ECLI:NL:RBDHA:2022:6733

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 februari 2022
Publicatiedatum
11 juli 2022
Zaaknummer
C/09/606065 / FA RK 21-290
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging erkenning en vervangende toestemming voor erkenning van een minderjarige door de biologische vader

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 februari 2022 een beschikking gegeven met betrekking tot de erkenning van een minderjarige. De man, aangeduid als [Y], heeft verzocht om vervangende toestemming voor de erkenning van zijn kind, [minderjarige], geboren op [geboortedatum 1] 2020. De moeder, [X], en [XX], die eerder de erkenning van het kind hadden, hebben bezwaar gemaakt tegen deze erkenning. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man de biologische vader is van [minderjarige] op basis van een deskundigenrapport dat een kans van 99,9% bevestigt. De rechtbank heeft de erkenning van [minderjarige] door [XX] vernietigd, omdat [XX] niet de biologische moeder is. De rechtbank heeft ook de vervangende toestemming voor de erkenning door de man verleend, met de voorwaarde dat deze toestemming pas kan worden uitgevoerd nadat de vernietiging van de erkenning door [XX] kracht van gewijsde heeft gekregen. De rechtbank heeft de verzoeken van de man met betrekking tot gezag, omgang en zorgregeling aangehouden voor verdere behandeling op een later tijdstip. De rechtbank heeft ook bepaald dat de kosten van het deskundigenonderzoek voor rekening van 's Rijks kas komen. De beslissing is genomen door rechter J.M. Vink, tevens kinderrechter, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 21-290
Zaaknummer: C/09/606065
Datum beschikking: 23 februari 2022

Vervangende toestemming erkenning/gezag/omgang/informatie

Vernietiging erkenning

Beschikking op het op 14 januari 2021 ingekomen en op 16 maart 2021 aangevulde verzoek strekkende tot vervangende toestemming erkenning/gezag/omgang/informatie van:

[Y] ,

hierna: de man,
wonende te [woonplaats 1]
advocaat: mr. M.L. Wierstra te ‘s-Gravenhage.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:

[X]

hierna: de moeder,
wonende te Frankrijk,
advocaat: mr. M.K. de Menthon Bake te ‘s-Gravenhage (voorheen: mr. H.A. Schipper te
’s-Gravenhage).

[XX] ,

hierna: [XX] ,
wonende te [woonplaats 2]
advocaat: mr. M.K. de Menthon Bake te ‘s-Gravenhage (voorheen: mr. H.A. Schipper te
’s-Gravenhage).

[minderjarige] [geslachtsnaam minderjarige] , geboren op [geboortedatum 1] 2020 te [geboorteplaats 1]

de minderjarige, hierna: [minderjarige] ,
in de bodemprocedure in rechte vertegenwoordigd door mr. K. Moene, advocaat te
‘s-Gravenhage, in de hoedanigheid van bijzondere curator,
en op het op 18 juni 2021 door de bijzondere curator namens [minderjarige] ter zitting gedane verzoek tot vernietiging van de erkenning van [minderjarige] door [XX] , in welk verzoek de moeder, [XX] en de man als belanghebbenden worden aangemerkt.

Procedure

Bij beschikking van 16 juli 2021 van deze rechtbank is -voor zover hier van belang- een deskundige (Verilabs te [plaatsnaam] ) benoemd ter zake van het verrichten van een DNA-onderzoek zulks ter beantwoording van de vraag of de man de verwekker is van [minderjarige] . In afwachting van het resultaat van het deskundigenonderzoek zijn het verzoek van de bijzondere curator tot vernietiging van de erkenning, de verzoeken van de man tot het verkrijgen van vervangende toestemming tot erkenning van [minderjarige] , alsook tot vaststelling gezamenlijk gezag, vaststelling van een zorg- dan wel omgangsregeling en vaststelling van een informatieregeling, en het verzoek van de moeder en [XX] over de proceskosten aangehouden.
De rechtbank heeft vervolgens de volgende stukken ontvangen:
- het deskundigenrapport van 8 oktober 2021;
- het F9-formulier van 26 oktober 2021 van de bijzondere curator;
- het F9-formulier van 28 oktober 2021 van de zijde van de man;
- een akte uitlaten van de zijde van de moeder en [XX] .

