ECLI:NL:RBDHA:2022:6704

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 mei 2022
Publicatiedatum
11 juli 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 2938
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing toevoeging voor rechtsbijstand in bestuursrechtelijke procedure met betrekking tot bijstandsuitkering

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 mei 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand. De eiser had een aanvraag voor een toevoeging voor rechtsbijstand ingediend, die betrekking had op een bezwaar tegen de intrekking van zijn bijstandsuitkering. De aanvraag werd afgewezen door verweerder, die stelde dat er geen sprake was van verschillende rechtsbelangen, omdat de nieuwe aanvraag nauw samenhing met een eerder verleende toevoeging voor een andere procedure. De rechtbank heeft het standpunt van verweerder gevolgd en geoordeeld dat de twee aanvragen betrekking hadden op hetzelfde rechtsbelang, namelijk het recht op bijstandsuitkering in het verleden. De rechtbank oordeelde dat de verwevenheid tussen de zaken zodanig was dat de toevoeging voor de tweede aanvraag niet kon worden verleend. Het beroep van de eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/2938

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 mei 2022 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. M.J.A. Bakker)
en

het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand, verweerder

(gemachtigde: mr. E.J.W. Reijnders).

Procesverloop

Bij besluit van 4 februari 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aangevraagde toevoeging afgewezen.
Bij besluit van 8 april 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 mei 2022 met een beeldverbinding.
Eiser is aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder laat zich vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Bij besluit van 2 februari 2021 is aan eiser een toevoeging [toevoeging 1] (hierna: A) verleend die betrekking heeft op rechtsbijstand in bezwaar met als onderwerp “Bijstandsuitkering intrekken” vanaf 1 november 2020. Toevoegingsaanvraag [toevoeging 2] (hierna: B) is ingediend voor rechtsbijstand in bezwaar met als onderwerp herziening en terugvordering van bijstandsuitkering vanaf oktober 2020. Bij het primaire besluit is aanvraag B afgewezen en gehandhaafd bij het bestreden besluit omdat het rechtsbelang overeenkomt met de toevoeging A.
Wat vinden partijen in beroep?
2. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de toevoeging B kan worden geweigerd, omdat de werkzaamheden vallen onder het bereik van toevoeging A. Hieraan heeft verweerder ten grondslag gelegd dat sprake is van hetzelfde rechtsbelang. Het tweede geschil over de terugvordering van de reeds ontvangen bijstandsuitkering hangt zo nauw samen met het eerste geschil over het opschorten en intrekken van het recht op uitkering waarvoor al toevoeging is verleend, dat ten aanzien van de tweede toevoegingsaanvraag niet kan worden gesproken van een tweede zelfstandig rechtsbelang. Evenmin is volgens verweerder sprake van diversiteit in procedures.
3.
Eiser voert aan dat er twee aparte toevoegingen zijn aangevraagd. Er is sprake van verschillende zelfstandige rechtsbelangen in de procedures. Het doel en het beoogd eindresultaat is dan ook wezenlijk anders in beide zaken, eiser verwijst hierbij naar de werkinstructie bereik bestuursrechtelijke zaken van verweerder.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van verschillende rechtsbelangen. Beide zaken zien op het recht op uitkering in het verleden, enerzijds vanwege de intrekking van de uitkering vanaf november 2020 en anderzijds vanwege de terugvordering van de reeds ontvangen uitkering. Het belang van eiser is erin gelegen dat hij vanaf oktober 2020 het recht houdt op zijn uitkering en geen geld hoeft terug te betalen. Dit ligt in elkaars verlengde en heeft zijn oorsprong in hetzelfde feitencomplex, namelijk dat eiser vanaf 2 oktober 2020 niet meer staat ingeschreven op een adres binnen de gemeente Den Haag. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd dat sprake is van een zodanige verwevenheid dat de gevraagde toevoegingen zien op één en hetzelfde rechtsbelang. De rechtbank deelt niet het standpunt van eiser dat zijn belang bij het behouden van een uitkeringsrecht in het verleden - waardoor niet zou mogen worden teruggevorderd - en zijn belang bij een uitkeringsrecht voor de toekomst verschillende rechtsbelangen oplevert. Wat eiser voor het overige heeft aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel.
5. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. H.A. Abdolbaghai, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 mei 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.