Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
Hoogvliet B.V.,
1.Het verloop van de procedure
2.De beoordeling
Handig denk ik dat jij of [naam 2] even contact opneemt met de afdeling voor afstemming voor morgen. [verweerder] heeft toen direct actie ondernomen. Hij heeft collega’s gebeld met het verzoek om zo spoedig mogelijk bij te springen en heeft contact opgenomen met het uitzendbureau om extra mankracht te regelen. In de avond heeft hij dit teruggekoppeld met [manager] , die geen op- of aanmerkingen had over de ondernomen acties en meldde dat de situatie er al weer iets beter uit zag. Op zondag 10 januari 2021 was [verweerder] te circa 07.00 uur in het oude distributiecentrum te Alphen aan den Rijn om er voor te zorgen dat het nieuwe distributiecentrum te Bleiswijk vanuit de oude locatie kon worden geholpen. Hij is vervolgens naar Bleiswijk gegaan om daar de leiding te nemen en het werk verder te organiseren. Het gevolg van zijn inzet was dat de situatie rond de middag weer onder controle was. Terwijl [verweerder] nog druk bezig was, liep ook [programmadirecteur] rond op het werk. Op enig moment is hij, duidelijk geïrriteerd, het gesprek aangegaan met [verweerder] . Hij kon zijn woede niet beheersen. Hij zoomde eerst in op één van de Assistent Teamleider. [programmadirecteur] vond het onbegrijpelijk dat deze, toen zijn shift erop zat, die zaterdag naar huis was gegaan en zei:
Hoe kan het dat [naam 3] om 5 uur wegloopt? Flikker die gozer eruit. Daar wil je toch niet mee werken. Vervolgens beet hij [verweerder] witheet toe:
En ik wil met jou ook niet werken! Je krijgt straks een mail van mij en ik wil vanavond antwoord. Hij beende daarna weg en liet [verweerder] met stomheid geslagen achter. Een incident zoals zich dat op 9 januari 2021 heeft voorgedaan, komt ieder jaar een paar keer voor. Dat kan te maken hebben met onverwachte drukte in de winkels, zieken in het team of botte pech. Het incident van 9 januari 2021 kan niet los worden gezien van de verhuizing van de distributie naar Bleiswijk. Wat [verweerder] betreft gaat het om een situatie die zo goed als mogelijk voorkomen moet worden, maar tegelijk om een redelijk normale kinderziekte waaruit lering moet worden getrokken. Indien de formeel verantwoordelijke Shift Lead op 9 januari 2021 eerder zelf actie had ondernomen of [verweerder] had verwittigd, dan had het probleem veel eerder opgelost kunnen zijn. [verweerder] heeft [manager] op 10 januari 2021 over de uitval van [programmadirecteur] geïnformeerd. Hij kreeg van hem te horen:
Doe maar even rustig, we spreken er morgen over. Op 11 januari 2021 hebben [verweerder] en [manager] elkaar gesproken. [verweerder] kreeg van hem te horen dat [programmadirecteur] hem zou hebben gezegd dat hij twijfels had over het functioneren van [verweerder] . Dat had [verweerder] niet eerder te horen gekregen. Op 12 januari 2021 heeft [verweerder] gesproken met [manager] en [programmadirecteur] . Tijdens dit gesprek gaf [programmadirecteur] toe dat hij op 10 januari 2021 dingen had gezegd die hij niet had mogen zeggen. Hij liet [verweerder] niettemin weten dat hij vond dat de afdeling emballage niet goed draaide en dat [verweerder] niet op zijn taak berekend was. Hij zou een aantal competenties missen die noodzakelijk waren om goed te kunnen functioneren in zijn rol en zei dat hij er niet in geloofde dat hij in staat zou zijn om deze te ontwikkelen. [verweerder] zou moeten nadenken welke functies wel passend voor hem zouden zijn, binnen of buiten Hoogvliet. Op 19 januari 2021 heeft [verweerder] opnieuw gesproken met [manager] en [programmadirecteur] . Tijdens dat gesprek is [verweerder] te verstaan gegeven dat hij een plan moest maken met het oog op de verbetering van de prestaties van de afdeling emballage op een termijn van drie maanden, in welk plan hij voorts aan had te geven wat hij zou gaan doen indien dit niet tot verbeterde prestaties zou leiden. Op 20 januari 2021 heeft [verweerder] vervolgens gesproken met alleen [manager] . Tijdens dit gesprek heeft [verweerder] gezegd dat hij niet begreep waar de kritiek op was gebaseerd die op hem werd uitgeoefend en dat hij het gevoel had dat er niet genoeg vertrouwen in hem was. [manager] heeft hem toen gezegd dat ook hij niet geloofde dat het [verweerder] zou lukken om aan de verwachtingen van [programmadirecteur] te voldoen. [verweerder] en [manager] hebben vervolgens gesproken over de optie om te komen tot een einde aan het dienstverband. In de loop van de week van 18 januari 2021 heeft [verweerder] een plan uitgewerkt voor de verdere ontwikkeling van de afdeling emballage. Tijdens het gesprek dat [verweerder] met [manager] en [programmadirecteur] heeft gevoerd op 28 januari 2021 heeft Hoogvliet te kennen gegeven dat de beëindiging van het dienstverband niet aan de orde was en is gesproken over het verbeterplan. [programmadirecteur] had daar veel opmerkingen over. Hij wilde dat er van alles zou worden toegevoegd over het functioneren van [verweerder] zelf. [verweerder] heeft gezegd dit niet te begrijpen. Wat zijn afdeling betreft wilde hij best veranderingen door voeren, maar hij was niet bereid om in zijn plan zijn eigen functioneren aan de orde te stellen. Dat kon Hoogvliet ook niet van hem verlangen, zeker niet zolang er geen gedegen beoordeling van zijn functioneren had plaatsgevonden. Goed beschouwd werd aan [verweerder] gevraagd zelf op te schrijven dat hij niet voldoende functioneert, hoe hij daaraan gaat werken, en wat de gevolgen voor hem zouden zijn wanneer zijn plan niet zou slagen. De volgende dag heeft [manager] hem een concept vaststellingsovereenkomst meegegeven voor de beëindiging van de arbeidsovereenkomst op voor [verweerder] ongunstige condities. Op 4 februari 2021 heeft [verweerder] opnieuw gesproken met [manager] en [programmadirecteur] . [programmadirecteur] heeft hem toen drie opties voorgehouden, te weten doorgaan met de eigen functie met een verbeterplan, een andere functie accepteren bij Hoogvliet of stoppen bij Hoogvliet. Het aangepaste verbeterplan van [verweerder] voor de afdeling emballage is toen onbesproken gebleven. Voor [verweerder] was het duidelijk dat het zo niet verder kon. Hij heeft daarom besloten om bij brief d.d. 12 februari 2021 mediation voor te stellen. De mediation heeft vervolgens gelopen in de periode vanaf 3 tot en met 11 maart 2021. Lopende de mediation heeft Hoogvliet, op 11 maart 2021, de onderhavige procedure aanhangig gemaakt en is hij per die datum op non-actief gesteld en heeft Hoogvliet daarover met zijn collega’s gecommuniceerd. [verweerder] heeft daar tevergeefs bezwaar tegen gemaakt. [verweerder] betwist dat de arbeidsverhouding ernstig is verstoord. Het incident van 9/10 januari 2021 kan daartoe niet hebben geleid. In haar brief d.d. 8 februari 2021 heeft Hoogvliet zelf aan [verweerder] bevestigd dat er geen sprake was van een vertrouwensbreuk. Het verzoek van Hoogvliet om de arbeidsovereenkomst te ontbinden, omdat de relatie tussen partijen duurzaam zou zijn verstoord, is voor [verweerder] volledig uit de lucht komen vallen. Pogingen om de verhoudingen goed te houden, heeft Hoogvliet niet ondernomen. Het lijkt er op dat zij de mediation is ingegaan met het voornemen de arbeidsovereenkomst met [verweerder] hoe dan ook te beëindigen, terwijl [verweerder] de mediation had voorgesteld om de verhoudingen te normaliseren. Het feit dat de mediation is mislukt, leidt op zich niet tot de conclusie dat de arbeidsverhouding tussen partijen duurzaam is verstoord. Voor zover dit laatste anders is, is [verweerder] bij Hoogvliet herplaatsbaar in een andere passende functie. Voor het geval de arbeidsovereenkomst wel ontbonden zou moeten worden, komt [verweerder] de transitievergoeding toe. Deze bedraagt, uitgaande van een beëindiging per 1 augustus 2021, € 48.335,19. In de gegeven omstandigheden kan hij verder aanspraak maken op de billijke vergoeding ad € 110.000,= bruto.
