ECLI:NL:RBDHA:2022:6667

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 juni 2022
Publicatiedatum
8 juli 2022
Zaaknummer
8945810 RP VERZ 20-87320
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Internationaal privaatrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale rechtsmacht en vermogensrechtelijke aspecten van gezagsregeling na echtscheiding tussen Nederlandse en Amerikaanse ouders

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Nederlandse vader en een Amerikaanse moeder over de vermogensrechtelijke aspecten van de gezagsregeling na hun echtscheiding. De vader, die in Nederland woont, verzocht om vervangende toestemming om de saldi van rekeningen bij Robeco, die op naam van de kinderen staan, over te boeken naar zijn rekeningen in de Verenigde Staten. De moeder, die in Maryland woont, verzocht om de saldi op de Robecorekeningen te laten staan en deze te koppelen aan rekeningen op naam van de kinderen bij ING-Bank. De rechtbank moest allereerst vaststellen of zij rechtsmacht had, gezien het feit dat de kinderen in de Verenigde Staten wonen. De kantonrechter oordeelde dat, hoewel de kinderen niet in Nederland wonen, de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft omdat het belang van de kinderen dit rechtvaardigt. De rechtbank concludeerde dat het verzoek van de vader in strijd was met het gelijkheidsbeginsel van het Nederlandse recht, dat vereist dat beide ouders gezamenlijk het bewind over het vermogen van de kinderen uitoefenen. De rechtbank wees het verzoek van de vader af en bepaalde dat de gelden op de Robecorekeningen moesten blijven staan, met wijziging van de tegenrekeningen naar rekeningen op naam van de kinderen bij ING-Bank. De proceskosten werden tussen partijen verdeeld, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Kanton Den Haag
CB/d
Zaaknummer: 8945810 RP VERZ 20-87320
Uitspraakdatum: 24 juni 2022
Beschikking op de verzoeken ex artikel 1:253a lid 1 BW, artikel 1:253i lid 1 en 2 BW, artikel 1:253k BW, artikel 1:350 lid 2 BW en artikel 1:356 lid 1 BW:
[verzoeker],
wonende te [plaats] , Maryland, Verenigde Staten van Amerika,
verzoekende partij,
verder te noemen: de vader,
gemachtigde: mevr. mr. S.V. de Jong (Silk advocaten & mediators),
tegen
[verweerster],
wonende te [plaats] , Maryland, Verenigde Staten van Amerika,
verwerende partij,
verder te noemen: de moeder,
gemachtigde: eerst mevr. mr. M. van Manen, thans mevr. mr. M.D. Verwoerd (GMW Advocaten),
en met
[minderjarige 1] ,geboren op [geboortedag] 2006 te [geboorteplaats] , en
[minderjarige 2], geboren op [geboortedag] 2008 te [geboorteplaats] ,
hierna beiden te noemen: de kinderen,
als betrokkenen.

1.Het procesverloop

1.1.
De kantonrechter heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
  • het inleidend verzoekschrift, binnengekomen bij de griffie op 21 december 2020, met tien producties (nrs. 1 tot en met 10);
  • het bevoegdheidsverweer tevens voorwaardelijk verweerschrift en voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek, binnengekomen bij de griffie op 21 april 2021 met tien producties (nrs. 1 tot en met 10);
  • de akte aan de zijde van de vader van 23 april 2021 met zes aanvullende producties (nrs. 11 tot en met 16);
  • de akte aan de zijde van de vader van 26 april 2021 met een aanvullende productie (nr. 17);
  • de akte aan de zijde van de vader van 31 januari 2022 met drie aanvullende producties (nrs. 18 tot en met 20);
  • de akte aan de zijde van de vader van 26 april 2022 met vijf aanvullende producties (nrs. 21 tot en met 25);
  • de akte aan de zijde van de moeder van 26 april 2022 met 14 aanvullende producties (nrs. 11 tot en met 24);
  • de brief van de gemachtigde van moeder van 17 mei 2022;
  • de brief van de gemachtigde van vader van 20 mei 2022 met acht aanvullende producties (nrs. 27 tot en met 34);
  • de brief van de gemachtigde van moeder van 23 mei 2022;
  • de e-mail van de gemachtigde van vader van 25 mei 2022.
