Uitspraak
Rechtbank den haag
1.De procedure
2.De feiten
De plaatsing is gebaseerd op de volgende indicatie(s):
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 1 juli 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een gedetineerde, aangeduid als [eiser], en de Staat der Nederlanden. De eiser, die gedetineerd was in de Penitentiaire Inrichting [plaats 1], vorderde de ongedaanmaking van zijn plaatsing op de GVM-lijst, een lijst van gedetineerden met een vlucht- of maatschappelijk risico. De voorzieningenrechter oordeelde dat de Staat niet in redelijkheid tot de beslissing heeft kunnen komen om eiser op deze lijst te plaatsen. De voorzieningenrechter concludeerde dat de argumenten die de Staat had aangevoerd, onvoldoende waren om de plaatsing te rechtvaardigen. De eiser had eerder een gevangenisstraf van zeven jaar gekregen voor het medeplegen van een strafbaar feit in de Opiumwet, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat er geen bewijs was voor vluchtgevaar of ondermijnend gedrag. De vordering van eiser werd toegewezen, en de Staat werd veroordeeld om eiser binnen 48 uur van de GVM-lijst te verwijderen. Tevens werd de Staat veroordeeld in de proceskosten van eiser, die in totaal € 1.455,03 bedroegen.