ECLI:NL:RBDHA:2022:6780

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 juli 2022
Publicatiedatum
12 juli 2022
Zaaknummer
C/09/629920 / FT RK 22/392 C/09/22/162 F
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing faillietverklaring van Blokland Holding Rotterdam B.V. tegen verweerder

Op 5 juli 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van Blokland Holding Rotterdam B.V. (hierna: Blokland) die een verzoekschrift had ingediend tot faillietverklaring van de verweerder. De rechtbank heeft vastgesteld dat Blokland een vordering heeft op de verweerder van € 336.075,75, die is vastgesteld bij een eerder vonnis in kort geding. De verweerder heeft deze vordering niet betwist, maar heeft wel de steunvorderingen die door Blokland zijn ingediend, betwist. De rechtbank heeft geconstateerd dat de verweerder in een toestand verkeert van hebben opgehouden te betalen, aangezien hij meerdere schulden heeft en niet in staat is deze te voldoen. De rechtbank heeft het verzoek tot faillietverklaring toegewezen, waarbij de rechter-commissaris en curator zijn benoemd. De rechtbank heeft ook aangegeven dat de insolventieprocedure een hoofdinsolventieprocedure is en dat de verdere behandeling van het faillissement zal plaatsvinden door de rechtbank Rotterdam. De uitspraak is openbaar gemaakt op 5 juli 2022.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANKDEN HAAG
Team Insolventies
rekestnummer : C/09/629920 / FT RK 22/392
insolventienummer: C/09/22/162 F
vonnis van 5 juli 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BLOKLAND HOLDING ROTTERDAM B.V. (hierna Blokland),
statutair gevestigd te Rotterdam,
verzoekster,
advocaat: mr. J.A.J. Werner,
tegen
[verweerder] (hierna [verweerder]),
geboren op [geboortedatum] 1952 te [geboorteplaats],
woonadres: [postcode woonplaats en adres],
verweerder,
advocaat: mr. M. Brokx.
Waar deze zaak over gaat
Blokland heeft een verzoekschrift ingediend strekkende tot faillietverklaring van [verweerder] . Dit verzoek wordt door de rechtbank toegewezen. De rechtbank legt hierna uit waarom zij zo beslist.

1.De procedure

1.1.
Blokland heeft een verzoekschrift met bijlagen ingediend strekkende tot faillietverklaring van [verweerder] .
1.2.
Het verzoekschrift is op 5 juli 2022 behandeld in raadkamer. Bij die gelegenheid zijn verschenen en gehoord:
- Blokland vergezeld door mr. H.J. Janssen,
- mr. Brokx, voornoemd.
1.3.
De rechtbank heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- een e-mail van 4 juli 2022 van de zijde van mr. Janssen met bijlagen 4 tot en met 8,
- ter zitting overgelegde spreekaantekeningen van mr. Janssen.
1.4.
De uitspraak is bepaald op vandaag.

2.Standpunten van partijen

2.1.
Blokland stelt dat hij een vordering heeft op [verweerder] van € 336.075,75, vermeerderd met contractuele rente. Deze vordering is bij vonnis in kort geding van 14 februari 2022 vastgesteld, welk vonnis in kracht van gewijsde is gegaan. Blokland heeft verder gesteld dat [verweerder] meer schulden onbetaald laat, namelijk i) een regresvordering van Info Image Hard- en Software B.V. op [verweerder] , ii) een vordering van ABN AMRO Bank N.V. op [verweerder] uit hoofde van een borgstelling ten gunste van Klupp Sportswear B.V. en iii) een hypotheekschuld van € 395.000,-.
2.2.
[verweerder] heeft bij monde van mr. Brokx op de zitting verweer gevoerd. De vordering van Blokland is niet betwist. [verweerder] betwist dat sprake is van steunvorderingen.

