ECLI:NL:RBDHA:2022:6777

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 juli 2022
Publicatiedatum
12 juli 2022
Zaaknummer
C/09/18/292 F
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot ontslag van de curator in faillissement

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 5 juli 2022 uitspraak gedaan in het faillissement van een gefailleerde, die verzocht om ontslag van de curator, mr. B.F. van Noort, op basis van artikel 73 van de Faillissementswet (Fw). De gefailleerde stelde dat de curator niet adequaat handelde, onder andere door het pandencomplex voor een te lage prijs te verkopen en onvoldoende te communiceren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de curator zich aan de wettelijke vereisten heeft gehouden en dat er geen zwaarwegende omstandigheden zijn die het ontslag van de curator rechtvaardigen. De rechtbank oordeelde dat de verkoop van het pandencomplex met waarborgen was omkleed en dat de afwikkeling van de nalatenschap nog in onderhandeling was. De gefailleerde had voldoende mogelijkheden om zijn bezwaren te uiten en de communicatie tussen hem en de curator was voldoende. De rechtbank wees het verzoek tot ontslag van de curator af, met de conclusie dat er geen gronden waren voor ontslag en dat de belangen van de boedel niet geschaad waren. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen hoger beroep open.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANKDEN HAAG
Team Insolventies
insolventienummer: C/09/18/292 F
uitspraakdatum : 5 juli 2022
Beschikking in het faillissement van:
[gefailleerde],
geboren op [geboortedatum] 1956 te [geboorteplaats],
zonder bekende woon- of verblijfplaats,
gefailleerde,
op het verzoek ex artikel 73 van de Faillissementswet (Fw) van gefailleerde strekkende tot ontslag van de curator, mr. B.F. van Noort, in zijn faillissement.

1.De feiten en het procesverloop

1.1
Bij vonnis van 21 augustus 2018 is gefailleerde in staat van faillissement verklaard. Tot rechter-commissaris is laatstelijk benoemd mr. D. de Loor en als curator is aangesteld mr. B.F. van Noort.
1.2
De rechtbank heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- de brief van gefailleerde van 21 mei 2019 met daarin onder andere het verzoek tot ontslag van de curator;
- de brief van gefailleerde van 20 juni 2022, met bijlage;
- de producties van de curator van 20 juni 2022;
- de notitie van gefailleerde van 21 juni 2022;
- de pleitaantekeningen van gefailleerde.
1.3
De rechter-commissaris heeft geadviseerd het verzoek af te wijzen.
1.4
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 21 juni 2022. Bij deze behandeling zijn verschenen en gehoord:
- gefailleerde;
- mr. B.F. van Noort, curator;
- mr. M.W.J. Huyssen van Kattendijke, kantoorgenoot van de curator.
1.5
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Standpunten van partijen

2.1
Het verzoek van gefailleerde strekt tot ontslag van de curator en tot aanstelling van een andere curator. Gefailleerde heeft – tot de kern genomen – de volgende punten aan zijn verzoek ten grondslag gelegd.
Het pandencomplex is voor een te lage prijs verkocht
2.2
De curator heeft het pandencomplex gelegen aan het [adres] te [plaats] ver beneden de toenmalige (april 2021) marktwaarde verkocht. Gefailleerde baseert zich hierbij op de verkoopprijs van een in 2017 verkocht aangrenzend pand.
De afwikkeling van de nalatenschap
2.3
Onderdeel van de boedel is de nog onverdeelde mede-eigendom van de voormalig ouderlijke woning van gefailleerde. De broer van gefailleerde is mede-erfgenaam van de woning. De door de curator opgevoerde ‘verrekenprijs’ van € 485.000,- in de conceptvaststellingsovereenkomst is ver beneden de actuele marktwaarde. Hierdoor wordt de broer van gefailleerde bevoordeeld en gefailleerde benadeeld. De conceptvaststellingsovereenkomst is daarom niet in het belang van de gezamenlijke schuldeisers.
De communicatie
2.4
Gefailleerde stelt dat de communicatie tussen hem en de curator onvoldoende is. De curator betrekt gefailleerde te weinig bij zijn werkzaamheden in het faillissement, zoals de verkoop van het pandencomplex en de afwikkeling van de nalatenschap. Ook reageert de curator slechts in zeer geringe mate op de brieven en verzoeken van gefailleerde.
De curator wil vorderingen op voormalig advocaten niet erkennen
2.5
Gefailleerde stelt dat hij vorderingen heeft op zijn voormalig advocaten vanwege door hen gemaakte (evidente) beroepsfouten en bovenmatige declaraties. De curator weigert werk te maken van deze vorderingen dan wel de vorderingen te erkennen.
De curator brengt te hoge salariskosten in rekening
2.6
De curator voert zijn taak niet resultaatgericht en op kostenefficiënte wijze uit. De curator brengt hierdoor te hoge kosten voor zijn werkzaamheden in rekening. Ook duurt de afwikkeling van het faillissement onbegrijpelijk lang.
2.7
De curator heeft tijdens de zitting mondeling gemotiveerd verweer gevoerd.

