ECLI:NL:RBDHA:2022:6879

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 juli 2022
Publicatiedatum
13 juli 2022
Zaaknummer
NL22.2799
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd op basis van coulanceregeling en mvv-vereiste

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 juli 2022 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres, een Indonesische vrouw, tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag werd afgewezen omdat eiseres niet beschikte over een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en niet voor vrijstelling hiervan in aanmerking kwam. Eiseres stelde dat zij onder de coulanceregeling viel die was ingesteld vanwege de coronapandemie, maar de rechtbank oordeelde dat zij niet kon aantonen dat zij niet naar Indonesië kon terugreizen door overmacht.

De rechtbank behandelde het beroep op 9 juni 2022, waarbij eiseres en haar partner aanwezig waren, maar de staatssecretaris niet. Eiseres voerde aan dat zij voor 23 januari 2021 Nederland was ingereisd en dat zij niet hoefde aan te tonen dat zij pogingen had ondernomen om terug te keren. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris niet onzorgvuldig had gehandeld door te eisen dat eiseres documenten overlegt die bewijzen dat zij niet kon terugreizen. De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit de evenredigheidstoets kon doorstaan en dat de staatssecretaris het belang van de Nederlandse overheid zwaarder mocht laten wegen dan het persoonlijk belang van eiseres.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en veroordeelde de staatssecretaris in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.518,00. De uitspraak werd gedaan door mr. S.E. van de Merbel, in aanwezigheid van griffier mr. M. van Andel. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.2799

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1], eiseres

v-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. P.H. Hillen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. G. Douma).

