ECLI:NL:RBDHA:2022:6698
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Terugkeerbesluit en inreisverbod in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 juli 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, die de Chinese nationaliteit bezit, had beroep ingesteld tegen een terugkeerbesluit en een inreisverbod dat hem op 14 juni 2022 was opgelegd. De rechtbank heeft geoordeeld dat de eiser niet heeft betwist dat hij geen rechtmatig verblijf heeft, waardoor de staatssecretaris verplicht was om een terugkeerbesluit uit te vaardigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gronden voor het terugkeerbesluit niet zijn betwist en dat er voldoende redenen waren om aan te nemen dat de eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. Hierdoor was de staatssecretaris niet verplicht om een vertrektermijn te bieden.
De eiser voerde aan dat het inreisverbod ten onrechte was opgelegd, omdat hij geen gevaar voor de openbare orde zou vormen en niet eerder een terugkeerbesluit had ontvangen. De rechtbank oordeelde echter dat de omstandigheden die de eiser aanvoerde niet voldoende waren om van het opleggen van het inreisverbod af te zien. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.