Beoordeling

De rechtbank handhaaft alles wat in de vorige beschikking is overwogen en beslist, voor zover in deze beschikking niet anders wordt overwogen of beslist.
Uit het deskundigenrapport blijkt dat praktisch bewezen is (99,9% afgerond) dat de man de biologische vader is van [minderjarige] .
De bijzondere curator heeft hierop het verzoek tot vernietiging van de erkenning van [minderjarige] door [XX] gehandhaafd en aan de rechtbank meegedeeld dat het verzoek tot het verkrijgen van vervangende toestemming tot erkenning van [minderjarige] door de man dient te worden toegewezen.
De man heeft de rechtbank, na kennisneming van het deskundigenrapport, verzocht de procedure voort te zetten. De rechtbank begrijpt daaruit dat de man persisteert bij zijn verzoeken ter zake van het verkrijgen van vervangende toestemming tot erkenning van [minderjarige] , het gezag, en de omgangs- en informatieregeling.
De moeder en [XX] hebben hun eerdere ingenomen standpunten gehandhaafd en aangevuld.
De rechtbank overweegt als volgt.
Vernietiging erkenning
Nu uit het deskundigenonderzoek is gebleken dat de man de biologische vader van [minderjarige] is, heeft de bijzondere curator haar verzoek tot vernietiging van de erkenning van [minderjarige] door [XX] gehandhaafd. Verzocht wordt de erkenning van [XX] te vernietigen op de grond dat [XX] niet de biologische moeder van [minderjarige] is.
De moeder en [XX] menen dat aan het tenietgaan van juridisch ouderschap van [XX] een belangenafweging vooraf behoort te gaan. Zij verwijzen daarbij naar artikel 3 van het Verdrag van de rechten van het kind (IVRK) en de aanbeveling nr. 45 van de Staatscommissie Herijking ouderschap, Kind en ouders in de 21ste eeuw, en stellen vervolgens dat een vernietiging van de erkenning door [XX] tot gevolg zal hebben dat [minderjarige] daarna slechts één juridische ouder zal hebben. Zij achten dat niet in het belang van [minderjarige] . Bovendien, zo stellen zij, is het al dan niet bestaan van een bloedband niet het enige en evenmin het doorslaggevende criterium en bovendien een te simplistische benadering voor de erkenning van een kind. Per individu dient de rechter waarde te hechten aan het belang van het kind en te bekijken wat redelijk en wenselijk is. De moeder en [XX] wijzen er op dat de Staatscommissie Herijking ouderschap meent dat het biologisch ouderschap geen vereiste is voor aanvaarding van ouderschap en dat in de Wet lesbisch ouderschap het uitgangspunt van het vermoeden van biologisch verwantschap is losgelaten.
Zij stellen dat [XX] uitvoering geeft aan het ouderschap en dat zij dat wil intensiveren, reden waarom zij met haar gezin wil verhuizen naar Frankrijk om in de buurt van de moeder en [minderjarige] te zijn. De moeder en [XX] hebben een stabiele, inmiddels acht jaar durende, relatie met elkaar. Alvorens wordt gekomen tot een beslissing op het verzoek van de bijzondere curator, achten de moeder en [XX] het gewenst dat de Raad voor de Kinderbescherming een onderzoek verricht naar de vraag of een vernietiging van de erkenning door [XX] de belangen van [minderjarige] al dan niet zal schaden.
Vaststaat dat [XX] niet de biologische moeder van [minderjarige] is en inmiddels is ook vast komen te staan dat de man de biologische vader van [minderjarige] is. Voorts is niet gebleken dat de moeder en [XX] een gezamenlijke huishouding voeren of dat zij hiertoe in de toekomst naar streven. Mede gelet daarop acht de rechtbank voldoende grond aanwezig voor vernietiging van de erkenning door [XX] . Nu de rechtbank, zoals hierna wordt beslist, overigens van oordeel is dat het belang van [minderjarige] erbij gebaat is dat de weg wordt vrijgemaakt om zijn werkelijke afstamming duidelijk vast te leggen, zal de rechtbank het verzoek van de bijzondere curator tot vernietiging van de erkenning door [XX] , toewijzen.
De rechtbank passeert daarbij de door de moeder en [XX] ingenomen stellingen.
Wanneer de moeder wenst dat [XX] betrokken is in het leven van [minderjarige] , is daartoe niet een erkenning van [minderjarige] door [XX] noodzakelijk. Het staat de moeder vrij om [XX] anderszins in het leven van [minderjarige] te betrekken.
Het voorgaande telt temeer daar de moeder er mee bekend was dan wel had kunnen zijn dat de man betrokken wilde worden bij haar zwangerschap, hij afspraken met de moeder wilde maken over de periode na de geboorte van het kind en hij aangegeven had dat hij het kind wilde erkennen en ook gezag en omgang wenste. De moeder hield een gesprek daarover met de man -kennelijk om haar moverende redenen- af.
Vervangende toestemming tot erkenning
Artikel 1:204 lid 3 BW bepaalt het volgende. Als een man een kind wil erkennen, kan de toestemming van de moeder – bij een kind jonger dan 16 jaar – of die van het kind zelf – als het 12 jaar of ouder is – door toestemming van de rechtbank worden vervangen. Dit is mogelijk, tenzij dit de belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding met het kind schaadt of een evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling van het kind in het gedrang komt. Vervangende toestemming kan alleen worden gegeven als de man hetzij de verwekker van het kind is, hetzij de biologische vader van het kind, die niet de verwekker is en in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind.
Zoals blijkt uit hetgeen hiervoor is beschreven staat vast dat de man de verwekker is van [minderjarige] .
