ECLI:NL:RBDHA:2022:6721

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 juli 2022
Publicatiedatum
11 juli 2022
Zaaknummer
09-024691-22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal uit voertuigen en gebruik van gestolen pinpas met voorwaardelijke gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 12 juli 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die in september 2021 meerdere diefstallen uit voertuigen heeft gepleegd. De verdachte heeft in totaal zes keer goederen gestolen uit voertuigen, waarbij hij in vier gevallen de ramen heeft ingeslagen. Daarnaast heeft hij geld gepind met een gestolen pinpas. Na een eerdere detentie kwam de verdachte in januari 2022 vrij, maar hij pleegde opnieuw een auto-inbraak. De rechtbank legt een gevangenisstraf op van twaalf maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De bijzondere voorwaarden omvatten een meldplicht, ambulante behandeling, deelname aan dagbesteding en middelencontrole. De rechtbank spreekt de verdachte vrij van de ernstigste feiten, de ramkraken, en legt een lagere straf op dan door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank overweegt dat de verdachte met zijn gedrag grote materiële schade en gevoelens van onveiligheid heeft veroorzaakt. De rechtbank acht een deels voorwaardelijke gevangenisstraf passend om de verdachte te weerhouden van toekomstige strafbare feiten en om hem te helpen met zijn problemen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/024691-22
Datum uitspraak: 12 juli 2022
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum en plaats] ,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting Alphen aan den Rijn, locatie Maatschapslaan.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingvan 28 juni 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.C. Stolk en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. H. Sytema naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging op de terechtzitting van 28 juni 2022 en, na de verdediging hieromtrent te hebben gehoord, met verbetering van de kennelijke schrijffouten, zoals door de officier van justitie ter zitting toegelicht, - ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 26 januari 2022 te ’s-Gravenhage telewasstok en/of een ING bankpas ( [IBAN nummer] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van
braak/verbreking/inklimming;
subsidiair
hij op of omstreeks 26 januari 2022 te Den Haag, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van ongeveer 98,40 euro, in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 1] in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijf heeft verschaft en/of de/het weg te nemen geldbedrag(en), onder haar bereik heeft gebracht door gebruik te maken van een pinpas en/of van een bijbehorende pincode, toebehorende aan voornoemde [benadeelde partij 1] , in elk geval door middel van een valse sleutel;
2
hij op of omstreeks de periode van 3 september 2021 tot en met 4 september 2021 te 's-Gravenhage
een radio met camerasysteem en/of een uitleesappraat (Icarsoft BMM Cardiagnostic MB V2.0), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak/verbreking/inklimming;
3
hij op of omstreeks de periode van 8 september 2021 tot en met 9 september 2021 te 's-Gravenhage
een taximeter en/of een portemonnee met inhoud (kentekenbewijs en/of ING bankpassen en/of rijbewijs en/of ID-kaart), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak/verbreking/inklimming;
Subsidiair
hij op of omstreeks 8 september 2021 te Rijswijk, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van ongeveer 100 euro, in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 3] in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijf heeft verschaft en/of de/het weg te nemen geldbedrag(en), onder zijn bereik heeft gebracht door gebruik te maken van een pinpas en/of van een bijbehorende pincode, toebehorende aan voornoemde [benadeelde partij 3] , in elk geval door middel van een valse sleutel;
4
hij op of omstreeks 10 september 2021 te ’s-Gravenhage een geldbedrag van ca. 200 euro, althans een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [restaurant] en/of [benadeelde partij 4] in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, en/of verbreking door met een (door hem bestuurde) auto (achteruit) tegen de pui/gevel van dat restaurant te rijden en/of door de daardoor ontstane opening naar binnen te gaan;
5
hij op of omstreeks 10 september 2021 te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid Lego in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan winkelbedrijf Intertoys in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen hoeveelheid Lego onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak/ verbreking door met een auto (achteruit) tegen de pui/gevel van de Intertoys rijden en/of door de daardoor ontstane opening naar binnen te gaan;
6
hij op of omstreeks 18 september 2021 te ’s-Gravenhage een tas en/of een portemonnee en/of een bankpas t.n. [benadeelde partij 5] en/of een of meer pas(sen) op naam van [benadeelde partij 5] en/of een autosleutel (Volkswagen), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 5] in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen tas en/of portemonnee en/of pas(sen) en/of de autosleutel onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak/verbreking;
