordt aangerekend, daarnaast, als in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld dient te worden in de kosten die de vader ten gevolge van het onrechtmatige handelen heeft moeten maken.
vanaf 6 december 2021 tot 23 april 2022 gemaakte reiskosten, begroot op € 706,95;
vanaf 6 december 2021 tot 23 april 2022 gemaakte verblijfskosten ad € 6.483,94;
vanaf 6 december 2021 tot 23 april 2022 gemaakte kosten voor huur van een auto ad € 2.554,48;
kosten voor vertaling van documenten naar de Engelse taal: € 820,80;
kosten voor vertaling van documenten naar de Nederlandse taal: € 121,--;
kosten voor vliegtickets voor het bijwonen van de zittingen, geschat op € 353,--;
kosten van twee hotelovernachtingen om de zittingen te kunnen bijwonen, geschat op € 209,--;
kosten van retourvliegtickets voor hemzelf voor het ophalen van de kinderen, geschat op € 353,--;
kosten van twee hotelovernachtingen voor het ophalen van de kinderen, geschat op € 209,--;
kosten van twee enkel vliegtickets voor de kinderen, geschat op € 209,--.