In deze zaak heeft [Combinatie I], die tweede is geworden in een aanbestedingsprocedure voor gladheidsbestrijding, een kort geding aangespannen tegen Rijkswaterstaat. [Combinatie I] vordert dat Rijkswaterstaat haar inzage geeft in bepaalde documenten die verband houden met de uitvoering van de aanbesteding door de winnende partij, [Combinatie II]. De vordering is gebaseerd op artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat partijen het recht geeft om inzage te vorderen in documenten die relevant zijn voor hun rechtspositie.
De rechtbank heeft vastgesteld dat Rijkswaterstaat zich in het bestek heeft verbonden om op een bepaalde manier te handelen, en dat [Combinatie I] een rechtmatig belang heeft bij de gevraagde documenten. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat [Combinatie I] recht heeft op afgifte van stukken waaruit blijkt wanneer Rijkswaterstaat [Combinatie II] de gelegenheid heeft gegeven om haar uitvoeringsplan te herstellen en wanneer dat plan is ingediend. De vordering is gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank heeft geoordeeld dat de overige gevraagde documenten niet relevant zijn voor de rechtspositie van [Combinatie I].
De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien om een dwangsom op te leggen, omdat ervan mag worden uitgegaan dat Rijkswaterstaat de uitspraak zal nakomen. De proceskosten zijn gecompenseerd, aangezien beide partijen deels in het gelijk zijn gesteld. Het vonnis is uitgesproken op 23 mei 2022.