1.2.
Het verzoekschrift strekt tot verlenen van vervangende toestemming tot het overboeken van saldi op de rekeningen bij Robeco op naam van de kinderen naar een tegenrekening op naam van de vader en van daaruit naar rekeningen, die de vader in de Verenigde Staten beheert voor de kinderen. Bij wijze van tegenverzoeken verzoekt de moeder de saldi op de rekeningen bij Robeco te laten staan, met wijziging van de tegenrekeningen naar rekeningen op naam van de kinderen bij ING-Bank.
1.3.
Op 4 mei 2021 heeft de mondelinge behandeling van het verzoek plaatsgevonden per Skype, waaraan de vader en de moeder vanuit de Verenigde Staten en hun gemachtigden vanuit hun kantoor hebben deelgenomen. De mondelinge behandeling is op 6 mei 2022 op dezelfde wijze voortgezet.
1.4.
Na de mondelinge behandeling hebben partijen zich nog mogen uitlaten over de noodzaak van tegenrekeningen bij Robeco. Na ontvangst van de reacties van de gemachtigden is de uitspraak op het verzoek en op de tegenverzoeken bepaald op heden.
1.5.
In de brief van 23 mei 2022 maakt de gemachtigde van moeder bezwaar tegen de inhoud van de brief van 20 mei 2022 van de gemachtigde van vader, voor zover die brief andere informatie betreft dan ten aanzien van de tegenrekeningen bij Robeco. De kantonrechter volgt de gemachtigde van moeder in dat bezwaar en de kantonrechter zal de brief van de gemachtigde van vader van 20 mei 2022 in zoverre buiten beschouwing laten, alsook in zoverre de inhoud van de producties bij die brief.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn op 3 mei 2001 in Amsterdam met elkaar gehuwd op huwelijkse voorwaarden naar Nederlands recht.
2.2.
De vader heeft de Nederlandse nationaliteit, de moeder heeft de Amerikaanse nationaliteit.
2.3.
Uit het huwelijk zijn de kinderen geboren. De kinderen hebben zowel de Nederlandse als de Amerikaanse nationaliteit.
2.4.
Tot 2009 hebben de vader, de moeder en de kinderen in Nederland gewoond. In 2009 is het gezin verhuisd naar de Verenigde Staten.
2.5.
In januari 2021 heeft de rechtbank Den Haag de echtscheiding tussen partijen uitgesproken.
2.6.
De kinderen hebben op hun naam elk een rekening bij Robeco, waarop de vader uit zijn vermogen spaargelden heeft gestort. In 2019 bedroeg het saldo op de rekeningen ongeveer € 123.000 per rekening.
2.7.
Op 1 februari 2022 heeft de rechtbank van Anne Arundel County, Maryland, Verenigde Staten een omgangs- en gezagsregeling voor de kinderen vastgelegd.
3.
Het inleidende verzoek van de vader, de tegenverzoeken van de moeder en het verweer tegen het inleidende verzoek en de tegenverzoeken
3.1.
De vader verzoekt om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad: (I.) hem vervangende toestemming te verlenen om de volledige gelden c.q. actuele saldi ten tijde van de ten dezen af te geven beschikking op de rekeningen bij Robeco met de nummers [rekeningnummer 1] en [rekeningnummer 2] op naam van de kinderen over te maken naar de tegenrekening op naam van de vader bij de ING Bank met nummer [rekeningnummer 3] ; (II.) hem te machtigen om van de sub I genoemde gelden een bedrag van USD 5.000 per kind over te maken naar de college savings accounts van de kinderen gecreëerd door de staat Maryland, VS, en welke onder beheer van de vader zijn, zijnde in totaal een bedrag van USD 10.000; (III.) hem een algemene machtiging te verlenen om na aftrek van het sub II genoemde totaalbedrag van de sub I genoemde gelden, het restant van de gelden te beleggen in de VS in de bestaande Fidelity Education accounts welke de vader voor de kinderen beheert; (IV.) te bepalen dat de vader gehouden is om de vrouw jaarlijks (na afloop van het jaar) een overzicht te verstrekken van de saldi en het verloop van de beleggingen van de kinderen bij de sub II en sub III genoemde accounts; althans ten aanzien van deze verzoeken een beslissing te nemen die de kantonrechter rechtens juist acht.