Voor de beantwoording van de vraag of de erkenning de belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding met de minderjarige of de belangen van de minderjarige zal schaden, komt het aan op een afweging van de belangen van de betrokkenen. Hierbij dient als uitgangspunt te worden genomen dat zowel de man als de minderjarige er belang bij heeft dat hun relatie rechtens wordt erkend als een familierechtelijke betrekking. Het belang van de man bij de totstandkoming van een familierechtelijke betrekking kan echter niet zo zwaar wegen dat de belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding met de minderjarige of de belangen van de minderjarige geschaad zouden worden in geval van erkenning van de minderjarige door de man. Van schade aan de belangen van een kind is sprake indien er ten gevolge van de erkenning voor hem reële risico’s zijn dat hij wordt belemmerd in een evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling.
De man stelt dat hij de moeder meermalen ( ook voor de geboorte van [minderjarige] ) heeft verzocht om hem toestemming voor erkenning te verlenen. De man acht het in het belang van [minderjarige] de juridische situatie in overeenstemming te maken met de feitelijke situatie. Volgens de man zijn er geen contra-indicaties voor toewijzing van zijn verzoek.
De bijzondere curator heeft geadviseerd het verzoek van de man toe te wijzen.
De moeder vreest dat de man er niet daadwerkelijk voor [minderjarige] zal zijn en dat hij geen wezenlijke rol in het leven van [minderjarige] zal spelen. De moeder vindt het niet in het belang van [minderjarige] dat zijn familierechtelijke betrekking tot de man wordt erkend. Zij vreest voor verstoring van de evenwichtige, sociaalpsychologische ontwikkeling van [minderjarige] bij een erkenning door de man. De moeder stelt voorts dat zij de hoofdverzorger van [minderjarige] en zijn primaire hechtingspersoon is en dat zij bang is voor de man en voor zijn door haar ervaren onberekenbare en agressieve gedrag. Volgens de moeder miskent de man de impact van zijn gedrag op haar. De moeder heeft er geen vertrouwen in dat zij met de man een positieve en constructieve ouderrelatie zal kunnen opbouwen. Alvorens een beslissing wordt genomen op het verzoek van de man tot het verkrijgen van vervangende toestemming voor erkenning van [minderjarige] , achten de moeder het gewenst dat de Raad voor de Kinderbescherming een onderzoek verricht naar de vraag of een erkenning door de man de belangen van [minderjarige] zal schaden.
De rechtbank is van oordeel dat de moeder haar hiervoor beschreven vrees onvoldoende heeft onderbouwd. Voorts meent de rechtbank dat de vrees van de moeder slechts gebaseerd is op haar weerstand om de man in het leven van zichzelf en van [minderjarige] toe te laten. De rechtbank merkt op dat een erkenning door de man in beginsel zal hebben te gelden als een formalisering van een feitelijke situatie, namelijk dat de man de (biologische en na erkenning tevens de juridische) vader van [minderjarige] is, en dat hij en [minderjarige] verdienen dat die afstammingsrelatie formeel wordt vastgelegd en erkend. De erkenning van [minderjarige] door de man zal naar het oordeel van de rechtbank er niet automatisch toe leiden dat de moeder, waar zij gelet op haar uitlatingen daaromtrent kennelijk van uit gaat, met de man een actieve, positieve en constructieve ouderrelatie zal dienen op te bouwen. Of dat in het belang van [minderjarige] is, zal later aan de orde komen bij de beantwoording van de overige verzoeken van de man.
De rechtbank komt tot het oordeel dat de erkenning van [minderjarige] door de man niet tot gevolg heeft dat de belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding met [minderjarige] of de belangen van [minderjarige] geschaad zullen worden. De rechtbank is van oordeel dat zowel de man als [minderjarige] er belang bij hebben dat hun relatie wordt geformaliseerd en rechtens wordt erkend als een familierechtelijke betrekking.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de erkenning in casu slechts de formalisering van het bestaan van de familiale band van [minderjarige] met de man betreft, en er geen enkele indicatie bestaat waaruit kan worden afgeleid dat ten gevolge van de erkenning er reële risico’s ontstaan dat [minderjarige] zal worden belemmerd in een evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling.
De rechtbank zal, gelet op het voorgaande, aan de man vervangende toestemming verlenen, welke de toestemming die van de moeder vervangt, voor erkenning van [minderjarige] . De mogelijkheid voor de man om [minderjarige] te kunnen erkennen ontstaat echter niet voordat de uitspraak van de vernietiging van de erkenning van [minderjarige] door [XX] , kracht van gewijsde heeft verkregen.
Kosten van het deskundigenonderzoek
Bij beschikking van deze rechtbank van 16 juli 2021 is bepaald dat de man ter zake van het deskundigenonderzoek aan de griffier een voorschot diende te voldoen van € 630,--, exclusief BTW (€ 762,30, inclusief BTW).
De rechtbank is gebleken dat op 27 oktober 2021 door het Landelijk Dienstencentrum voor de rechtspraak (LDCR) het bedrag van € 762,30 aan Verilabs is betaald. In het dossier bevindt zich echter een factuur van 11 oktober 2021 van Verilabs ad. € 930,--, zodat aan Verilabs, nog een bedrag van € 167,70 dient te worden betaald. De rechtbank heeft geconstateerd dat hier sprake is van een omissie van de rechtbank. De rechtbank acht het redelijk en billijk dat zij de gevolgen van deze omissie voor haar rekening neemt, en zal derhalve de griffier gelasten het resterende bedrag van € 167,70 uit ’s Rijks kas te laten betalen. De rechtbank beslist als volgt.
Gezag/omgangs-/zorgregeling/informatieregeling
Gelet op de inhoud van de beschikking van 16 juli 2021 van deze rechtbank zal de rechtbank deze verzoeken van de man aanhouden en behandelen op een nader te bepalen terechtzitting. Door de griffie zal aan partijen bij afzonderlijk bericht worden verzocht hun verhinderdata op te geven.
Proceskosten
Nu de verzoeken van de man ter zake van het gezag, de omgangs-zorgregeling en de informatieregeling worden aangehouden zal ook het verzoek van de moeder en [XX] ter zake van een proceskostenveroordeling worden aangehouden.

