ECLI:NL:RBDHA:2022:6646
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in asielzaak wegens niet-geldige ingebrekestelling
In deze zaak heeft verzoeker, een asielzoeker, op 10 februari 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 26 juli 2021. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft op 24 februari een verweerschrift ingediend. Op 15 maart 2022 heeft de staatssecretaris de aanvraag van verzoeker ingewilligd, waarna verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van proceskosten. De rechtbank heeft vervolgens uitspraak gedaan zonder zitting op het verzoek om proceskostenveroordeling, met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb een bestuursorgaan in de proceskosten kan worden veroordeeld indien bij de intrekking van het beroep daarom wordt verzocht en verweerder geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen. Verweerder heeft echter betoogd dat er geen sprake is van een geldige ingebrekestelling, wat verzoeker betwist. De rechtbank oordeelt dat verzoeker niet heeft aangetoond dat hij een geldige ingebrekestelling heeft verzonden, aangezien de overgelegde faxbevestiging een foutmelding vertoonde. Hierdoor kon niet worden vastgesteld dat het beroep ontvankelijk was, en werd het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen.
De rechtbank heeft het verzoek om vergoeding van de proceskosten afgewezen, en deze uitspraak is gedaan door rechter J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van griffier N.M.L. van der Kammen. De uitspraak is openbaar gemaakt en verzoeker is geïnformeerd over de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.