3.2.
Aan het verzoek legt de vader ten grondslag dat het vermogen van de kinderen bij Robeco nauwelijks rendement maakt, dat hij bij uitstek geschikt is om het vermogen van de kinderen te beheren en te beleggen en dat het vermogen van de kinderen uit zijn vermogen is gefinancierd en hij ook in de Verenigde Staten beleggingen van de kinderen beheert. Daarbij is de vader bereid de moeder jaarlijks inzage te geven in het verloop en het beheer van de gelden.
3.3.
Bij wijze van tegenverzoeken verzoekt de moeder, na wijziging van haar verzoeken, bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Primair te bepalen dat de gelden op de Robecorekeningen zullen blijven staan, waarbij de rekeningen gekoppeld aan de Robecorekeningen dienen de worden gewijzigd in die zin dat de rekeningen van de kinderen, zijnde de rekening met rekeningnummer [rekeningnummer 4] als tegenrekening van de Robecorekening van [minderjarige 1] wordt gesteld en dat de rekening met rekeningnummer [rekeningnummer 5] als tegenrekening van de Robecorekening van [minderjarige 2] wordt gesteld, Subsidiair de vader te veroordelen zijn medewerking te verlenen aan het overboeken van de volledige gelden c.q. de actuele saldi ten tijde van de ten dezen af te geven beschikking op de rekeningen bij Robeco met de nummers [rekeningnummer 1] en [rekeningnummer 2] op naam van de kinderen naar de Fidelity Youth accounts van de kinderen, derhalve naar de rekeningnummers [rekeningnummer 6] ten name van [minderjarige 1] respectievelijk [rekeningnummer 7] ten name van [minderjarige 2] , waarbij de overboekingen zullen plaatsvinden via de ING-rekeningen van de kinderen die dan als tegenrekeningen van de Robecorekeningen dienen te worden aangemerkt, althans een beslissing te nemen die de kantonrechter juist acht.
3.4.
Aan haar tegenverzoeken legt de moeder ten grondslag dat het belang van de kinderen het meest is gewaarborgd indien het vermogen van de kinderen door beide ouders gezamenlijk wordt beheerd. Indien het vermogen van de kinderen zou worden overgemaakt naar de Verenigde Staten verliest zij het beheer over dat deel van het vermogen van de kinderen.
3.5.
Zowel de moeder als de vader voeren verweer tegen de verzoeken van de wederpartij. Voor zover relevant zal het verweer van partijen hierna besproken worden.

4.De beoordeling

Rechtsmacht
4.1.
Omdat zowel partijen als (met name ook) de kinderen niet in Nederland, maar in de Verenigde Staten wonen, dient de kantonrechter allereerst vast te stellen of hij rechtsmacht heeft.
4.2.
Voor de beoordeling van de rechtsmacht neemt de kantonrechter als uitgangspunt dat de kinderen niet in Nederland wonen, maar wel de Nederlandse nationaliteit hebben.
4.3.
Voor de beoordeling van de rechtsmacht neemt de kantonrechter daarnaast als uitgangspunt dat de Verenigde Staten weliswaar het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 hebben ondertekend (op 20 oktober 2010), maar tevens dat de Verenigde Staten dit verdrag niet hebben geratificeerd. Daarmee mist dit verdrag toepassing bij de beoordeling van de rechtsmacht van de kantonrechter.
4.4.
Indien het Haags Kinderbeschermingsverdrag niet van toepassing is dient de kantonrechter eerst aan de hand van de Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad van de Europese Unie van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid (de Verordening Brussel II bis) beoordelen of hij rechtsmacht heeft.
