ECLI:NL:RBDHA:2022:6646

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 juli 2022
Publicatiedatum
8 juli 2022
Zaaknummer
NL22.2146
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in asielzaak wegens niet-geldige ingebrekestelling

In deze zaak heeft verzoeker, een asielzoeker, op 10 februari 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 26 juli 2021. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft op 24 februari een verweerschrift ingediend. Op 15 maart 2022 heeft de staatssecretaris de aanvraag van verzoeker ingewilligd, waarna verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van proceskosten. De rechtbank heeft vervolgens uitspraak gedaan zonder zitting op het verzoek om proceskostenveroordeling, met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb een bestuursorgaan in de proceskosten kan worden veroordeeld indien bij de intrekking van het beroep daarom wordt verzocht en verweerder geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen. Verweerder heeft echter betoogd dat er geen sprake is van een geldige ingebrekestelling, wat verzoeker betwist. De rechtbank oordeelt dat verzoeker niet heeft aangetoond dat hij een geldige ingebrekestelling heeft verzonden, aangezien de overgelegde faxbevestiging een foutmelding vertoonde. Hierdoor kon niet worden vastgesteld dat het beroep ontvankelijk was, en werd het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen.

De rechtbank heeft het verzoek om vergoeding van de proceskosten afgewezen, en deze uitspraak is gedaan door rechter J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van griffier N.M.L. van der Kammen. De uitspraak is openbaar gemaakt en verzoeker is geïnformeerd over de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.2146
uitspraak van de enkelvoudige kamer op het verzoek op grond van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht in de zaak tussen

[Naam], verzoeker,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. J.M. Walls),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: H. Jahanyar).

Procesverloop

Verzoeker heeft op 10 februari 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 26 juli 2021.
Verweerder heeft op 24 februari een verweerschrift ingediend.
Op 27 februari 2022 heeft verzoeker nadere gronden ingediend.
Bij besluit van 15 maart 2022 heeft verweerder de aanvraag van verzoeker ingewilligd.
Verzoeker heeft het beroep niet tijdig beslissen vervolgens ingetrokken en verzocht om vergoeding van proceskosten.
Verweerder heeft op 31 maart 2022 op dit verzoek gereageerd.
De rechtbank doet met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting op het verzoek om proceskostenveroordeling.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank bij afzonderlijke uitspraak en met toepassing van artikel 8:75 Awb een bestuursorgaan in de proceskosten veroordelen, indien bij de intrekking van het beroep daarom wordt verzocht en verweerder geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen.
2. Verweerder stelt zich in reactie op het verzoek op het standpunt dat geen sprake is geweest van een geldige ingebrekestelling. Hij meent daarom dat het verzoek moet worden afgewezen.
3. Verzoeker heeft in reactie hierop aangevoerd dat verweerder weliswaar terecht opmerkt dat de faxbevestiging bij de ingebrekestelling een foutmelding bevat, maar dat hieruit niet de conclusie kan worden getrokken dat geen sprake is van een geldige ingebrekestelling. Dit onderbouwt volgens verzoeker slechts dat het kantoor een onjuiste faxbevestiging scande. Dat verweerder in de ontvangstbevestiging van de ingebrekestelling stelt dat (eerst) op 10 februari 2022 in gebreke zou zijn gesteld blijft in het geheel voor rekening van verweerder zolang verweerder deze ingebrekestelling niet in het dossier plaatst.
4. De rechtbank oordeelt als volgt.
5. De aanvrager die bij de bestuursrechter wil opkomen tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag moet aantonen dat hij het bestuursorgaan hiervoor een geldige ingebrekestelling heeft verstuurd. [1]
6. Uit de door verweerder overgelegde ontvangstbevestiging volgt dat de IND stelt dat zij op 10 februari 2022 bekend is geworden met een door verzoeker verstuurde ingebrekestelling. Verzoeker heeft een op 26 januari 2022 gedateerde ingebrekestelling overgelegd, maar heeft niet aangetoond wanneer deze aan verweerder is verstuurd. Uit de eveneens door verzoeker overgelegde faxbevestiging is dit niet af te leiden. De faxbevestiging vermeldt namelijk als resultaat van verzending: ‘FOUT’. Verzoeker stelt zich verder kennelijk op het standpunt dat hij hiermee een verkeerde faxbevestiging heeft overgelegd, echter zonder alsnog aan te tonen dat hij in verband met het uitblijven van een besluit op zijn asielaanvraag aan verweerder een geldige ingebrekestelling heeft verzonden. Nu gelet hierop niet kan worden vastgesteld dat het door verzoeker ingestelde beroep ontvankelijk was, komt het verzoek om verweerder te veroordelen in de proceskosten niet voor inwilliging in aanmerking.
7. De rechtbank zal het verzoek dan ook afwijzen.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 6:12, tweede lid aanhef en onder a en b van de Awb.