ECLI:NL:RBDHA:2022:677
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak na niet-ontvankelijk verklaring
In deze zaak heeft verzoekster, een asielzoekster, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar asielaanvraag, ingediend op 15 mei 2020. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 12 oktober 2021 de asielaanvraag van verzoekster in de verlengde procedure niet-ontvankelijk verklaard. Dit besluit is het bestreden besluit waartegen verzoekster beroepsgronden heeft ingediend. Daarnaast heeft zij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening behandeld op 18 november 2021 in Breda, waar verzoekster is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde mr. W.A. Berghuis. De staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. M.M.E. Disselkamp. Tijdens de zitting was ook een tolk, K.E. Sanz, aanwezig.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat er reeds een uitspraak is gedaan in de zaak met nummer NL21.14349, die betrekking heeft op het beroep van verzoekster. Om deze reden heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.E.C. Vriends en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.