4.5.
De Verordening Brussel II bis bepaalt in artikel 12 lid 3:
De gerechten van een lidstaat zijn ook in andere procedures dan die welke in lid 1 worden bedoeld, bevoegd ter zake van de ouderlijke verantwoordelijkheid voor een kind, indien: a) het kind een nauwe band met die lidstaat heeft, met name omdat een van de personen die de ouderlijke verantwoordelijkheid dragen, zijn gewone verblijfplaats in die lidstaat heeft of omdat het kind onderdaan van die lidstaat is; en b) hun bevoegdheid op het tijdstip waarop de zaak bij het gerecht aanhangig is gemaakt, uitdrukkelijk dan wel op enige andere ondubbelzinnige wijze is aanvaard door alle partijen bij de procedure en door het belang van het kind wordt gerechtvaardigd.
4.6.
Op grond van dit artikel zou de conclusie getrokken kunnen worden dat de kantonrechter niet bevoegd is van dit betreffende verzoek kennis te nemen, alleen al omdat uit de processtukken blijkt dat niet alle betrokken partijen de rechtsmacht van de Nederlandse rechter hebben aanvaard. De moeder heeft immers in haar verweerschrift gesteld dat de vader zich ten onrechte op het standpunt stelt dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft, omdat die rechtsmacht noch uit het Haags Kinderbeschermingsverdrag noch uit de Verordening Brussel II bis voortvloeit. Dat mag inderdaad zo zijn, maar dat neemt niet weg dat de kantonrechter in het voorliggende geval voldoende aanknopingspunten ziet in artikel 5 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering om desondanks rechtsmacht aan te nemen. De kantonrechter is van oordeel dat zich het uitzonderlijke geval voordoet dat het belang van de kinderen die rechtsmacht rechtvaardigt. In het verzoekschrift stelt de vader namelijk dat hij geen mogelijkheden ziet het voorliggende verzoek aan de rechter te Maryland (VS), de feitelijke woonplaats van de kinderen, voor te leggen en de moeder heeft deze stelling niet, althans onvoldoende bestreden. Daarbij komt nog dat de Amerikaanse raadsvrouw van de vader bevestigt dat de rechter in Maryland geen rechtsmacht en/of bevoegdheid heeft ten aanzien van banktegoeden op naam van de kinderen, omdat tegoeden op naam van de kinderen, die uit het vermogen van één van beide ouders afkomstig zijn, worden geacht tegoeden te zijn van de ouder uit wiens vermogen de tegoeden afkomstig zijn. Het Nederlandse recht kent een dergelijke regel niet en de kern van het voorliggende verzoek is juist dat de vader een beslissing wenst ter zake van het overboeken van de tegoeden van de kinderen. Indien de rechter in Maryland zich hierover geen rechtsmacht zou toekennen, dan zou de vader geen bevoegd forum kunnen vinden voor de beoordeling van zijn verzoek. Daarom is de kantonrechter van oordeel is dat hij in deze rechtsmacht heeft.
Toepasselijk recht
4.7.
Nu de kantonrechter heeft overwogen dat hij rechtsmacht heeft, is de volgende te beantwoorden vraag naar welk recht hij het verzoek van de vader dient te beoordelen. Daarbij overweegt de kantonrechter dat het voorliggende verzoek rechtstreeks voortvloeit uit de gezagsregeling van de vader en de moeder met betrekking tot de kinderen, met dien verstande dat een onderscheid gemaakt moet worden tussen de familiaire aspecten van het gezag en de vermogensrechtelijke aspecten daarvan.
4.8.
Met betrekking tot de familiaire aspecten van het gezag is intussen ten overstaan van de rechter van Anne Arundel County, Maryland (VS) een omgangs- en gezagsregeling tot stand gekomen. Deze omgangs- en gezagsregeling is overgelegd als productie 11 aan de zijde van de moeder. In deze regeling ligt de nadruk op de familiaire zijde van de omgang, namelijk een regeling bij welke ouder de kinderen op gezette tijden verblijven en verdere afspraken met betrekking tot de opvoeding en de ontwikkeling van de kinderen. Duidelijk is dat op deze regeling het recht van Maryland van toepassing is. Dat is immers de plaats waar alle betrokkenen hun vaste woonplaats hebben.