Beslissing

De rechtbank:
vernietigt de erkenning van
[minderjarige] [geslachtsnaam minderjarige] , geboren op [geboortedatum 1] 2020 te [geboorteplaats 1]
uit: [X] , geboren op [geboortedatum 2] 1990 te [geboorteplaats 2]
door: [XX] geboren op [geboortedatum 3] 1973 te [geboorteplaats 3]
verleent de man, [Y] , geboren op [geboortedatum 4] 1985 te [geboorteplaats 4] , toestemming, welke de toestemming van de moeder, [X] geboren op [geboortedatum 2] 1990 te [geboorteplaats 2] , vervangt, tot erkenning van voornoemde minderjarige, echter niet eerder dan nadat de beslissing tot vernietiging van de erkenning van de minderjarige door [XX] , kracht van gewijsde heeft verkregen;
beschouwt de werkzaamheden van de bijzondere curator voor deze procedure als beëindigd;
bepaalt dat de resterende kosten van het deskundigenonderzoek ad € 167,70 inclusief BTW voor rekening van 's Rijks kas komen en bepaalt voorts de betaling van dat bedrag door het Landelijk Dienstencentrum voor de rechtspraak (LDCR) aan Verilabs, op rekeningnummer NL41RABO0315761962, onder vermelding van het ordernummer 202100642 “suppletie” ;
bepaalt dat de verzoeken inzake de gezagsvoorziening en de omgangsregeling zullen worden behandeld op een nader te bepalen terechtzitting, op een nader te bepalen tijdstip;
houdt iedere verdere beslissing
ten aanzien van de gezagsvoorziening en de omgangsregelingaan.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M. Vink, rechter, tevens kinderrechter, bijgestaan door V. van den Hoed-Koreneef als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van
23 februari 2022.