7
hij in of omstreeks de periode van 18 september 2021 tot en met 19 september 2021 te Rijswijk
een tas en/of twee althans een of meer zonnebril(len) en/of een hoeveelheid gereedschap in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 6] in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen tas en/of zonnebril(len) en/of gereedschap onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak/verbreking;
8
hij op of omstreeks 25 september 2021 te Rijswijk een portemonnee en/of twee, althans een of meer bankpas(sen) en/of een rijbewijs en/of een ID kaart en/of overige passen op naam van [benadeelde partij 7] in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 7] in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen portemonnee en/of pas(sen) ten name van [benadeelde partij 7] onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak/verbreking;
9
hij op of omstreeks 24 september 2021 te Rijswijk een telefoon en/of een tas met inhoud, te weten een portemonne en/of een rijbewijs en/of een bankpas en/of een verblijfsvergunning en/of een OV kaart en/of een verzekeringspas op naam van [benadeelde partij 8] en/of een geldbedrag van ca. 100 euro en/of een sleutelbos en/of een autosleutel en/of een kentekenbewijs in elk geval enige goederen, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 8] in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
10
hij op of omstreeks 27 september 2021 te 's-Gravenhage een tas en/of een portemonnee met daarin een een rijbewijs en/of een ID kaart en/of een pinpas ten name van [benadeelde partij 9] en/of een sleutelbos in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 9] en/of N. Nouwens in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2, 3 primair, 4, 5, 6, 7, 8, 9 en 10 ten laste gelegde.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte vrijspraak van de feiten 3 primair, 4 en 5 bepleit en heeft zich met betrekking tot de overige feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Vrijspraak feiten 4 en 5
De rechtbank is op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting van oordeel dat de onder 4 en 5 tenlastegelegde feiten niet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Ten aanzien van feit 4 (ramkraak [restaurant] )
Het staat vast dat er in de vroege ochtend van 10 september 2021 een ramkraak heeft plaatsgevonden bij [restaurant] in Den Haag. Die ramkraak is uitgevoerd door twee personen met een bestelwagen die kort daarvoor gestolen was. Op grond van de resultaten van het politieonderzoek is gebleken dat de telefoon van de verdachte op het tijdstip van de ramkraak in de nabijheid van de [restaurant] was. Ook is uit het politieonderzoek gebleken dat het DNA van de verdachte in de bestelwagen is aangetroffen.
Om tot bewezenverklaring van feit 4 te komen, moet worden vastgesteld dat de verdachte een van de twee personen is geweest in de bestelwagen op het moment van de ramkraak. De verdachte ontkent dit. Hij heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op het moment van de ramkraak zijn telefoon had uitgeleend aan een [vriend] (hierna: [vriend] ). Ook heeft hij een verklaring gegeven voor de aanwezigheid van zijn DNA in de bestelwagen. Hij is namelijk op 10 september 2021 overdag (dus na de ramkraak bij [restaurant] ) met [vriend] in de bestelwagen onderweg geweest, zo heeft hij verklaard.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet met voldoende mate van zekerheid worden vastgesteld dat de verdachte een van de personen in de bestelwagen was waarmee de ramkraak bij de [restaurant] is gepleegd. Het dossier biedt namelijk onvoldoende aanknopingspunten om uit te kunnen sluiten dat het is gegaan zoals de verdachte heeft verklaard. De camerabeelden in het dossier geven geen uitsluitsel. De rechtbank overweegt in dit verband dat er kennelijk verder geen onderzoek is gedaan naar [vriend] , aan wie de verdachte zijn telefoon zou hebben uitgeleend, terwijl van [vriend] aan de bestuurderszijde van de bestelwagen eveneens DNA is aangetroffen. Dat de verdachte deze alternatieve verklaring pas ter zitting heeft afgelegd kan hem niet worden tegengeworpen, omdat uit het dossier niet blijkt dat de verdachte eerder inhoudelijk over deze ramkraak is gehoord.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het onder 4 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. De verdachte zal van feit 4 worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 5 (ramkraak Intertoys)
Het staat vast dat er in de avond van 10 september 2021 omstreeks 21:30 uur bij een vestiging van Intertoys te Voorburg een ramkraak heeft plaatsgevonden die is uitgevoerd met eerdergenoemde bestelwagen. Uit het onderzoek van de politie is gebleken dat de telefoon van de verdachte zich die dag in de middag en op vroege avond in de richting verplaatste van de locatie van de Intertoys. Van het moment van de ramkraak zijn geen telefoongegevens bekend.