4.9.
De omgangsregeling bevat slechts algemene bepalingen ten aanzien van de vermogensrechtelijke aspecten van het gezag van de vader en de moeder. In feite beperken die bepalingen zich tot de volgende:
(…) that the parties be and they are hereby awarded joint legal custody of the two minor children of the parties ( [minderjarige 1] , age [age] , [minderjarige 2] age [age] ); and (….) All significant decisions concerning the children, including but not limited to their education, religious training, medical care and other activities shall be made jointly by the parties end not by either to the exclusion of the other.
4.10.
Hoewel vermogensrechtelijke beslissingen niet genoemd worden bij de voorbeelden van
significant decisions concerning the childrenis de kantonrechter van oordeel dat vermogensrechtelijke beslissingen ook als
significant decisionshebben te gelden en dat de strekking van de omgangs- en gezagsregeling is dat beide ouders deze belangrijke beslissingen
samen(moeten) nemen.
4.11.
Waar het op zichzelf genomen voor de hand zou liggen dat de kantonrechter in het verlengde van de omgangs- en gezagsregeling, waarop het recht van Maryland van toepassing is, het voorliggende verzoek ook naar het recht van Maryland zou beoordelen, doet zich de bijzondere situatie voor dat dat rechtsstelsel juist op het punt van het bewind over zekere vermogensbestanddelen van de kinderen, namelijk die vermogensbestanddelen, die uit het vermogen van één van beide ouders afkomstig is, zich niet verhoudt met het Nederlandse recht, en overigens ook niet met de strekking van de omgangs- en gezagsregeling, zoals hiervoor besproken.
4.12.
Naar Nederlands recht kunnen minderjarigen een eigen vermogen hebben, zij het dat de minderjarigen nog beschikkingsonbevoegd zijn om over dat vermogen te beslissen. In artikel 1:253i lid 1 BW is bepaald:
Ingeval van gezamenlijke gezagsuitoefening voeren de ouders gezamenlijk het bewind over het vermogen van het kind en vertegenwoordigen zij gezamenlijk het kind in burgerlijke handelingen, (….).Naar Nederlands recht is derhalve het bewind over het vermogen van de kinderen onlosmakelijk gekoppeld aan het gezag over de kinderen. Naar het recht van Maryland is het bewind over het vermogen van minderjarige kinderen niet onlosmakelijk gekoppeld aan het gezag over de kinderen. Immers, naar het recht van Maryland voert de ouder uit wiens vermogen het vermogen van de minderjarige(n) is gevoed het bewind over dat vermogensbestanddeel. Naar het oordeel van de kantonrechter verhoudt dat aspect van het recht van Maryland zich niet met het gelijkheidsbeginsel uit het Nederlandse recht ter zake van het gezamenlijke bewind van de beide met gezag belaste ouders.
4.13.
De gelijkwaardigheid van de beide met gezag belaste ouders is naar het oordeel van de kantonrechter een uitgangspunt van de Nederlandse openbare (rechts)orde. Indien een rechtsregel uit een ander rechtsstelsel, zoals dat van Maryland, zich niet verhoudt tot een regel van Nederlandse openbare orde, dan kan de Nederlandse rechter op dat punt dat andere rechtsstelsel niet toepassen, ook al zou het voor de hand liggen, zoals in het voorliggende geval, om dat wel te doen. Uit een en ander vloeit dus voort dat de kantonrechter het verzoek van vader zal toetsen aan het Nederlandse recht.
Inhoudelijke beoordeling van het verzoek en de tegenverzoeken
4.14.
