In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 24 juni 2022, is het beroep van eiser, Mak, gegrond verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat het medisch onderzoek dat door de verzekeringsarts bezwaar en beroep is uitgevoerd, zorgvuldig is geweest. Dit oordeel is gebaseerd op de rapportage van 21 april 2022, waarin de verzekeringsarts eiser lichamelijk heeft onderzocht en relevante medische informatie heeft betrokken. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bestreden besluit onvoldoende deugdelijk gemotiveerd was, omdat er geen fysiek spreekuurcontact had plaatsgevonden tussen eiser en de verzekeringsarts, terwijl eiser de medische grondslag van het primaire besluit had betwist.
De rechtbank heeft verweerder de gelegenheid gegeven om het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit te herstellen. Na de tussenuitspraak heeft de verzekeringsarts eiser alsnog onderzocht en zijn bevindingen in de rapportage verwerkt. Eiser betwistte echter dat het gebrek was hersteld, en voerde aan dat de uitkomst van het onderzoek voorspelbaar was, omdat het werd uitgevoerd door dezelfde arts als eerder. De rechtbank oordeelde echter dat de verzekeringsarts toereikend had gemotiveerd waarom er geen nadere beperkingen in de functionele mogelijkhedenlijst (FML) moesten worden aangenomen.
De rechtbank concludeerde dat de medische grondslag van het bestreden besluit in stand kon blijven, en dat de arbeidsdeskundige beoordeling ook niet onzorgvuldig was. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit vanwege strijd met de Algemene wet bestuursrecht, maar liet de rechtsgevolgen in stand, omdat het gebrek was hersteld. Eiser kreeg het betaalde griffierecht van € 48,- vergoed, maar er werden geen proceskosten vergoed, omdat er geen kosten waren die voor vergoeding in aanmerking kwamen.