3.De beoordeling

Bevoegdheid

3.1.
De rechtbank is, gelet op het bepaalde in artikel 3, eerste lid, Verordening 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie (herschikking IVO), bevoegd deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen nu het centrum van voornaamste belangen van [verweerder] in Nederland ligt.
Het beoordelingskader
3.2.
Een faillissement kan op verzoek worden uitgesproken wanneer van een vorderingsrecht van een verzoeker is gebleken én is gebleken dat de betrokken schuldenaar verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen (de faillissementstoestand). Van die toestand is sprake wanneer de schuldenaar meerdere schuldeisers heeft en hij niet meer betaalt. Een en ander dient summierlijk te blijken, dat wil zeggen dat zowel de toestand als de vordering na een kort, eenvoudig onderzoek moeten blijken. Voor een uitgebreid onderzoek is in een faillissementsprocedure geen plaats.
Vorderingsrecht van Blokland
3.3.
[verweerder] heeft op de zitting de vordering van Blokland niet betwist. Van het vorderingsrecht van Blokland is daarmee voldoende gebleken.
Pluraliteit
3.4.
[verweerder] heeft de gestelde steunvorderingen op de zitting bloot betwist, terwijl Blokland de steunvorderingen op haar beurt met stukken en nader met concrete feiten en omstandigheden heeft toegelicht. Volgens [verweerder] was hij niet bekend met de steunvorderingen, voldoet hij aan zijn betalingsverplichtingen en zou de borgstelling van hem en Blokland ten gunste van Klupp Sportswear B.V. uit de - mede door hem ondertekende - kredietovereenkomst bij ABN AMRO B.V. zijn kwijtgescholden als voorwaarde van een overeenkomst tussen hem en Blokland. Blokland heeft daarop toegelicht dat de borgstelling nog steeds actueel is en bestaat. Als het tot een overname van aandelen door [verweerder] was gekomen zou schrapping van deze borgstelling daar onderdeel van uit maken, maar een dusdanige overeenkomst is niet tot stand gekomen, aldus Blokland. [verweerder] heeft dat op zijn beurt onvoldoende gemotiveerd betwist. De rechtbank is daarom van oordeel dat van het bestaan van de steunvorderingen voldoende summierlijk is gebleken.
Toestand van hebben opgehouden te betalen
3.5.
Omdat is gebleken van het vorderingsrecht van Blokland en duidelijk is dat [verweerder] meerdere schuldeisers heeft, dient de vraag te worden beantwoord of ook sprake is van een situatie van opgehouden hebben te betalen. Daarvoor is ten minste vereist dat één of meer van genoemde schulden niet of te laat worden voldaan. De (forse) vordering van Blokland wordt geruime tijd onbetaald gelaten. Of andere vorderingen worden wel (meteen) worden voldaan, is niet door [verweerder] naar voren gebracht.
3.6.
De rechtbank zal het verzoek tot faillietverklaring daarom toewijzen.
3.7.
Tijdens het einde van de mondelinge behandeling is nog op de valreep verklaard dat [verweerder] een beroep op de wettelijke schuldsaneringsregeling (hierna WSNP) zou willen doen in het geval zijn faillissement dreigt te worden uitgesproken. Omdat niet op voorhand, dan wel in aanloop naar of op de zitting een verzoekschrift tot toepassing van de WSNP is ingediend, kan de rechtbank hierop geen beslissing nemen. Uiteraard staat het [verweerder] vrij om in het faillissement een verzoek tot opheffing van zijn faillissement onder gelijktijdige toepassing van de WSNP in te dienen.
BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart [verweerder], voornoemd, in staat van faillissement;
- verstaat dat deze insolventieprocedure een hoofdinsolventieprocedure is als bedoeld in artikel 3, eerste lid, Verordening 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie (herschikking IVO);
- benoemt tot rechter-commissaris mr. M.C. Snel-van den Hout
en stelt aan als curator mr. J. Smael,
advocaat te Rotterdam;
bepaalt:
- dat de taken die de wet in een faillissement aan de rechtbank opdraagt, met uitzondering van de tegen de faillietverklaring in te stellen rechtsmiddelen, na deze beslissing en de publicatie daarvan, door de rechtbank Rotterdam, locatie Rotterdam, worden uitgevoerd;
- dat de rechtbank Rotterdam, locatie Rotterdam, vanaf heden alle taken die de wet aan de rechtbank opdraagt zal vervullen;
- dat door de griffier een afschrift van dit vonnis en de overige op de zaak betrekking hebbende stukken per post aan de rechtbank Rotterdam, locatie Rotterdam, worden verzonden;
- dat de griffier van de rechtbank Rotterdam, locatie Rotterdam, wordt verzocht de ontvangst van genoemde beschikking en genoemd vonnis en het overnemen van de behandeling van het faillissement schriftelijk te bevestigen aan de griffier van de rechtbank Den Haag;
- dat het faillissement, nadat door de rechtbank Rotterdam, locatie Rotterdam, daaraan een dossiernummer is toegekend, uitsluitend met dat nummer zal worden aangeduid;
- dat de curator alleen verslag behoeft uit te brengen aan de benoemde rechter-commissaris en dat alle betrokkenen zich vanaf heden uitsluitend zullen richten tot de rechtbank Rotterdam, locatie Rotterdam, dan wel de benoemde rechter-commissaris;
- dat de rechtbank Den Haag dit vonnis zal publiceren en dat alle verdere publicaties zullen worden verricht door de rechtbank Rotterdam, locatie Rotterdam;
- geeft last aan de curator tot het openen van aan gefailleerde gerichte brieven en telegrammen.
Dit is een beslissing van mr. H.J. van Harten, rechter, in samenwerking met C.R. Cortenbach-van der Lek, griffier. Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 juli 2022 om 16:00.
Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?
Tegen deze uitspraak kan degene die is verschenen en aan wie de Faillissementswet dat recht toekent gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen. Dat kan door een advocaat een verzoekschrift in te laten dienen bij de griffie van het gerechtshof in Den Haag.