ECLI:NL:RBDHA:2022:6885

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 juli 2022
Publicatiedatum
13 juli 2022
Zaaknummer
NL22.12301
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eerste beroep bewaring zonder beroepsgronden niet-ontvankelijk verklaard

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, heeft eiser beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij aan eiser de maatregel van bewaring is opgelegd op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet. Het bestreden besluit dateert van 29 juni 2022. Eiser heeft geen beroepsgronden ingediend, ondanks een verzoek van de rechtbank om dit binnen één dag te doen. De rechtbank heeft op 6 juli 2022 het onderzoek gesloten, waarna de zaak is beoordeeld.

De rechtbank overweegt dat eiser niet heeft voldaan aan de eisen van artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), aangezien er geen beroepsgronden zijn ingediend. Er is geen bewijs dat het niet indienen van de gronden niet aan eiser is toe te rekenen. Gelet op artikel 6:6 van de Awb, wordt het beroep niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat de inhoudelijke behandeling van het beroep niet plaatsvindt. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De rechtbank heeft in haar beslissing het beroep niet-ontvankelijk verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, en is openbaar gemaakt op 7 juli 2022. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.12301

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. A. Agayev),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 29 juni 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vw [1] opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Eiser heeft zich desgevraagd akkoord verklaard met schriftelijke afdoening van het beroep. Op 5 juli 2022 heeft verweerder een verweerschrift ingediend. Op 6 juli 2022 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser heeft geen beroepsgronden vermeld in het beroepschrift. De rechtbank heeft eiser bij brief van 30 juni 2022 verzocht om binnen één dag de beroepsgronden in te dienen.
2. Eiser heeft binnen de gegeven termijn geen gronden ingediend.
3. Er is dan ook niet voldaan aan de eisen van artikel 6:5 van de Awb. [2] Niet is gebleken dat dit niet aan eiser is toe te rekenen. Het beroep is dan ook gelet op het bepaalde in artikel 6:6 van de Awb niet-ontvankelijk. Dit betekent dat het beroep niet inhoudelijk wordt behandeld. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Algemene wet bestuursrecht.