Bij de inhoudelijke beoordeling van het inleidende verzoek van de vader stelt de kantonrechter voorop dat hij in deze slechts één belang voor ogen dient te houden en dat is het belang van de kinderen. Dat is immers ook de achterliggende gedachte van de wetgever, die het bewind van de ouders over het vermogen van de kinderen in zekere mate heeft onderworpen aan het toezicht door de kantonrechter (artikel 1:345 BW in combinatie met artikel 1:253k BW).
4.15.
Het belang van de kinderen in deze is de instandhouding van hun vermogen voor zover dat betreft de op hun naam gestelde tegoeden bij Robeco. Zoals eerder overwogen zijn deze tegoeden onderworpen aan de rechtsmacht van de kantonrechter, in die zin dat de vader en de moeder de toestemming van de kantonrechter nodig hebben indien zij over dat vermogen wensen te beschikken. Eventuele vermogensbestanddelen van de kinderen buiten de rechtsmacht van de kantonrechter, meer in het bijzonder vermogensbestanddelen waarop een ander rechtsregime, bijvoorbeeld dat van de staat Maryland, van toepassing is, zijn in zoverre niet aan het toezicht door de kantonrechter onderworpen.
4.16.
Het verzoek van de vader strekt er in feite toe de mogelijkheid te openen de tegoeden van de kinderen bij Robeco over te hevelen naar financiële instellingen in de staat Maryland, althans in de Verenigde Staten, waarvan de vader zelf, zoals blijkt uit zijn verzoek, stelt, dat deze
onder beheer van de vader staan. Ook blijkt uit het verzoek dat de moeder bij het beheer van de betreffende rekeningen geen rol heeft. De vader zou namelijk de moeder slechts jaarlijks achteraf een overzicht moeten verstrekken van het verloop van de beleggingen.
4.17.
Niet alleen uit zijn eigen verzoek, maar ook uit de werking van het recht van de staat Maryland, blijkt dat het indirecte gevolg van het overhevelen van de tegoeden van de kinderen naar de Verenigde Staten tot gevolg heeft dat de moeder niet langer het beheer, of wellicht beter het bewind over die vermogensbestanddelen van de kinderen zal hebben. Nog los van de vraag in hoeverre de vader of de moeder al dan niet beter in staat is het vermogen van de kinderen te beheren, druist het verzoek van de vader in tegen het eerdergenoemde gelijkheidsbeginsel van de met gezag belaste ouders over de kinderen omdat naar Nederlands recht het bewind over het vermogen onlosmakelijk is verbonden met gezag over de kinderen. Nu vaststaat dat ten overstaan van de rechter in Maryland de vader en de moeder het gezamenlijke gezag over de kinderen hebben, vloeit uit het Nederlandse recht voort dat zij ook
gezamenlijkhet bewind over het vermogen van de kinderen dienen uit te oefenen. Toewijzing van het verzoek van vader zou dat uitgangspunt geweld aandoen en daarom ook zal het verzoek van vader worden afgewezen. Daarbij geldt dat het in het belang van de kinderen is dat beide ouders het bewind over het vermogen, voor zover dat is onderworpen aan de rechtsmacht van de kantonrechter, zullen blijven kunnen uitoefenen en dat belang is in ieder geval gewaarborgd zolang als de tegoeden bij Robeco aangehouden blijven.
4.18.
Uit voorgaande overwegingen vloeit voort dat het eerste deel van het primaire tegenverzoek van de moeder zal worden toegewezen, namelijk dat vooralsnog de tegoeden van de kinderen op de huidige rekeningen op hun naam bij Robeco zullen blijven staan. Het enige element waarover de kantonrechter nog een beslissing dient te nemen is de vraag of de tegenrekeningen van de rekeningen bij Robeco, die thans nog staan op naam van de vader, dienen te worden gewijzigd in tegenrekeningen op naam van de kinderen.
4.19.
