ECLI:NL:RBDHA:2022:6698

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 juli 2022
Publicatiedatum
11 juli 2022
Zaaknummer
NL22.11497
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugkeerbesluit en inreisverbod in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 juli 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, die de Chinese nationaliteit bezit, had beroep ingesteld tegen een terugkeerbesluit en een inreisverbod dat hem op 14 juni 2022 was opgelegd. De rechtbank heeft geoordeeld dat de eiser niet heeft betwist dat hij geen rechtmatig verblijf heeft, waardoor de staatssecretaris verplicht was om een terugkeerbesluit uit te vaardigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gronden voor het terugkeerbesluit niet zijn betwist en dat er voldoende redenen waren om aan te nemen dat de eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. Hierdoor was de staatssecretaris niet verplicht om een vertrektermijn te bieden.

De eiser voerde aan dat het inreisverbod ten onrechte was opgelegd, omdat hij geen gevaar voor de openbare orde zou vormen en niet eerder een terugkeerbesluit had ontvangen. De rechtbank oordeelde echter dat de omstandigheden die de eiser aanvoerde niet voldoende waren om van het opleggen van het inreisverbod af te zien. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.11497

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. R.W. Koevoets),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 14 juni 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:57, eerste lid, van de Awb [1] uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Chinese nationaliteit te bezitten.
2. De rechtbank stelt vast dat eiser niet heeft bestreden dat hij geen rechtmatig verblijf heeft. Verweerder was dan ook gehouden tot het uitvaardigen van een terugkeerbesluit. [2]
3. Eiser voert aan dat verweerder hem ten onrechte een vertrektermijn heeft onthouden.
4. De rechtbank stelt vast dat eiser de gronden die door verweerder aan het terugkeerbesluit ten grondslag zijn gelegd niet heeft betwist. Nu niet is betwist dat in ieder geval twee zware gronden aan het terugkeerbesluit ten grondslag konden worden gelegd, kon verweerder het risico aannemen dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. Gelet hierop was verweerder niet verplicht eiser een termijn voor vrijwillig vertrek te bieden. [3] Eiser heeft in beroep verder geen feiten of omstandigheden aangevoerd waarom alsnog een vertrektermijn zou moeten worden gegund. De beroepsgrond slaagt niet.
5. Eiser voert verder aan dat verweerder van het opleggen van het inreisverbod had moeten afzien. Daarbij diende verweerder rekening te houden met het feit dat aan eiser niet eerder een terugkeerbesluit is uitgevaardigd, dat hij geen gevaar is voor de openbare orde en dat hij zich bewust is van zijn fout.
6. Nu aan eiser een vertrektermijn is onthouden, volgt uit de wet dat aan hem een inreisverbod wordt opgelegd. [4] De door eiser aangevoerde omstandigheden maken niet dat verweerder desondanks van het opleggen van een inreisverbod had moeten afzien.
7. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. N.H. de Zeeuw, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.
2.Artikel 62 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
3.Ingevolge artikel 6.1 van het Vb, gelezen in samenhang met artikel 62, tweede lid, aanhef en onder a, van de Vw.
4.Artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw.