In deze zaak heeft eiseres, een natuurlijke persoon, een verzoek ingediend op grond van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) bij het college van burgemeester en wethouders van Gouda. Het college heeft dit verzoek op 25 september 2020 buiten behandeling gesteld. Na bezwaar van eiseres heeft het college op 16 juni 2021 een nieuw besluit genomen, waarin het eerdere besluit werd herroepen en inhoudelijk op het inzageverzoek werd beslist. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 5 juli 2022, die via een beeldverbinding plaatsvond, heeft de rechtbank de zaak behandeld. De rechtbank oordeelde dat het beroep gegrond was, omdat het college in het bestreden besluit had nagelaten te vermelden welke concrete persoonsgegevens van eiseres werden verwerkt en aan welke derden deze gegevens waren verstrekt. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit, maar oordeelde dat het college geen nieuw besluit hoefde te nemen, omdat eiseres inmiddels op de hoogte was van de verwerkte gegevens.
Eiseres vorderde daarnaast een immateriële schadevergoeding van € 200,-, maar de rechtbank wees dit verzoek af. Eiseres had niet aannemelijk gemaakt dat zij geestelijk letsel had opgelopen door de schending van de AVG. De rechtbank concludeerde dat de aard en ernst van de normschending niet zodanig waren dat er sprake was van een aantasting van haar persoon. De rechtbank bepaalde dat het college het door eiseres betaalde griffierecht moest vergoeden en veroordeelde het college in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.518,-.