Om tot bewezenverklaring van dit feit te komen, moet ook in dit geval vast komen te staan dat de verdachte een van de twee personen is geweest in de bestelwagen op het moment van de ramkraak. De verdachte ontkent dit. Hij heeft ter terechtzitting verklaard dat hij die dag weliswaar met [vriend] in de bestelwagen op pad is geweest naar verschillende filialen van Intertoys, maar niet op de avond van de ramkraak bij de Intertoys is geweest. Wat betreft zijn bewegingen overdag stemt dit overeen met de bevindingen van de politie ten aanzien van de telefoon van de verdachte. Alhoewel de verdachte heeft verklaard dat hij ook op het moment van deze ramkraak zijn telefoon had uitgeleend aan [vriend] , stelt de rechtbank vast dat het dossier sowieso geen informatie over de locatie van die telefoon ten tijde van de ramkraak bevat. Ook ten aanzien van dit feit heeft de verdachte verwezen naar zijn eerdere verklaring over de aanwezigheid van zijn DNA in de bestelwagen.
Het dossier bevat weliswaar een aantal verklaringen van getuigen van de ramkraak met een signalement van de daders, maar die zijn naar het oordeel van de rechtbank op belangrijke onderdelen tegenstrijdig en onvoldoende duidelijk. Aan de hand daarvan kan niet worden vastgesteld dat het de verdachte een van de twee personen is geweest die op het moment van de ramkraak in de bestelwagen zat. Om dezelfde redenen als bij feit 4 kan naar het oordeel van de rechtbank niet met voldoende mate van zekerheid worden vastgesteld dat de verdachte betrokken is geweest bij de ramkraak bij de Intertoys.
Op grond het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het onder 5 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. De verdachte zal van feit 5 worden vrijgesproken.
3.4.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het [PL-nummer] , van de politie eenheid Den Haag, districtsrecherche Den Haag-Zuid, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 726).
Ten aanzien van feit 3
1. Het proces-verbaal van aangifte, opgemaakt op 20 september 2021, voor zover inhoudende (p. 84 t/m 86):
Aangever [benadeelde partij 3]
verklaarde. Ik ben de eigenaar van de personenauto van het merk Mercedes-Benz. Op woensdag 8 september 2021 omstreeks 18.00u parkeerde ik mijn personenauto aan de kant van de Prinses Beatrixlaan in Rijswijk.
Op donderdag 9 september 2021 omstreeks 05:00 uur zag ik dat het raam van het rechter voorportier kapot was. Ik zag dat mijn portemonnee weg was. In mijn portemonnee zaten 2 ING bankpassen.
Later is mij gebleken dat met één van de gestolen bankpassen geld op is genomen bij het BP station gevestigd aan de J.C. van Markenlaan 1 te Rijswijk. Het betreft de
bankpas die door de ING bank is verstrekt voor mijn bankrekening met [IBAN nummer] . Op de app 'Mijn ING’ is te zien dat er op donderdag 9 september 2021 om 03:30 uur 2 keer een bedrag van 50 euro op is genomen.
2. Het proces-verbaal van verhoor getuige, opgemaakt op 27 september 2021, voor zover inhoudende (p. 94-95):
Ik [naam getuige] ben werkzaam bij het BP tankstation gelegen aan de J.C van Markenlaan 1 te Rijswijk. In de nacht van donderdag 9 september 2021, omstreeks 03.00 uur, zag ik dat er een man het tankstation kwam binnenlopen. Ik hoorde de klant zeggen dat hij de pinpas van zijn zus bij zich had en dat hij de pincode niet meer wist. Ik hoorde de klant vragen of hij 50 euro contactloos kon pinnen en dat hij dan cash geld er voor terug kreeg uit mijn kassa. De klant en ik deden de betaalhandeling.
3. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 28 juni 2022, voor zover inhoudende:
Ik heb op 9 september 2021 met de pinpas van een ander twee keer € 50,00 gepind bij het BP tankstation gelegen aan de J.C van Markenlaan 1 te Rijswijk.
Bewijsoverweging
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen het volgende vast. Op 9 september 2021 omstreeks 03:30 wordt bij een BP tankstation aan de J.C. van Markenlaan 1 te Rijswijk met de uit de personenauto van aangever gestolen bankpas twee keer contactloos € 50,00 ‘gepind’ in ruil voor contant geld. De verdachte heeft ter zitting bekend dat hij die transacties heeft gedaan.
Primair tenlastegelegde
Op grond van de resultaten van het politieonderzoek naar de locatiegegevens van de telefoon van de verdachte, is vast komen te staan dat die telefoon tussen 03:12 uur en 03:32 uur op en rondom de Prinses Beatrixlaan, de J.C. van Markenlaan en de Prinses Irenelaan te Rijswijk was. Dat is de omgeving waar zowel de auto geparkeerd stond als waar de BP zich bevindt. Verder heeft de verdachte ter zitting verklaard dat hij in die periode in een woning in die omgeving verbleef. Dit betekent dat de hiervoor genoemde locatiegegevens onvoldoende specifiek zijn om vast te stellen dat de verdachte zich in die twintig minuten bij de personenauto van aangever heeft bevonden. Nog daargelaten dat het exacte tijdstip van de inbraak in de personenauto niet bekend is, en die inbraak dus ook voor 03:12 uur heeft kunnen plaatsvinden. Hoewel de verdachte bij de BP om 03:30 uur de beschikking had over een pinpas die eerder die nacht of de avond ervoor is gestolen uit de personenauto van aangever, is die enkele omstandigheid naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om tot het oordeel te komen dat het de verdachte is geweest die de personenauto heeft opengebroken en daaruit goederen waaronder de pinpas van de aangever heeft weggenomen. De rechtbank acht het primair tenlastegelegde dan ook niet bewezen.
Subsidiair tenlastegelegde
Om tot bewezenverklaring te komen van het onder feit 3 subsidiair ten laste gelegde moet er sprake van zijn dat de verdachte bij het gebruik van de bankpas het oogmerk heeft gehad zich de gepinde bedragen wederrechtelijk toe te eigenen zoals bepaald in artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht. Met andere woorden: wist de verdachte dat het hier een gestolen bankpas betrof?
De verdachte heeft hier ter terechtzitting over verklaard dat hij de bankpas van een vriend had gekregen en dat hij voor hem ging pinnen. Hij had niet op de bankpas gekeken, niet gezien dat daar een andere naam op stond en kon dus ook niet weten dat de bankpas gestolen was.
De rechtbank schuift deze verklaring terzijde en overweegt daartoe het volgende. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte om 03:30 uur twee keer contactloos van de bankpas gebruik heeft gemaakt voor een bedrag van steeds € 50,00. Het is een feit van algemene bekendheid dat dit bedrag doorgaans het maximale bedrag is dat zonder pincode kan worden betaald. Omdat het een gestolen pas betrof, kende de verdachte de pincode ook niet. De verdachte heeft wisselend verklaard over de herkomst van de pinpas en heeft er ook geen verklaring voor gegeven waarom hij midden in de nacht voor zijn vriend zou moeten pinnen en hij dat niet zelf kon doen. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van de verdachte niet geloofwaardig is en dat hij wel degelijk wist dat hij geen toestemming had met die bankpas contactloos te pinnen. Hieruit blijkt afdoende dat er sprake is geweest van het vereiste oogmerk om wederrechtelijk met een valse sleutel – namelijk contactloos – te pinnen.
Conclusie
Van het als feit 3 primair ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken. De rechtbank is van oordeel dat het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Ten aanzien van de feiten 1, 2, 6, 7, 8, 9 en 10
De rechtbank zal voor de feiten 1, 2, 6, 7, 8, 9 en 10 met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, volstaan. De verdachte heeft deze bewezen verklaarde feiten namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit.
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
Feit 1
- De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 28 juni 2022;
- Het proces-verbaal van aangifte, opgemaakt op 26 januari 2022, p. 677 t/m 679, met bijlagen p. 680 t/m 686;
- Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 28 januari 2022, p. 702-703, met bijlagen p. 704 t/m 705.
