In deze civiele procedure heeft de Rechtbank Den Haag op 5 juli 2022 mondeling uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en gedaagde over de aanpassing van een venster en hekwerk in een appartementencomplex. Eiser, eigenaar van een naastgelegen erf, vorderde dat gedaagde, die in het appartementencomplex woont, een venster in de zijgevel zou verwijderen of ondoorzichtig maken, omdat dit venster uitzicht bood op zijn erf en hij dit als een aantasting van zijn privacy beschouwde. Daarnaast vorderde eiser aanpassing van het hekwerk en het tegelwerk in zijn tuin, zodat deze zouden voldoen aan een eerder gesloten convenant.
De rechtbank heeft geoordeeld dat eiser onvoldoende belang heeft bij zijn vordering om het venster te verwijderen of aan te passen. De rechtbank overwoog dat het zicht vanuit het venster van gedaagde op het erf van eiser beperkt is en dat er geen sprake is van een aantasting van de persoonlijke levenssfeer. Eiser heeft niet aangetoond dat het zicht vanuit het venster een onrechtmatige hinder oplevert.
Wat betreft de vordering tot aanpassing van het hekwerk en het tegelwerk, oordeelde de rechtbank dat eiser niet kan terugvallen op het convenant, omdat hij geen rechten uit dat convenant kan ontlenen. De rechtbank concludeerde dat gedaagde niet gehouden is om de afspraken uit het convenant na te komen. Eiser werd als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van gedaagde, die in totaal € 1.721,50 bedroegen. De rechtbank wees alle vorderingen van eiser af.