ECLI:NL:RBDHA:2022:6608

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 juli 2022
Publicatiedatum
7 juli 2022
Zaaknummer
C/09/609617 / FA RK 21-2111
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbetering van de geboorteakte en wijziging van de voornaam van een geadopteerde persoon na vermoedelijke babywissel

In deze zaak verzoekt de verzoekster, die in Sri Lanka is geadopteerd door een Nederlands echtpaar, om verbetering van haar geboorteakte en wijziging van haar voornaam. De verzoekster stelt dat zij slachtoffer is van een babywissel, aangezien zij als baby in Sri Lanka is omgewisseld. De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende aanwijzingen zijn voor een babywissel en dat de geboorteakte ten onrechte in de registers van de burgerlijke stand is opgenomen. De rechtbank oordeelt dat het doorhalen van de geboorteakte in dit geval onaanvaardbaar is, en heeft daarom de verbetering van de geboorteakten van de verzoekster en haar kinderen gelast, evenals de toewijzing van de voornaamswijziging. De kosten van het DNA-onderzoek zijn ten laste van de Rijkskas gebracht, en de rechtbank heeft geen reden gezien om de ambtenaar van de burgerlijke stand in de proceskosten te veroordelen. De zaak is behandeld door een meervoudige kamer van de Rechtbank Den Haag, en de beslissing is genomen op 7 juli 2022.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 21-2111
Zaaknummer: C/09/609617
Datum beschikking: 07 juli 2022

Verbetering akte register burgerlijke stand en voornaamswijziging

Beschikking op het op 25 maart 2021 ingekomen verzoekschrift van:

[verzoekster] ,

verzoekster,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. I.C. van Krimpen te Amsterdam.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente] ,
zetelend te [gemeente] ,
de ambtenaar.

Procedure

Bij beschikking van 14 april 2022 van deze rechtbank is een onderzoek door een deskundige bevolen van het DNA van verzoekster en [naam 2] , geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats] , Sri Lanka, en is aan deze deskundige de vraag voorgelegd welke conclusie er aan de hand van zijn bevindingen moet worden getrokken ten aanzien van het eventuele verwantschap van de onderzochte personen.
De rechtbank heeft vervolgens de volgende stukken ontvangen:
- een deskundigenrapportage Rechtsgeldig Verwantschapsonderzoek van 5 mei
2022, verricht door [organisatie] , waaruit de conclusie volgt dat de onderzochte
personen met een hoge mate van waarschijnlijkheid niet verwant zijn aan elkaar;
- de brief van 23 mei 2022 van de zijde van verzoekster;
- de brief van 13 juni 2022 van de zijde van de ambtenaar