3.De beoordeling

Toetsingskader
3.1
Artikel 73, eerste lid, Fw luidt:
De rechtbank heeft de bevoegdheid de curator te allen tijde, na hem gehoord of behoorlijk opgeroepen te hebben, te ontslaan en door een ander te vervangen, of hem een of meer medecurators toe te voegen, een en ander hetzij op voordracht van de rechter-commissaris, hetzij op een met redenen omkleed verzoek van een of meer schuldeisers, de commissie uit hun midden, of de gefailleerde.
De bevoegdheid van de rechtbank om de curator te ontslaan is een discretionaire bevoegdheid van de rechtbank. Beoordeeld moet worden of er zwaarwegende omstandigheden zijn die het ontslag van de curator rechtvaardigen. Het vereiste van zwaarwegende omstandigheden komt voort uit het feit dat een curatorwisseling aanzienlijke kosten met zich zal brengen. Vanuit dat oogpunt is het ontslag van een curator in beginsel niet in het belang van de boedel en daarmee de gezamenlijke schuldeisers. [1] Bij de beoordeling van onderhavig verzoek dient de rechtbank te beoordelen of het belang van de boedel dusdanig door de curator wordt geschaad dat dit reden voor ontslag is. Artikel 73 Fw is niet in het leven geroepen om het beleid van de curator te laten toetsen. Dat toezicht wordt door de rechter-commissaris uitgeoefend.
3.2
Voor discretionaire beslissingen, zoals onderhavige, gelden in het algemeen minder strenge motiveringseisen, waardoor de rechtbank kan volstaan met een sobere motivering. [2]
De verkoopprijs van het pandencomplex
3.3
Tot de boedel behoorde een pandencomplex gelegen aan het [adres] te [plaats]. De curator heeft een taxatierapport laten opstellen en zich laten adviseren door een NVM-makelaar die bekend was in de omgeving. Het hoogste bod uit de periode dat het pandencomplex in de markt is aangeboden is aan de rechter-commissaris voorgelegd. Zij heeft uiteindelijk toestemming verleend voor de verkoop. De procedure rondom de verkoop is dus met meerdere waarborgen omkleed geweest. De stelling van gefailleerde dat de verkoopprijs onder de marktwaarde lag is niet met stukken onderbouwd. Uit niets blijkt dat de boedel door de verkoop is geschaad. Bovendien leent een artikel 73-procedure zich niet om de verkoop nogmaals te laten toetsen door de rechtbank.
De afwikkeling van de nalatenschap
3.4
Gefailleerde en zijn broer hebben ieder voor de helft een woning geërfd. De curator is op dit moment nog bezig met de verdeling en afwikkeling van deze nalatenschap. In overleg met de rechter-commissaris werkt de curator toe naar een vaststellingsovereenkomst. De curator is daarom in gesprek met een makelaar en de twee broers. Gefailleerde beklaagt zich over de verdelingswaarde van € 485.000,-, zoals opgenomen in de conceptvaststellingsovereenkomst. Dit bedrag zou te laag zijn. Het betreft een lopende onderhandeling waarbij de curator actief het gesprek met alle betrokkenen aangaat. Binnenkort staat een overleg met de curator, gefailleerde en de rechter-commissaris gepland. Oftewel: op dit moment zijn nog geen handelingen verricht die onomkeerbaar zijn. Gefailleerde heeft nog voldoende mogelijkheden om zijn bezwaren over de afwikkeling van de nalatenschap naar voren te brengen. Dit moet hij doen tegenover de curator en de rechter-commissaris. De rechtbank kan hier in deze procedure geen rol in spelen en het is evenmin op dit moment een grond voor ontslag.