Feit 2
- De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 28 juni 2022;
- Het proces-verbaal van aangifte, opgemaakt op 23 september 2021, p. 54 t/m 56;
- Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 17 november 2021, p. 68 t/m 74.
Feit 6
- De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 28 juni 2022;
- Het proces-verbaal van aangifte, opgemaakt op 18 september 2021, p. 417-418, met bijlage p. 419;
- Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 12 maart 2022, p. 429-430, met bijlagen p. 431 t/m 438.
Feit 7
- De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 28 juni 2022;
- Het proces-verbaal van aangifte, opgemaakt op 29 september 2021, p. 502-503;
- Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 25 november 2021, p. 516 t/m 524.
Feit 8
- De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 28 juni 2022;
- Het proces-verbaal van aangifte, opgemaakt op 1 oktober 2021, p. 577 t/m 579, met bijlage p. 580;
- Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 8 december 2021, p. 589 t/m 592.
Feit 9
- De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 28 juni 2022;
- Het proces-verbaal van aangifte, opgemaakt op 24 september 2021, p. 602, met bijlagen p. 603 t/m 607;
- Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 9 december 2021, p. 612 t/m 614.
Feit 10
- De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 28 juni 2022;
- Het proces-verbaal van aangifte opgemaakt op 27 september 2021, p. 619 t/m 621, met bijlagen p. 622 t/m 626;
- Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 9 oktober 2021, p. 640-641, met bijlagen p. 642-643).
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij op 26 januari 2022 te ’s-Gravenhage een telewasstok en een ING bankpas ( [IBAN nummer] )die aan [benadeelde partij 1] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om
dezezich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
2
hij op 4 september 2021 te ’s-Gravenhage een radio met camerasysteem en een uitleesapp
araat (Icarsoft BMM Cardiagnostic MB V2.0) die aan [benadeelde partij 2] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om
dezezich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
3 subsidiair
Hij omstreeks 8 september 2021 te Rijswijk met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van 100 euro toebehorende aan [benadeelde partij 3] , waarbij verdachte het weg te nemen geldbedrag, onder zijn bereik heeft gebracht door gebruik te maken van een pinpas toebehorende aan voornoemde [benadeelde partij 3] , in elk geval door middel van een valse sleutel;
6
hij op 18 september 2021 te ’s-Gravenhage een tas en een portemonnee en een bankpas t.n.
v. [benadeelde partij 5] en passen en een autosleutel (Volkswagen) die aan [benadeelde partij 5] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om
dezezich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen tas en portemonnee en passen en/de autosleutel onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
7
hij in of omstreeks de periode van 18 september 2021 tot en met 19 september 2021 te Rijswijk
een tas en twee zonnebrillen en gereedschap die aan [benadeelde partij 6] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om
dezezich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen tas en zonnebrillen en
datgereedschap onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
8
hij op 25 september 2021 te Rijswijk een portemonnee en twee bankpassen en een rijbewijs en een ID kaart en overige passen die aan [benadeelde partij 7] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om
dezezich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte ie weg te nemen portemonnee en passen ten name van [benadeelde partij 7] onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
9
hij op 24 september 2021 te Rijswijk een telefoon en een tas met inhoud, te weten een portemonne
een een rijbewijs en een bankpas en een verblijfsvergunning en een OV kaart en een verzekeringspas en een geldbedrag van ca. 100 euro en een sleutelbos en een autosleutel en een kentekenbewijs die aan [benadeelde partij 8] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om
dezezich wederrechtelijk toe te eigenen;
10
hij op 27 september 2021 te 's-Gravenhage een tas en een portemonnee met daarin een rijbewijs en een ID kaart en een pinpas en een sleutelbos die aan [benadeelde partij 9] en/of [benadeelde partij 9] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om