Beoordeling

De rechtbank handhaaft alles wat in de vorige beschikking is overwogen en beslist, voor zover in deze beschikking niet anders wordt overwogen of beslist.
Verbetering geboorteakte
In de beschikking van 14 april 2022 heeft de rechtbank overwogen dat om eventueel tot toewijzing van het verzoek te kunnen komen in ieder geval moet komen vast te staan dat verzoekster niet als onderdeel van een tweeling is geadopteerd door de adoptiefouders, omdat daarmee kan komen vast te staan dat verzoekster niet de baby [voornaam 2] is, die op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats] , Sri Lanka, is geboren als zus van [naam 2] .
Uit de deskundigenrapportage Rechtsgeldig Verwantschapsonderzoek volgt dat met hoge mate van waarschijnlijkheid verzoekster en [naam 2] , geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats] , Sri Lanka, geen biologische broer en zus zijn.
De adoptie van verzoekster en haar adoptiefbroer is tot stand gekomen door bemiddeling van Stichting [stichting] . Deze stichting wordt ook genoemd in het rapport van de Commissie Onderzoek Interlandelijke Adoptie, waaruit volgt dat in de interlandelijke adoptiepraktijk tussen Sri Lanka en Nederland veel misstanden voor kwamen.
Gelet op het vorenstaande en nu er geen discussie bestaat over de vraag of de geadopteerde broer van verzoekster [voornaam] (roepnaam [roepnaam] ) daadwerkelijk [voornaam] is, te samen met de afgelegde verklaring over de gang van zaken ten tijde van de adoptie door de vader van verzoekster en haar broer, is naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk dat sprake is geweest van een verwisseling van baby [voornaam 2] met een andere baby. Dit betekent dat de rechtbank ervan uit gaat dat verzoekster niet de persoon is die in de geboorteakte is vermeld. De vraag die beantwoord dient te worden, is wie verzoekster dan wel is.
Uit de overgelegde stukken en dat wat op de zitting van 24 februari 2022 is besproken volgt dat de adoptiefouders van verzoekster twee jaar na de adoptie de heer [naam 4] weer ontmoet hebben op een reünie van de Stichting [stichting] . Zij hebben de heer [naam 4] toen gevraagd naar de gezondheidstoestand van baby [voornaam 2] . Hij weigerde hierover op dat moment informatie te verschaffen. Later heeft hij de adoptiefouders, in reactie op een brief van hen, bij brief medegedeeld dat baby [voornaam 2] alsnog was opgeknapt en dat hij geen idee heeft wie de baby heeft “meegenomen”. Bij deze brief heeft hij de adoptiefouders ook een officiële medische verklaring van baby [voornaam 3] gestuurd, onder excuses dat hij dit medisch rapport niet eerder kon toesturen. Deze gang van zaken wordt ook onderschreven in de schriftelijke verklaring van de adoptiefvader, welke bij het verzoekschrift is overgelegd.
De rechtbank overweegt als volgt.
Uit hoofdstuk 8 van het rapport van de Commissie Onderzoek Interlandelijke Adoptie blijkt dat in de interlandelijke adoptiepraktijk tussen Sri Lanka en Nederland veel misstanden voor kwamen. In het rapport is vermeld dat op
de adoptiepapieren en de verblijfsvergunning de persoonsgegevens niet overeenkwamen met het kind dat daadwerkelijk in Nederland verbleef. In paragraaf 8.3.1 staat omschreven: “omdat de juiste gegevens onbekend waren, nam de adoptievader contact op met de directie Kinderbescherming van het ministerie van Justitie. Ambtenaren zouden hem daar verteld hebben: “dat hij maar contact moest opnemen met bemiddelingsbureau [stichting] en dat men daar wel een “foefje” wist voor dergelijke gevallen.”Een ambtenaar reageerde verontwaardigd en zou dit uitzoeken. Hier is geen vervolg aan gegeven. Dergelijke gevallen kwamen vaker voor. Justitie signaleerde: “het is een feitelijke en politieke realiteit, dat de kinderen om welke het in deze gevallen gaat, niet of nauwelijks verwijderbaar zijn, nadat ze illegaal Nederland zijn binnengebracht. (…) de ‘fait accompli’-gedachte staat voorop.” De houding en handelwijze van [stichting] werden om onduidelijke redenen gedoogd door de Nederlandse overheid. Er volgden geen sancties, waardoor [stichting] stelselmatig een uitzonderingspositie kreeg over een periode van ten minste twee jaar (februari 1983 – april 1985).Dat waren jaren waarin honderden Sri Lankaanse adoptiekinderen – in eerste instantie mogelijk dus zonder personalia – via [stichting] Nederland binnenkwamen.Ambtenaren bij Justitie signaleerden daarop dat “regelend optreden van overheidswege niet te lang meer op zich mag laten wachten.” Dat gebeurde uiteindelijk, los van deze specifieke situatie, met de invoering van de Wobp van 1989. Eerder, in 1981, maakte de grootste bemiddelaar BIA zich in de pers zorgen over “malafide bemiddelaars”. Volgens BIA was bij Justitie bekend dat kinderen met onjuiste papieren naar Nederland werden gehaald. BIA beklaagde zich erover dat de overheid daar niets aan deed “uit angst voor een negatieve pers”. Zulke aantijgingen werden de jaren erna vaker geuit tegen de overheid en bepaalde bemiddelaars, maar doorgaans in de wind geslagen.”