Met betrekking tot het mechanisme van de rekeningen bij Robeco en de tegenrekeningen hebben partijen zich nog mogen uitlaten en beide partijen hebben dat ook gedaan. Daaruit komt naar voren dat aan de Robecorekeningen tegenrekeningen gekoppeld moeten zijn, omdat het niet mogelijk is rechtstreeks vanuit de Robecorekeningen betalingen te doen, anders dan aan de persoon ten name van wie de rekeningen zelf gesteld zijn. Dus zelfs als met instemming van beide ouders gelden van de Robecorekeningen gebruikt zouden moeten worden ten gunste van welk doel van de kinderen dan ook, is een tegenrekening noodzakelijk. Naar het oordeel van de kantonrechter wordt het meest recht gedaan aan hetgeen in deze beschikking eerder is overwogen, namelijk dat zolang de kinderen minderjarig zijn het bewind over hun vermogen wordt gevoerd door beide ouders gezamenlijk, dat ook tegenrekeningen van de Robecorekeningen op naam van de kinderen op naam van de ouders staan. In dat verband heeft de moeder aangegeven welke rekeningen (met welke rekeningnummers) op naam van de kinderen staan. Naar het oordeel van de kantonrechter wordt in ieder geval geen recht gedaan aan hetgeen in deze beschikking is overwogen indien het vermogen van de kinderen, zij het naar een bankrekening ten name van de vader in Nederland of a fortiori naar een rekening ten name van de vader in Maryland zou worden overgeboekt, omdat dan het gezamenlijke bewind van beide ouders niet meer gewaarborgd kan worden. Het verzoek van de moeder om als tegenrekeningen te benoemen de in rechtsoverweging 3.3. genoemde rekeningen bij ING-Bank zal daarom worden toegewezen.
4.20.
Voor zover uit de e-mail van Robeco van 18 mei 2022 (Bijlage 28 bij de brief van de gemachtigde van vader van 20 mei 2022) zou volgen dat het na eind oktober 2022 niet langer mogelijk is op de huidige wijze bij Robeco te beleggen, zouden de vader en de moeder gezamenlijk kunnen beslissen om het vermogen te gaan beleggen. Immers, de e-mail geeft duidelijk aan dat dat een mogelijkheid is (
‘…, óf u gaat ermee beleggen). Als de vader en de moeder daartoe niet zouden besluiten of indien zij geen overeenstemming kunnen bereiken over de wijze van beleggen, ligt het voor de hand dat de vrijkomende gelden worden overgemaakt naar de in de vorige rechtsoverweging genoemde rekeningen ten name van de kinderen bij ING-Bank. Daar kunnen de gelden dan blijven, totdat de kinderen meerderjarig zijn en zelf over hun vermogen kunnen beslissen. Bij aanwijzing van die bankrekeningen wordt het liquideren van de huidige rekeningen bij Robeco en bij gebreke van onderlinge overeenstemming tussen de vader en de moeder een automatisme.
4.21.
Slotsom van al het voorgaande is dat de verzoeken van de vader zullen worden afgewezen en dat het primaire verzoek van de moeder zal worden toegewezen. Aldus behoeft het subsidiaire verzoek van de moeder geen nadere bespreking meer.
4.22.
Gelet op de aard van deze procedure zal de kantonrechter de proceskosten zodanig tussen partijen verdelen dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
In het inleidende verzoek van de vader
- wijst het verzoek van de vader af;
In het tegenverzoek van de moeder
- bepaalt dat de gelden op de Robecorekeningen zullen blijven staan, waarbij de rekeningen gekoppeld aan de Robecorekeningen dienen te worden gewijzigd in die zin dat de rekeningen van de kinderen, zijnde de rekening met rekeningnummer [rekeningnummer 4] als tegenrekening van de Robecorekening van [minderjarige 1] wordt gesteld en dat de rekening met rekeningnummer [rekeningnummer 5] als tegenrekening van de Robecorekening van [minderjarige 2] wordt gesteld;
- verklaart deze beschikking op het tegenverzoek van de moeder tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst hetgeen meer of anders is verzocht af;
In het inleidende verzoek en het tegenverzoek
- verdeelt de proceskosten zodanig tussen partijen dat elke partij de eigen proceskosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.W.D. Bom en op 24 juni 2022 en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.