dezezich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 34 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk en als bijzondere voorwaarden de voorwaarden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht een lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie is geëist. De raadsman heeft daartoe – naast de bepleite vrijspraken – naar voren gebracht dat de proceshouding van de verdachte onvoldoende doorklinkt in de eis van de officier van justitie. De raadsman heeft ook aangevoerd dat het strafblad van de verdachte vooral delicten van langer geleden bevat en dat die delicten verband houden met zijn verslaving aan verdovende middelen. Aangezien de verdachte op dit moment intrinsiek gemotiveerd is aan zijn problemen te werken, moet de nadruk van een straf, naast afrekenen, vooral liggen op preventie op langere termijn. Hiervoor is van belang dat de verdachte snel met een behandeling kan beginnen.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft in september 2021 zes keer spullen gestolen uit voertuigen, waarbij hij in vier gevallen de ramen van het voertuig heeft ingeslagen. De verdachte nam alles van enige waarde mee. Hij deed dit zowel op klaarlichte dag als ’s nachts. In diezelfde periode heeft de verdachte ook geld gepind met een pinpas, die bij een auto-inbraak was gestolen. Toen hij na een detentie vanwege een ander feit in januari 2022 vrij kwam, heeft hij zich weer schuldig gemaakt aan een auto-inbraak. Het handelen van de verdachte, in het bijzonder de auto-inbraken, veroorzaakt grote materiële schade, overlast en gevoelens van onveiligheid voor de slachtoffers en buurtbewoners. De verdachte heeft gehandeld zonder respect voor andermans eigendom en uitsluitend met oog voor zijn eigen financieel gewin. Hij verkocht de gestolen spullen zodat hij geld had om verdovende middelen te kopen. De rechtbank neemt de verdachte dit zeer kwalijk.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 22 april 2022. In het nadeel van de verdachte weegt de rechtbank mee dat hij in 2022 al een keer onherroepelijk voor een vermogensdelict is veroordeeld.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 21 juni 2022, opgesteld door [reclasseringswerker] . Uit het advies volgt dat er bij de verdachte meerdere probleemgebieden zijn. Hij heeft geen huisvesting en geen dagbesteding. Daarnaast noemt de reclassering een grotendeels negatief sociaal netwerk, middelengebruik, financiën en familierelaties als probleemgebieden.
Ondanks het aantal aantekeningen op zijn strafblad zijn er de afgelopen jaren langere periodes geweest zonder justitiecontacten. In die periodes had de verdachte een relatief stabiel leven, met een relatie en werk. De reclassering concludeert dat de verdachte na het eindigen van relaties niet goed in staat lijkt zijn leven vorm te geven zonder een terugval in het gebruik van drugs en uiteindelijk weer in het plegen van nieuwe delicten. Als positief benoemt te reclassering dat de verdachte zich meer en meer lijkt te realiseren dat hij zijn gedrag moet veranderen om niet opnieuw eenzelfde patroon te doorlopen. De reclassering schat het recidiverisico in als gemiddeld/hoog en het risico op letselschade als gemiddeld. Het risico op onttrekken aan voorwaarden schat de reclassering in als laag.
De reclassering concludeert dat de verdachte in staat is zijn praktische zaken op te pakken en dat ambulante behandeling op een aantal gebieden langdurige positieve veranderingen kan bewerkstelligen. Met name ten aanzien van zijn probleemoplossend vermogen lijkt de verdachte onvoldoende vaardigheden te hebben. De reclassering concludeert dat toezicht vanuit de reclassering in combinatie met een ambulante behandeling een bijdrage kan leveren aan het beperken van het recidive risico.
De reclassering adviseert om de verdachte bij veroordeling een deels voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden: een meldplicht, een ambulante behandeling met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname, het verplicht meewerken aan dagbesteding en het meewerken aan middelencontrole. De reclassering ziet geen bezwaren voor een gevangenisstraf.
De verdachte heeft ter terechtzitting spijt betuigd voor zijn handelen en heeft verklaard graag hulp te willen in de vorm van een behandeling.
Strafmodaliteit en strafmaat
De rechtbank is, alles afwegende en gelet op de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, zoals neergelegd in de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting van de rechtspraak , van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere straf dan een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Omdat de rechtbank de verdachte van de ernstigste feiten, de ramkraken (feiten 4 en 5) vrijspreekt, terwijl de officier van justitie heeft gerequireerd tot bewezenverklaring van die feiten, legt de rechtbank een lagere straf op dan door de officier van justitie is gevorderd. Ook de proceshouding van de verdachte neemt de rechtbank in strafmatigende zin mee..
