ECLI:NL:RBDHA:2022:6771
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking asielaanvraag
In deze zaak heeft verzoekster, een asielzoeker, op 31 maart 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag, die op 13 augustus 2021 was ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft op 11 mei 2022 de aanvraag van verzoekster ingewilligd. Na deze beslissing heeft verzoekster haar beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft, met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), uitspraak gedaan zonder zitting over het verzoek om proceskostenveroordeling.
De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb, de rechtbank een bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten indien bij de intrekking van het beroep daarom wordt verzocht en de verweerder geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen. Aangezien de staatssecretaris verzoekster tegemoet is gekomen door de asielaanvraag in te willigen, heeft de rechtbank besloten om verweerder te veroordelen in de door verzoekster gemaakte proceskosten. De rechtbank heeft deze kosten vastgesteld op € 379,50, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht.
De beslissing van de rechtbank is dat de staatssecretaris wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 379,50. Deze uitspraak is gedaan door rechter mr. J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van griffier mr. N.M.L. van der Kammen, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Verzoekster is geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens is met deze uitspraak, binnen een termijn van zes weken na verzending.