Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam] , eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 juli 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een Algerijnse eiser. De eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij hem op 17 juni 2022 de maatregel van bewaring was opgelegd op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet (Vw). De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris de maatregel op 28 juni 2022 heeft opgeheven, maar dat het beroep van de eiser ook een verzoek om schadevergoeding inhield.
Tijdens de zitting op 29 juni 2022 heeft de rechtbank de partijen gehoord en verweerder in de gelegenheid gesteld om een document toe te voegen dat de verlenging van de overdrachtstermijn aantoont. De rechtbank heeft het onderzoek op 30 juni 2022 gesloten. De eiser voerde aan dat hij ten onrechte was staandegehouden, omdat zijn identiteit onmiddellijk kon worden vastgesteld. De rechtbank oordeelde echter dat de staandehouding rechtmatig was, omdat de eiser niet beschikte over identificerende documenten.
De rechtbank heeft verder overwogen dat de maatregel van bewaring niet onrechtmatig was, omdat er een significant risico bestond dat de eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat het detentiecentrum in Rotterdam voldeed aan de eisen van een speciale inrichting van bewaring. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat hoger beroep open bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.