Uitspraak
Verbetering akte register burgerlijke stand en voornaamswijziging
Beschikking op het op 25 maart 2021 ingekomen verzoekschrift van:
[verzoekster] ,
Procedure
Beoordeling
de adoptiepapieren en de verblijfsvergunning de persoonsgegevens niet overeenkwamen met het kind dat daadwerkelijk in Nederland verbleef. In paragraaf 8.3.1 staat omschreven: “omdat de juiste gegevens onbekend waren, nam de adoptievader contact op met de directie Kinderbescherming van het ministerie van Justitie. Ambtenaren zouden hem daar verteld hebben: “dat hij maar contact moest opnemen met bemiddelingsbureau [stichting] en dat men daar wel een “foefje” wist voor dergelijke gevallen.”Een ambtenaar reageerde verontwaardigd en zou dit uitzoeken. Hier is geen vervolg aan gegeven. Dergelijke gevallen kwamen vaker voor. Justitie signaleerde: “het is een feitelijke en politieke realiteit, dat de kinderen om welke het in deze gevallen gaat, niet of nauwelijks verwijderbaar zijn, nadat ze illegaal Nederland zijn binnengebracht. (…) de ‘fait accompli’-gedachte staat voorop.” De houding en handelwijze van [stichting] werden om onduidelijke redenen gedoogd door de Nederlandse overheid. Er volgden geen sancties, waardoor [stichting] stelselmatig een uitzonderingspositie kreeg over een periode van ten minste twee jaar (februari 1983 – april 1985).Dat waren jaren waarin honderden Sri Lankaanse adoptiekinderen – in eerste instantie mogelijk dus zonder personalia – via [stichting] Nederland binnenkwamen.Ambtenaren bij Justitie signaleerden daarop dat “regelend optreden van overheidswege niet te lang meer op zich mag laten wachten.” Dat gebeurde uiteindelijk, los van deze specifieke situatie, met de invoering van de Wobp van 1989. Eerder, in 1981, maakte de grootste bemiddelaar BIA zich in de pers zorgen over “malafide bemiddelaars”. Volgens BIA was bij Justitie bekend dat kinderen met onjuiste papieren naar Nederland werden gehaald. BIA beklaagde zich erover dat de overheid daar niets aan deed “uit angst voor een negatieve pers”. Zulke aantijgingen werden de jaren erna vaker geuit tegen de overheid en bepaalde bemiddelaars, maar doorgaans in de wind geslagen.”
op papiergeen discrepantie bestond tussen de naam van de geadopteerde baby [voornaam 2] en de Sri Lankaanse en Nederlandse adoptiepapieren. Hierom valt niet in te zien waarom de heer [naam 4] jaren later, terwijl de adoptie al was gerealiseerd en gesteld noch gebleken is dat er overigens (juridische) problemen waren waarvoor een dergelijk stuk nodig was, het doktersattest van een willekeurige andere baby, niet zijnde verzoekster, vanuit Sri Lanka aan de adoptieouders zou hebben gestuurd. Hierom hecht de rechtbank geloof aan de inhoud van dit stuk en neemt de rechtbank aan dat verzoekster baby [voornaam 3] is. Daarbij neemt de rechtbank ook in aanmerking dat verzoekster er zelf ook van overtuigd is dat zij de baby is vermeld op dat later toegestuurde Medical report. De rechtbank is van oordeel dat verzoekster, gelet op de lastige bewijspositie waarin zij verkeert, voldoende heeft gedaan om aan te tonen dat zij deze baby [voornaam 3] is en dat van haar niet gevergd kan worden om nog meer inspanningen te verrichten, ook niet in Sri Lanka om een geboorteakte van baby [voornaam 3] te verkrijgen. Het is daarbij vooral de vraag of een dergelijke akte vanwege privacy redenen aan verzoekster zal worden verstrekt door de Sri Lankaanse autoriteiten. De rechtbank ziet in het voorgaande dan ook aanleiding om het verzoek van verzoekster om haar geboortegegevens te wijzigen toe te wijzen.
1 oktober 2022pro formateneinde verzoekster en de ambtenaar van de burgerlijke stand in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over de doorhaling dan wel verbetering van de geboorteakte van verzoekster als in het lichaam van deze beschikking vermeld;