Handig denk ik dat jij of [naam 2] even contact opneemt met de afdeling voor afstemming voor morgen. [verweerder] heeft toen direct actie ondernomen. Hij heeft collega’s gebeld met het verzoek om zo spoedig mogelijk bij te springen en heeft contact opgenomen met het uitzendbureau om extra mankracht te regelen. In de avond heeft hij dit teruggekoppeld met [manager] , die geen op- of aanmerkingen had over de ondernomen acties en meldde dat de situatie er al weer iets beter uit zag. Op zondag 10 januari 2021 was [verweerder] te circa 07.00 uur in het oude distributiecentrum te Alphen aan den Rijn om er voor te zorgen dat het nieuwe distributiecentrum te Bleiswijk vanuit de oude locatie kon worden geholpen. Hij is vervolgens naar Bleiswijk gegaan om daar de leiding te nemen en het werk verder te organiseren. Het gevolg van (onder meer) zijn inzet was dat de situatie rond de middag weer onder controle was. Terwijl [verweerder] nog bezig was met het oplossen van het ontstane probleem, was ook [programmadirecteur] op het werk. Op enig moment is hij, duidelijk geïrriteerd, het gesprek aangegaan met [verweerder] . Hij vond het, vanwege de op de werkvloer ontstane situatie, onbegrijpelijk dat één van de Assistent Teamleiders op zaterdag 9 januari 2021 naar huis was gegaan toen zijn shift erop zat en zei:
Hoe kan het dat [naam 3] om 5 uur wegloopt? Flikker die gozer eruit. Daar wil je toch niet mee werken. Vervolgens heeft hij boos tegen [verweerder] gezegd:
En ik wil met jou ook niet werken! Je krijgt straks een mail van mij en ik wil vanavond antwoord, om daarna weg te lopen. [programmadirecteur] heeft nadien aan [verweerder] laten weten dat hij dit niet zo had moeten zeggen en heeft hem hiervoor zijn verontschuldigingen aangeboden. Een incident zoals zich dat op 9 januari 2021 heeft voorgedaan, komt, zoals [verweerder] onbetwist heeft gesteld, ieder jaar een paar keer voor. Het staat vast dat [verweerder] , [manager] en [programmadirecteur] naar aanleiding van het incident van 9/10 januari 2021 vanaf 10 januari 2021 diverse malen met elkaar hebben gesproken. Tijdens die gesprekken hebben [manager] en [programmadirecteur] zich op het standpunt gesteld dat [verweerder] onvoldoende grip had op de werkprocessen en onvoldoende sturing gaf. Hem is gevraagd om een verbeterplan op te stellen voor de afdeling emballage en zijn eigen functioneren. Het verbeterplan voor de afdeling emballage heeft [verweerder] opgesteld. Een verbeterplan voor zijn eigen functioneren heeft hij niet willen opstellen. [verweerder] betwist dat hij disfunctioneert. Bij brief d.d. 12 februari 2021 heeft hij onder meer aan [programmadirecteur] geschreven dat de ontstane situatie de verhoudingen dermate onder druk zet
dat ik het risico ervaar dat het de relatie zou kunnen gaan verstoren, of zelfs erger dan dat. Dat risico wil ik liever vermijden of voor zijn. Ik werk sinds april 2004 met veel plezier voor Hoogvliet en wens dat voort te zetten en bij voorkeur bij Hoogvliet mijn pensioen te bereiken. (…) Laten we proberen te voorkomen dat e.e.a. escaleert (…). Daarom stel ik voor een mediation in te stellen (…). De mediation heeft plaatsgevonden en is op 11 maart 2021 beëindigd. Tot een oplossing heeft dit niet geleid. Op 11 maart 2021 heeft Hoogvliet [verweerder] met behoud van salaris op non-actief gesteld.
dat hij in zijn terugkoppeling aan Hoogvliet een taal en toon gebruikt, die de kwestie als het ware opzweept in plaats van een opening biedt voor een gespreken dat hij
om hem moverende redenen onder geen beding zijn dienstverband bij Hoogvliet wenst voort te zetten en uit is op het verkrijgen van een regeling met een hoge beëindigingsvergoeding. Zij voert verder aan dat er voorafgaand aan de mediation geen sprake was van een ernstige verstoring van de arbeidsrelatie, maar dat de verhoudingen tussen partijen op 9 maart 2021, lopende de mediation, op slag zijn veranderd, zodanig dat thans wel sprake is van een zodanig ernstige, duurzame verstoring van de arbeidsverhouding dat de arbeidsovereenkomst in redelijkheid moet eindigen.
in zijn terugkoppeling aan Hoogvliet een taal en toon gebruikt, die de kwestie als het ware opzweept in plaats van een opening biedt voor een gesprek, is in die brief, en in de overige in het geding gebrachte, van hem afkomstige documenten, geen enkele steun te vinden.