Procesverloop

In het besluit van 14 juni 2021 (primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met als verblijfsdoel familie- en gezin afgewezen.
In het besluit van 27 januari 2022 (bestreden besluit) heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 9 juni 2022 op zitting behandeld. Eiseres is samen met haar partner [naam 2] [1] verschenen. Zij hebben zich laten bijstaan door hun gemachtigde. Verweerder is, met bericht van verhindering, niet verschenen.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiseres heeft de Indonesische nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1959. Eiseres heeft een verblijfsvergunning aangevraagd om bij referent in Nederland te verblijven.
Standpunt verweerder
2. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres afgewezen, omdat zij geen geldige mvv [2] heeft en niet voor vrijstelling hiervan in aanmerking komt. Eiseres valt niet onder de coulanceregeling die is opgesteld tijdens de coronapandemie. Daarnaast heeft eiseres geen (recente) ongehuwdverklaring overgelegd en heeft zij geen basisexamen inburgering gedaan. Tot slot stelt verweerder zich op het standpunt dat er geen sprake is van schending van artikel 8 van het EVRM [3] .
Standpunt eiseres
3. Eiseres stelt in beroep dat verweerder ten onrechte heeft geoordeeld dat zij niet onder de coulanceregeling valt. Duidelijk is dat eiseres voor 23 januari 2021 Nederland is ingereisd en dat zij toen beschikte over een visum voor kort verblijf. Eiseres meent dat zij niet hoeft aan te tonen dat zij pogingen heeft ondernomen om terug te keren naar Indonesië. Ook is ten onrechte aan eiseres tegengeworpen dat zij geen ongehuwdverklaring heeft overgelegd. Zij heeft uitgelegd in haar brief van 17 februari 2021 waarom ze deze verklaring niet heeft overgelegd. Verder beroept eiseres zich op de evenredigheidstoets en verwijst daarbij naar de uitspraak van de Afdeling [4] van 2 februari 2022 [5] . Eiseres stelt dat gelet op de situatie in Indonesië niet van haar verwacht kan worden dat zij terugkeert om een mvv aan te vragen. Over het ontbreken van de ongehuwdverklaring stelt eiseres nog dat dit niet in het primaire besluit is tegengeworpen. Verweerder had eiseres daarom moeten horen.
Oordeel van de rechtbank
Vrijstelling mvv-vereiste
4. In verband met de coronapandemie heeft verweerder op 16 april 2021 tijdelijke versoepelingen gepubliceerd (coulanceregeling) voor het ophalen van een mvv en voor het aanvragen van een verblijfsvergunning zonder mvv. Deze versoepelingen zijn gepubliceerd op de website van de IND [6] . Hierop staat – voor zover het de situatie van eiseres betreft – het volgende:
Ik ben in Nederland en ik wil een verblijfsvergunning aanvragen. Ik heb een nationaliteit waarvoor een mvv nodig is, maar ik kan door de reisbeperkingen niet terug naar mijn land. Wat kan ik doen?
De IND gaat tijdelijk soepel om met de regel dat u met een mvv naar Nederland moet reizen. Dit doen we omdat er reisbeperkingen zijn. Dit betekent dat u in bepaalde situaties in Nederland een verblijfsvergunning zonder mvv kunt aanvragen. U hoeft dan niet naar het buitenland te reizen om uw mvv op te halen.
Wilt u een verblijfsvergunning zonder mvv aanvragen? Dan moet u voldoen aan deze 3 voorwaarden:
  • U bent vóór 23 januari 2021 Nederland ingereisd;
  • U bent in Nederland met een visum kort verblijf of in uw vrije termijn. U dreigt in een situatie te komen waarin uw verlengde visum of vrije termijn is verlopen en u Nederland niet kunt verlaten door de reisbeperkingen. Is uw visum of vrije termijn al verlopen? De IND gaat hier soepel mee om als dit komt door overmacht door het coronavirus;
  • U en uw referent voldoen aan alle voorwaarden voor de verblijfsvergunning. Bekijk de voorwaarden die horen bij uw verblijfsdoel op onze website. Moet u volgens de voorwaarden het basisexamen inburgering in het buitenland hebben gehaald? Die voorwaarde geldt in dit geval niet.
5. De rechtbank stelt vast dat verweerder het ontbreken van een (recente) ongehuwdverklaring en het afleggen van het basisexamen inburgering niet langer tegenwerpt in het kader van de coulanceregeling. In geschil is de vraag of eiseres aan de tweede voorwaarde van de coulanceregeling voldoet.
6. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiseres geen geslaagd beroep kan doen op de coulanceregeling. Niet is gebleken dat sprake is van een situatie dat eiseres Nederland niet kon verlaten in verband met overmacht door de coronapandemie. Verweerder mocht hierbij van eiseres verlangen dat zij documenten overlegt die bewijzen dat zij niet kon terugreizen naar Indonesië door de reisbeperkingen.
Hoewel dit niet specifiek volgt uit de coulanceregeling, volgt dit wel uit de omstandigheid dat de aanvrager van een verblijfsvergunning dient te onderbouwen dat aan de voorwaarden voor verlening van een aanvraag wordt voldaan. [7] Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet onzorgvuldig gehandeld. In het primaire besluit heeft verweerder gemotiveerd waarom eiseres geen geslaagd beroep kan doen op de coulanceregeling. Eiseres had in bezwaar alsnog deze documenten kunnen overleggen. Dit heeft zij echter niet gedaan. Ook in beroep heeft eiseres deze documenten niet overgelegd.