De rechtbank acht een deels voorwaardelijke gevangenisstraf passend, als stok achter de deur om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken. Daarbij zal de rechtbank de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden opleggen waarmee de verdachte in staat wordt gesteld om met zijn problemen aan de slag te gaan..
De rechtbank legt aan de verdachte een gevangenisstraf van twaalf maanden op, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling met de mogelijkheid tot een kortdurende klinische opname, het verplicht meewerken aan dagbesteding en het meewerken aan middelencontrole.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.De vordering van de benadeelde partij/de schadevergoedingsmaatregel

[benadeelde partij 3]heeft zich ten aanzien van feit 3 als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert schadevergoeding van € 3.966,13, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
[benadeelde partij 5]heeft zich ten aanzien van feit 6 als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert schadevergoeding van € 1.232,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
[benadeelde partij 8]heeft zich ten aanzien van feit 9 als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert schadevergoeding van € 691,62, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
[benadeelde partij 9]heeft zich ten aanzien van feit 10 als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert schadevergoeding van € 1.209,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering van benadeelde partij
[benadeelde partij 3]tot een bedrag van € 210,10. Dit betreft twee pintransacties van € 50,00 en het aanvragen van een nieuw rijbewijs en een nieuw ID bewijs. De officier van justitie heeft ook geconcludeerd tot toewijzing van de wettelijke rente en tot oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige deel van de vordering heeft de officier van justitie tot niet-ontvankelijk verklaring geconcludeerd, omdat dit deel van de vordering volgens hem onvoldoende is onderbouwd en bovendien gevorderde BTW betreft , terwijl de benadeelde partij die zou kunnen verrekenen.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering van benadeelde partij
[benadeelde partij 5]tot een bedrag van € 42,00. Dit betreft € 32,00 voor een nieuw rijbewijs en € 10,00 voor sleutels. De officier van justitie heeft ook geconcludeerd tot toewijzing van de wettelijke rente en tot oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige deel van de vordering heeft de officier van justitie tot niet-ontvankelijk verklaring geconcludeerd, omdat dit deel van de vordering onvoldoende is onderbouwd en bovendien deels schadeposten betreft die geen onderdeel van de aangifte zijn.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van € 691,62 van benadeelde partij
[benadeelde partij 8]. De officier van justitie heeft ook geconcludeerd tot toewijzing van de wettelijke rente en tot oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering van benadeelde partij
[benadeelde partij 9]tot een bedrag van € 227,60. Dit betreft € 41,60 voor een nieuw rijbewijs, € 36,00 voor een ID bewijs en € 150,00 aan contant geld. De officier van justitie heeft ook geconcludeerd tot toewijzing van de wettelijke rente en tot oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige deel van de vordering heeft de officier van justitie tot niet-ontvankelijk verklaring geconcludeerd, omdat dit deel van de vordering onvoldoende is onderbouwd en bovendien deels schadeposten betreft die geen onderdeel van de aangifte zijn.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het primair ten laste gelegde feit 3, waardoor het deel van de vordering van
[benadeelde partij 3]dat daarmee verband houdt, moet worden afgewezen. Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat
[benadeelde partij 3]niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vordering, omdat hij deze onvoldoende heeft onderbouwd.
De raadsman heeft bepleit dat
[benadeelde partij 5]en
[benadeelde partij 9]niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in hun vorderingen, omdat zij deze onvoldoende hebben onderbouwd.
De raadsman heeft toewijzing van de vordering van
[benadeelde partij 8]bepleit.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] (feit 3)
De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op andere posten dan de twee transacties gedaan met de pinpas van de benadeelde partij, de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De verdachte zal namelijk van het primaire feit waarop dat gedeelte van de vordering betrekking heeft, worden vrijgesproken.
Het deel van de vordering, dat betrekking heeft op de twee transacties van samen € 100,00, is naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het onder 3 subsidiair bewezenverklaarde feit ter grootte van het gevorderde bedrag.
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering toewijzen tot een bedrag van € 100,00, bestaande uit materiële schade en voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 9 september 2021, omdat vast is komen te staan dat de betreffende kosten op die datum zijn gemaakt.