De communicatie
3.5
Gefailleerde is van mening dat hij te weinig wordt betrokken bij de werkzaamheden van de curator terwijl hij daar wel een waardevolle rol in zou kunnen betekenen. Ook zou de curator onvoldoende op zijn brieven hebben gereageerd. Hij miskent daarmee de verhouding tussen een curator en een gefailleerde. De curator is – kort gezegd – verantwoordelijk voor een efficiënte afwikkeling van het faillissement. Gefailleerde moet hieraan meewerken. Communicatie is hierbij zeer belangrijk, maar dit betekent niet dat een curator op iedere brief van gefailleerde hoeft te reageren. Ook is de curator niet gehouden om gefailleerde bij al zijn werkzaamheden te betrekken. Bovendien blijkt uit de uitgebreide mailcorrespondentie naar het oordeel van de rechtbank dat de curator voldoende met gefailleerde in gesprek is en is geweest.
De vorderingen op voormalig advocaten
3.6
In het verleden heeft gefailleerde naar eigen zeggen negatieve ervaringen gehad met bepaalde advocaten. Op grond daarvan meent hij vorderingen op hen te hebben vanwege beroepsfouten en te hoge declaraties. Deze vorderingen heeft gefailleerde onderbouwd aan de curator kenbaar gemaakt, maar de curator acht eventuele procedures niet kansrijk. Via een artikel 73 Fw-procedure probeert gefailleerde de curator te bewegen hier alsnog werk te maken van de vermeende vorderingen. De rechtbank is van oordeel dat deze procedure daar niet voor is bedoeld. Gefailleerde kan eventueel via een artikel 69 Fw-verzoek aan de rechter-commissaris duidelijk maken waarom hij meent dat de curator bepaalde handelingen zou moeten verrichten. Het kan geen grond voor ontslag vormen.
De salariskosten van de curator
3.7
Gefailleerde stelt dat de curator te veel uren aan dit faillissement besteedt, waardoor de salariskosten te hoog worden. Het salaris van een curator wordt door de rechtbank vastgesteld nadat de rechter-commissaris daarover is gehoord (artikel 65 juncto artikel 71 Fw). Dit kan daarom geen grond vormen voor ontslag. In onderhavig geval zijn salarisspecificaties van de curator over de periode 21 augustus 2018 tot en met 3 juni 2021 door de rechtbank getoetst en daarna is het salaris vastgesteld. Hieruit is gebleken dat de gemaakte kosten redelijk zijn. Verder merkt de rechtbank op dat de gedragingen van gefailleerde, waaronder het sturen van vele brieven en het voeren van meerdere procedures, zorgt voor extra werkzaamheden voor de curator.
Conclusie
3.8
Het voorgaande maakt dat de rechtbank van oordeel is dat er geen zwaarwegende gronden zijn die het ontslag van de curator rechtvaardigen. Er is geen sprake van handelingen aan de zijde van de curator die de belangen van de boedel en gefailleerde dusdanig hebben geschaad. De rechtbank zal het verzoek dan ook afwijzen.

4.De beslissing

De rechtbank
- wijst het verzoek af.
Dit is de beslissing van mr. M.M.F. Holtrop, rechter, in samenwerking met mr. M.J.P. Vink, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 juli 2022.
Van deze beschikking staat geen hoger beroep open.