Wat de zaak van verzoekster bijzonder maakt, is dat vaststaat dat zij niet de geadopteerde baby [voornaam 2] , onderdeel van een tweeling, is. Verzoekster is er, op grond van de officiële medische verklaring van baby [voornaam 3] , die de heer [naam 4] bij brief heeft toegezonden, van overtuigd dat zij baby [voornaam 3] is. Haar aanknopingspunt daarbij is de verklaring van haar vader en het doktersattest dat de heer [naam 4] jaren later alsnog heeft toegezonden.
De vader van verzoekster geeft in zijn verklaring aan dat de heer [naam 4] , toen baby [voornaam 2] ernstig ziek bleek te zijn, meldde dat hij een ander meisje, [voornaam 3] , voor hen geregeld had. De vader heeft verder verklaard dat de heer [naam 4] hen later, na de reünie, het officiële doktersattest van [voornaam 3] heeft toegezonden. Nu de ouders al eerder bekend waren met de juiste geboortenaam van verzoekster en deze overeenkomt met de naam in het doktersattest, is er dus een connectie tussen de aan de adoptiefouders overgedragen baby en dat doktersattest.
Hierbij komt dat er in dit geval
op papiergeen discrepantie bestond tussen de naam van de geadopteerde baby [voornaam 2] en de Sri Lankaanse en Nederlandse adoptiepapieren. Hierom valt niet in te zien waarom de heer [naam 4] jaren later, terwijl de adoptie al was gerealiseerd en gesteld noch gebleken is dat er overigens (juridische) problemen waren waarvoor een dergelijk stuk nodig was, het doktersattest van een willekeurige andere baby, niet zijnde verzoekster, vanuit Sri Lanka aan de adoptieouders zou hebben gestuurd. Hierom hecht de rechtbank geloof aan de inhoud van dit stuk en neemt de rechtbank aan dat verzoekster baby [voornaam 3] is. Daarbij neemt de rechtbank ook in aanmerking dat verzoekster er zelf ook van overtuigd is dat zij de baby is vermeld op dat later toegestuurde Medical report. De rechtbank is van oordeel dat verzoekster, gelet op de lastige bewijspositie waarin zij verkeert, voldoende heeft gedaan om aan te tonen dat zij deze baby [voornaam 3] is en dat van haar niet gevergd kan worden om nog meer inspanningen te verrichten, ook niet in Sri Lanka om een geboorteakte van baby [voornaam 3] te verkrijgen. Het is daarbij vooral de vraag of een dergelijke akte vanwege privacy redenen aan verzoekster zal worden verstrekt door de Sri Lankaanse autoriteiten. De rechtbank ziet in het voorgaande dan ook aanleiding om het verzoek van verzoekster om haar geboortegegevens te wijzigen toe te wijzen.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld op welke manier de toewijzing van het verzoek in de registers van de burgerlijke stand geregistreerd moet worden. Denkbaar is dat de huidige geboorteakte met nummer [nummer] dient te worden doorgehaald, waarna de geboortegegevens van verzoekster worden vastgesteld. Een andere mogelijkheid is voornoemde akte te verbeteren. De rechtbank stelt zowel de ambtenaar als verzoekster in de gelegenheid zich daarover uit te laten voor na te noemen pro forma datum. Iedere verdere beslissing op dit punt zal worden aangehouden. Hetzelfde geldt ten aanzien van de door verzoeker verzochte proceskostenveroordeling.
Kosten DNA-onderzoek
Zoals overwogen in de beschikking van 14 april 2022 zal de rechtbank de kosten van het DNA-onderzoek ten laste van ’s-Rijks kas brengen. De rechtbank ziet aanleiding om deze beslissing nu wel alvast in het dictum op te nemen.
Beslissing
De rechtbank:
bepaalt dat de behandeling van het verzoek wordt aangehouden tot
1 oktober 2022pro formateneinde verzoekster en de ambtenaar van de burgerlijke stand in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over de doorhaling dan wel verbetering van de geboorteakte van verzoekster als in het lichaam van deze beschikking vermeld;
bepaalt dat beiden uiterlijk zes weken vóór de pro forma datum van 1 oktober 2022 hun standpunt aan de rechtbank kenbaar kunnen maken;
bepaalt dat beiden uiterlijk twee weken vóór de genoemde proformadatum voor zover daarop wordt prijs gesteld, op elkaars standpunt kunnen reageren;
bepaalt dat de kosten van het DNA-onderzoek ten laste van ’s Rijks kas worden gebracht;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.J. Alt-van Endt, J.M. Vink en C.S.F. de Nijs, rechters, bijgestaan door mr. P. Hillebrand als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 7 juli 2022.