Proceskosten
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op € 0,00. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het onder 3.5 onder 3 bewezenverklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 100,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 9 september 2021 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald ten behoeve van [benadeelde partij 3] .
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 5]
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. Dit deel van de vordering is namens de verdachte (gemotiveerd) betwist en door de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van dit deel van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Proceskosten
Nu [benadeelde partij 5] niet-ontvankelijk is in zijn vordering, zal hij worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op € 0,00.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 8]
De vordering van in totaal € 691,62 is namens de verdachte niet betwist en door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het onder 3.5 bewezenverklaarde feit 9, ter grootte van het gevorderde bedrag.
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering toewijzen tot een bedrag van € 691,62, bestaande uit materiële schade.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 24 september 2021, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Proceskosten
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op € 0,00. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het onder 3.5 onder 9 bewezenverklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 691,62, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 24 september 2021 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald ten behoeve van [benadeelde partij 8] .
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 9]
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. Dit deel van de vordering is namens de verdachte (gemotiveerd) betwist en door de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van dit deel van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Proceskosten
Nu [benadeelde partij 9] niet-ontvankelijk is in zijn vordering, zal hij worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op € 0,00.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 3 primair, 4 en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair, 2, 3 subsidiair, 6, 7, 8, 9 en 10 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1 primair:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
ten aanzien van feit 2:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
ten aanzien van feit 3 subsidiair:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
ten aanzien van feit 6:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
ten aanzien van feit 7:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
ten aanzien van feit 8:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
ten aanzien van feit 9:
diefstal;
ten aanzien van feit 10:
diefstal;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
12 (twaalf) maanden;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
4 (vier) maanden, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
-zich binnen 3 dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij het Leger des Heils, Jeugdbescherming en Reclassering op het adres Binckhorstlaan 287A, 2516 BC te Den Haag. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- zich laat behandelen door 'De Hoop' te Dordrecht of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo snel als haalbaar is. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering of de desbetreffende behandelaar nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de
behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
Bij bijvoorbeeld terugval in middelengebruik dan wel overmatig middelengebruik of ernstige zorgen over het (psychiatrische) toestandsbeeld ontstaat een grote kans op risicovolle situaties. Dan kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor verdere diagnostiek en opstellen van een vervolg plan van aanpak. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat de veroordeelde zich opnemen in een
zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
- meewerkt aan controle van het gebruik van drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
- verplicht is om minimaal 24 uur per week arbeid te verrichten bij een door de reclassering goed bevonden werkgever/instelling, zolang de reclassering dat nodig acht, om te waarborgen dat de veroordeelde een vaste dagbesteding in de vorm van (vrijwilligers-) werk heeft en behoudt. Indien de veroordeelde werkt als zelfstandige, geeft hij openheid aan de reclassering over zijn werkzaamheden en
werktijden;
geeft opdracht aan het Leger des Heils, Jeugdbescherming en Reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
de vorderingen van de benadeelde partijen;
[benadeelde partij 3]
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] deels toe tot een bedrag van € 100,00 en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 9 september 2021 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [benadeelde partij 3] ;
bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij 3] voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op € 0,00, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
legt aan de verdachte op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 100,00
vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 9 september 2021 tot de dag waarop deze vordering is betaald ten behoeve van [benadeelde partij 3] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van twee dagen. De toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
[benadeelde partij 5]
bepaalt dat [benadeelde partij 5] niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat die vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
veroordeelt [benadeelde partij 5] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen deze vordering gemaakt, tot op heden begroot op € 0,00;
[benadeelde partij 8]
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 8] toe tot een bedrag van € 691,62 en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 24 september 2021 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [benadeelde partij 8] ;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op € 0,00, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
legt aan de verdachte op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 691,62
vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 24 september 2021 tot de dag waarop deze vordering is betaald ten behoeve van [benadeelde partij 8] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van veertien dagen. De toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
[benadeelde partij 9]
bepaalt dat [benadeelde partij 9] niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat die vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
veroordeelt [benadeelde partij 9] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen deze vordering gemaakt, tot op heden begroot op € 0,00.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.A. Schueler, voorzitter,
mr. J.C. U-A-Sai, rechter,
mr. M.P.M. Loos, rechter,
in tegenwoordigheid van W.H. Ng, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 juli 2022.