Evenredigheidsbeginsel
7. De uitspraak van de Afdeling waar eiseres naar verwijst gaat over de evenredigheid van besluiten waarbij een bestuursorgaan beleidsruimte heeft. Als de (on)evenredigheid van het besluit in geschil is en dat besluit in zoverre (mede) op een beleidsregel berust, dan toetst de bestuursrechter eerst de evenredigheid van de beleidsregel zelf. Als de beleidsregel zelf niet onrechtmatig is, toetst de bestuursrechter het bestreden besluit aan artikel 4:84 van de Awb.
8. Een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd kan worden afgewezen als de vreemdeling niet beschikt over een geldige mvv. [8] Verweerder wijst een aanvraag niet af wegens het ontbreken van een geldige mvv als dit leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard (hardheidsclausule). [9] In B1/4.1 van de Vc [10] wordt nader uitgewerkt wat verweerder verstaat onder niet-bijzondere gevallen in het kader van de hardheidsclausule. Door de bijzondere (en tijdelijke) omstandigheden tijdens de coronapandemie heeft verweerder in aanvulling hierop ervoor gekozen om soepel om te gaan met het tegenwerpen van het mvv-vereiste.
9. De rechtbank is van oordeel dat het bestreden besluit de evenredigheidstoets kan doorstaan. De rechtbank vindt het (tijdelijk buitenwettelijk begunstigende) coulancebeleid op zichzelf namelijk niet onevenredig. Dat verweerder van eiseres verlangt om (met documenten) aannemelijk te maken dat zij vanwege reisbeperkingen niet naar Indonesië kon reizen, is geen onredelijke eis. Daarnaast heeft eiseres niet nader onderbouwd waarom het tegenwerpen van het mvv-vereiste in haar geval onevenredig is.
Artikel 8 van het EVRM
10. De rechtbank stelt vast dat verweerder een belangenafweging heeft gemaakt in het kader van artikel 8 van het EVRM en dat hij daarbij het belang van de Nederlandse overheid heeft afgewogen tegen het persoonlijk belang van eiseres en referent. In geschil is de vraag of verweerder de asielgerelateerde aspecten, namelijk over de veiligheidssituatie voor christenen in Indonesië, moet betrekken in deze belangenafweging.
11. Asielgerelateerde gronden kunnen bij de beoordeling van de objectieve belemmeringen in het kader van artikel 8 van het EVRM een rol spelen. Dit gaat volgens de Afdeling niet zo ver dat die in deze procedure volledig kunnen worden beoordeeld op aannemelijkheid. [11] Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat eiseres een asielaanvraag kan indienen als zij deze asielgerelateerde aspecten wil laten beoordelen door verweerder.
12. Verweerder heeft dan ook niet ten onrechte het belang van de Nederlandse overheid zwaarder laten wegen dan het persoonlijk belang van eiseres en referent.
Hoorplicht
13. Verweerder kan op grond van artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Awb alleen van horen afzien als op voorhand redelijkerwijs geen twijfel mogelijk is dat het bezwaar niet kan leiden tot een ander besluit. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich, gelet op de inhoud van het primaire besluit en wat eiser daartegen in bezwaar heeft aangevoerd, op het standpunt kunnen stellen dat een dergelijke situatie zich hier voordoet. Daarbij is van belang dat verweerder het feit dat niet is voldaan aan de voorwaarde dat eiseres een basisexamen inburgering heeft afgelegd en een (recente) ongehuwdverklaring heeft overgelegd in het kader van de vraag of eiseres voldoet aan de derde voorwaarde van de coulanceregeling niet langer aan eiseres tegenwerpt. Echter, dit betekent ook dat het bestreden besluit op dit punt gebrekkig was. Immers, verweerder heeft deze tegenwerping pas in het bestreden besluit naar voren gebracht en niet in geschil is dat dit niet had gemogen zonder eiseres daarover eerst te horen. De rechtbank passeert dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Awb [12] , omdat niet is gebleken dat eiseres in haar belangen is geschaad. Verweerder heeft deze tegenwerpingen immers laten vallen.
Conclusie
14. Het beroep is ongegrond.
15. De rechtbank veroordeelt verweerder gelet op het in rechtsoverweging 13 geconstateerde gebrek en de toepassing van artikel 6:22 van de Awb in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1). Omdat aan eiseres een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.

Beslissing

De rechtbank verklaart:
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.518,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E. van de Merbel, rechter, in aanwezigheid van
mr. M. van Andel, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Referent in deze procedure.
2.Machtiging tot voorlopig verblijf.
3.Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en fundamentele vrijheden.
4.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
6.Immigratie- en Naturalisatiedienst.
7.Artikel 4:2, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
8.Artikel 16, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
9.Artikel 3.71, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
10.Vreemdelingencirculaire 2000.
11.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 8 juni 2016, ECLI:NL:RVS:1623.
12.Algemene wet bestuursrecht.